Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Walcheren weigerde ‘nieuwe psalmen’ te zingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Walcheren weigerde ‘nieuwe psalmen’ te zingen

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Die stijve Voetianen, die zoo onbuigzaam ware...’

Besluiten op landelijk niveau hebben in plaatselijke kerken vaak grote gevolgen. Uit een fusie ontstaat keer op keer, bijna altijd, een 'herstelde' kerk. Ook een nieuwe Psalmenberijming kan voor problemen zorgen. Zoals in I773' Nee, er ontstond geen nieuwe kerk. Dat zat er toen niet in. Maar des te meer problemen. De nieuwe berijming won het, maar niet zonder slag of stoot. De invoering ging gepaard met arrestaties, verbanningen en gevangenhuizen. En met een graf op het galgenveld in Middelburg: een graf met Martelaarseer!

P.Davidse

Op last van de Algemene Staten werd in 1773 de nieuwe psalmberijming ingevoerd. In Westkapelle wilde de ambachtsheer Martinus Johan Veth van de Perre de berijming van Datheen direct afschaffen. Hij machtigde de kerkmeesters om voor de kerkenraad psalmboeken aan te schaffen en bepaalde de dag van invoering op 31 juli 1774-Voor de gewone kerkmensen werden geen nieuwe psalmboeken gekocht. Dat was niet zo erg, want Walcheren voelde er niets voor om ze te zingen. En zeker niet op bevel van een ambachtsheer.

De voorzanger met de magistraatspersonen zongen de nieuwe berijming, maar de gemeente zong Datheen er dwars doorkeen

Oud en nieuw

Die bewuste 31 juli las de predikant voor het eerst in de kerk de nieuwe berijming voor. De voorzanger met de magistraatspersonen zongen de nieuwe, maar de gemeente zong Datheen er dwars doorheen. Er ontstond grote verwarring, die na een kleine twee jaar voorbij leek. Die rust duurde maar even. Nieuwe problemen ontstonden toen burgemeester Huibrechtse op 16 februari 1776 aan de magistraat goedkeuring vroeg om op Hele en halve noten te gaan zingen. Dit in navolging van Middelburg. Maar omdat het daar geen succes geworden was, werd Huibrechtse's voorstel aan de kant geschoven. Wel besloot men een proef te nemen om wat 'rasscher' te zingen. De schoolmeester, tevens voorzanger, werd opgedragen kosteloos zangonderwijs te geven om zo de kerkzang te verbeteren. Zo hield meester Abraham de Krijger zangcollege in de school en ontving daarvoor een vergoeding voor gemaakte kaarsenkosten.

Hele en halve noten

In april 1776 vroeg ds. Van der Sloot de gemeente vanaf de preekstoel om sneller te zingen en beter op het inzetten van de voorzanger te letten. Dit verzoek viel totaal verkeerd. Meerderen weigerden te zingen op hele en halve noten, de zogenaamde ritmische zang. De ambachtsheer nam strenge maatregelen en liet afkondigen: Verbod van alle wanorde in het Psalmgezang in de kerk, op eene poenaliteit, dat zij die zulks plegen, de inwoning in deze plaats voor eenigen tijd zullen ontzegd en dus gebannen worden.'

De meestertimmerman Ysebrand Leynse Burggraaf werd het slachtoffer van deze 'banvloek'. Een zekere Lourens Ingelse schrijft hierover in zijn De Genaderijke leidingen Gods met Zijne uitverkorenen als volgt: 'In de Regeering van Westkapelle was men overeengekomen om die stijve Voetianen, die zoo onbuigzaam waren, onder den band te brengen. Zij waren moeilijke, lastige menschen, en die veel invloed op een groot gedeelte der gemeente hadden. Men wilde dan middelen aanwenden om hen tot zwijgen te brengen, om alzoo gehoorzaamheid en eendracht te bevorderen. Waarom men oordeelde goed te doen, een en ander van die stijfhoofdigen de inwoning in die gemeente te ontzeggen, met een brief waarin hun gelast werd binnen de tijd van tweemaal vierentwintig uren zich te verwijderen uit Westkapelle en deszelfs territoir. Men noemde dit een politieke uitzetting. Maar de vraag ontstond aan welken persoon men zulks zou uitoefenen. Zooals ik van nabij wel

onderricht ben, had men een nominatie van twee personen, n.l. eenen Zacheus (een kleermaker) en eenen timmermansbaas, met name Ysebrand Leynse Burggraaf, zijnde de eerste een man met eenige kinders en onbemiddeld.'

Banvonnis zonder motief

Burggraaf kreeg zijn banvonnis per brief, zonder dat de reden hiervan genoemd was. Burgemeester, schepenen en raad van Westkapelle gelastten hem zich binnen twee dagen te verwijderen uit Westkapelle. Burggraaf informeerde bij de stadsregering naar de reden, maar kreeg ten antwoord dat men niet verplicht was die bekend te maken. Dit verwekte grote opschudding, maar de verbanning ging door.

Burggraaf zwierf rond in de omgeving buiten de grenzen van Westkapelle. Zijn vrouw voorzag hem van eten en drinken. Ook de Zoutelandse dominee Lambertus Bosboom stond volledig aan zijn kant en hielp hem waar het mogelijk was. Op 26 juli preekte hij in de toen vacante gemeente Westkapelle over I Sam. 2:30: Die Mij eren, zal Ik eren en die Mij versmaden zullen licht geacht worden.' Hij paste deze tekst toe op de hoge overheden en die volgens hem smaders van God en vervolgers van Zijn volk waren. Bitter klaagde hij dat men Gods volk liever uitbande

en aan de galg hielp, dan hen te helpen. Meerderen stonden achter Burggraaf. Ingelse schreef: 'Zijne zaak, zoowel als zijn persoon, werden door het volk van Gods verkiezing in hunne harten gedragen.'

In beroep

Burggraaf ging naar den Haag, waar hij een advocaat in de arm nam. Die verzekerde hem dat geen stad in Nederland gerechtigd was een burger te verbannen zonder opgaaf van reden. En zeker een smalstad als Westkapelle niet. De betrokkenen hoopten op eerherstel, maar Den Haag eiste van Burggraaf eerst een schuldbekentenis, die een einde zou maken aan het banvonnis. Burggraaf kon hieraan niet vol­ doen, omdat hem nooit was gezegd waarom hij verbannen was.

In Den Haag zetelde JohanAdriaan van de Perre als Eerste Edele van Zeeland, een broer van de Westkapelse ambachtsheer. Velen verweten hem daar gepleit te hebben ten gunste van zijn broer. De verbanning duurde inmiddels al bijna twee jaar en de gemoederen in Walcheren werden er niet rustiger op.

Drie medestanders

Tot de vrienden van Burggraaf behoorden de boeren Kornelis de Korte uit Meliskerke en Willem Wisse uit Grijpskerke, die bekend stonden als begenadigde mensen.

De Korte werd wel 'het theologische hoofd' van de boeren ge­ noemd. Hij genoot veel achting bij de hele bevolking en hij benaderde burgemeesters, predikanten, professoren en allen van wie hij dacht dat zij iets voor Burggraaf konden doen.

Willem Wisse was landbouwer op de boerderij Molembaix onder Grijpskerke. Hij was een vlotte spreker en men stond versteld over zijn wetskennis, waarom hij ook wel 'de wetgeleerde' werd genoemd.

Ook Lourens Ingelse, boer op de hofstede in de Oranjepolder bij Arnemuiden, kwam te hulp. Hij was een ruwe klant die volgens eigen zeggen hoog opzag tegen de anderen, vooral tegen De Korte, omdat hij jaloers was op diens genade. Hij voelde zich bij hem maar

een goddeloze die maar raak leefde. Maar hij merkte wel dat het volk van God hem te hulp riep en hij wilde wel helpen, hoewel zijn vrouw, Neeltje Sanderse, erg bang was voor moeilijkheden. 'En toch', zo schreef hij, 'liet ik me telkens weer gebruiken, hoewel niet voortvloeiende uit de vreze Gods.'

Zestal op stap

De vrienden besloten de stadsregering van Westkapelle te vragen om het banvonnis van Burggraaf ongedaan te maken. Dit plan ging als een lopend vuurtje door Walcheren. Landzaten en burgers verzamelden zich in de stadsherberg, waar De Korte de leiding nam. Hij zag direct dat het niet verstandig was met alle aanwezigen naar de stadsregering te gaan, omdat hij vreesde voor een volksopstand. Maar hoe langer er gepraat werd, hoe verhitter de gemoederen werden. Uiteindelijk gingen zes mannen: Kornelis de Korte, Willem Wisse en Lourens Ingelse namens de Walcherse boeren, en Willem Pieterse Lous, Lourens Maartense Kaland en Maarten Verstraten namens de andere burgers. De Korte trad op als woordvoerder van de groep. De burgemeester zei dat er mensen waren die opschudding veroorzaakten, waardoor de stadsregering de zaak niet meer in eigen hand kon houden en daarom de kwestie Burggraaf in handen van de Staten van Zeeland stelde. De Korte zei dat niet zij maar de regering zelf de beroeringen veroorzaakte. Hij herinnerde de burgemeester aan de ontmoeting tussen de profeet Elia en koning Achab: 'Zijt gij die beroerder Israels? ’

Vlissingen

Maar op Walcheren speelde meer. Ook in Vlissingen waren moeilijkheden ontstaan tussen de stadsregering en de gereformeerden. Dat kwam omdat het stadsbestuur een verzoek had gekregen om een Rooms Katholieke kerk te mogen vestigen in de stad. De overheid wilde dat wel toestaan, vooral ook omdat de stad meer handelaren uit den vreemde zou trekken als ze ook hun godsdienstige plichten in de stad konden vervullen. De stadsregering stelde hiervoor in 1764 het 'Taanhuis' ter beschikking. De kerkenraden protesteerden hier fel tegen en voelden zich beledigd door dit besluit. De stadsregering trok toen het verlof weer in, maar al snel lag er een tweede verzoek op tafel. Het stadsbestuur vreesde opnieuw tegenstand, maar gaf uiteindelijk toestemming een woning te verbouwen tot kapel. Protesten van burgerij en kerk werden aan de kant geschoven.

Uiteindelijk ging het in Vlissingen als in Westkapelle. De boeren werden te hulp geroepen en een deputatie van Walcherse landzaten, namelijk Gerrit Slaakweg, Willem Meeuwse en ook weer Lourens Ingelse met wat Vlissingse burgers, trok naar burgemeester Cornelis Gaen. Ingelse wees hem erop dat de stadsregering oorzaak was van het ongenoegen en beweerde zelfs dat hij mensen die het stadsbestuur kwaad wilden doen niet zou tegenhouden. Maar het hielp niets. Meerdere deputaties volgden. Een verzoekschrift van de Gereformeerden werd afgewezen en van de roomsen werd toegewezen. De predikant van de Waalse gemeente in Vlissingen, ds. J.P. de Fontaine, protesteerde fel en riep de Walcherse bevolking te hulp. Zowel de kwestie Burggraaf in Westkapelle als de bouw van een Roomse kapel in Vlissingen hielden de gemoederen bezig.

Actie en rechtsherstel

Ondertussen had een deputatie uit de Westkapelse bevolking bij de stadsregering geëist dat het banvonnis van Burggraaf werd opgeheven en hij schadeloos gesteld zou worden. Uit angst voor het volk beloofde de overheid het vonnis te herzien en de nietigverklaring plechtig af te kondigen op 28 oktober 1778 's middags om 12 uur. Op dat uur werd de stadhuisklok geluid en verscheen de magistraat op het bordes. Velen wilden dit van nabij

meemaken, vooral ook omdat ze het zagen als een overwinning op de heersende klasse. Nadat de publicatie was gedaan, daverde de lucht van vreugdekreten. Vooral de magistraat werd uitgehoond. Er werden ook vreugdetranen geschreid door mensen die het niet om de vernedering van de overheid te doen was, maar om de eer van God.

Sommigen wilden Burggraaf op een stoel zetten en op de schouders Westkapelle indragen. Als een gladiator!

Intocht in Westkapelle

De massa haastte zich nu naar de grensscheiding om Burggraaf in te halen. Sommigen wilden hem op een stoel zetten en op de schouders Westkapelle indragen. Als een gla­ diator! Burggraaf zelf 'stond te wenen over alle omstandigheden van blijdschap, en over de liefde en toegenegenheid die hem toegedragen werd, vele zegenwensen uitsprekende.' Ingelse had zelf een heel mak paard en bood dit Burggraafaan voor zijn intocht in Westkapelle. Vijanden vroegen spottend waarom de gelovigen niet gezorgd hadden voor een ezel die de intocht een Jeruzalemse sfeer zou hebben bezorgd. Onder degenen die Burggraaf verwelkomden in Westkapelle waren ook Kornelis de Korte en ds. Bosboom.

Soldaten uit Bergen op Zoom

Maar het verhaal is niet uit. Integendeel. De dreigementen van de bevolking waren reden om het banvonnis te herzien. Trouwens, ook Vlissingen klaagde over muiterij. De Heren Staten van Zeeland namen het op voor de stadsregeringen van Vlissingen en Westkapelle. Wat hierna gebeurde', schreef De Korte 'schreeuwt tot God in den hemel om wraak.' Burggraaf en de zijnen vreesden voor een slechte afloop, toen zij hoorden dat op 5 november 1778 de eerste soldaten van het Bergen op Zoomse garnizoen in Middelburg waren aangekomen. Dragonders en infanterie werden naar het oproerige Walcheren gedirigeerd, maar de soldaten mochten alleen in hoogste nood de wapens gebruiken. De militie diende met uiterste omzichtigheid op te treden. Intussen werd de zaak Burggraaf in handen gegeven van het Hof van Holland.

Arrestatie op de vliering

Ingelse sloeg de schrik om het hart. Hij rekende er vast op dit zijn leven zou kosten. En ... hij was niet bereid te sterven. Hij vermoedde dat ook Kornelis de Korte en Willem Wisse gearresteerd zouden worden. Voor hen zou het niet zo erg zijn: zij hadden niet te vrezen om God te ontmoeten. Een hevige angst om onbekeerd te sterven zorgde voor slapeloze nachten. In zekere nacht riep zijn vrouw in paniek: 'Daar komen ze om je.' Een eenheid van vierendertig man omsingelde de boerderij. De soldaten bonkten op de deur en de aanvoerder riep: 'Doe open, we moeten in uw huis zijn.' Ingelse rende naar een raam om te vluchten, maar daar stond een soldaat met het geweer in de aanslag. Daarom rende hij naar de vhering. Intussen waren de soldaten binnengedrongen om de verdachte te arresteren. Alles werd overhoop gehaald: degens werden in huisraad en bedden gestoken. Uiteindelijk werd de 'misdadiger' op de vliering gearresteerd. Vrouw en kinderen gilden het uit toen een zwaar geboeide Ingelse tussen twee gerechtsdienaars in een koets werd afgevoerd naar de gevangenis in Veere.

Nog meer arrestaties

Ingelse werd beschuldigd van drie

misdaden. Hij had opgeroepen tot oproer, hij had Cornehs Caen, de burgemeester van Vlissingen beledigd, en de derde misdaad was dat hij een buurman die niet mee wilde om Burggraaf in Westkapelle te verwelkomen zou toegevoegd hebben: als jij in ongelegenheid komt, dan stamp en trap ik je liever dood, dan dat ik je zou helpen! Het vonnis luidde: Verbanning naar het land van Kadzand. Hij kreeg drie dagen om afscheid te nemen en werd toen per schip overgebracht naar Zeeuws Vlaanderen.

Dominee Bosboom uit Zoutelande viel een zelfde lot ten deel. Hij werd uit de provincie Zeeland verbannen. Ook Vlissingse predikanten die de Roomse Kerk hadden tegenwerkt, werden gestraft. De dag na de gevangenneming van Ingelse werden ook De Korte en Wisse gevangen genomen.

De baljuw in een dubbelrol

Een zekere Willem van Citters adviseerde De Korte naar Den Haag te reizen om daar een onderhoud te hebben met de Prins, vooral ook omdat hij vreesde dat het in Walcheren totaal uit de hand zou lopen. Hij zei tegen De Korte: 'Als u niet gaat, bent u een man des doods. Ik geef geen pijp tabak voor uw leven. Zij zullen u onverhoord het hoofd voor de voeten leggen, of u ophangen.' De Korte zei: ‘Ze

kunnen niet doen wat ze willen, want er is een God Die regeert.' Van Citters antwoordde: 'Ze weten van geen God, dus ga en zie zijne hoogheid te spreken, hij moet weten wat hier gebeurt. Gaat u niet, dan kost het levens.’

De Korte ging op vrijdag 6 november vroeg op reis naar Den Haag. Bij Middelburg ontmoette hij de Middelburgse baljuw, die hij goed kende. De baljuw reed al pratend met De Korte mee in de richting van de stad. Een tegemoetkomende vrouw fluisterde hem toe: U gaat met uw vijand aan uw zijde, vannacht hebben ze Ingelse gehaald straks steken ze u ook in 't gevang.' De Korte antwoordde: Die geen kwaad gedaan heeft, behoeft geen rechters te vrezen.' In Middelburg kwamen een paar dienders hen te­ gemoet. De baljuw wenkte hen naderbij te komen en tegelijk trok hij zijn pistool en snauwde De Korte toe: Vent, sta!' De dienders sloegen De Korte in de boeien. Zo werd hij afgevoerd naar het Gravensteen, de Middelburgse gevangenis, en opgesloten in een koud en vuil vertrek. Hij vroeg een Bijbel en kreeg die. Deze viel open bij Jes. 41:8: Gij Israël, Mijn knecht, gij Jakob, dien Ik uitverkoren heb, zade Abrahams, Mijns liefhebbers Gij zijt Mijn knecht, u heb Ik uitverkoren en heb u niet ver­ worpen. Vrees niet, want ik ben met u, zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God, Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid. Ziet, zij zullen allen beschaamd en te schande worden, die tegen u ontstoken zijn en die tegen u twisten, zullen vergaan...’

Zo’n dag nog nooit beleefd...

De volgende dag trad De Korte zijn rechters heel monter tegemoet met een guUe groet: 'Dag, Edelachtbare heren. Heren, zo'n dag als gisteren heb ik nog nooit beleefd. Mijn gevangenhuis lijkt me wel een hemel.' Hij vertelde iets van zijn zalige bevindingen en vertroostingen van God. Hij stelde de vroede vaderen voor om, voor het onderzoek begon, eerst gezamenlijk te bidden of God de volle waarheid aan het licht wilde brengen. De heren zwegen. Verbaasd! Maar of het veel hielp? De Korte bleef ruim vijf maanden gevangen: van 6 november 1778 tot 19 april 1779. Een hele winter zonder verwarming en licht. En ook zonder bezoek. Niemand werd bij hem toegelaten, zelfs geen predikant. Op 19 april werd hij vrijgelaten: zonder proces of excuses.

Vrijheid en recht

Die tijd kregen de prinsgezinden steeds meer macht en daardoor dreigden opnieuw relletjes. De stadsbesturen van Middelburg en Vlissingen riepen de hulp in van de boerenleiders Kornelis de Korte en Willem Wisse. Die wisten het volk te bedaren. Ook de prins stuurde gedeputeerden naar Zeeland om orde op zaken te stellen. Bestuurders die in voorgaande jaren onrechtmatig handelden moesten verdwijnen en de banvonnissen uit 1778 en 1779 werden herroepen. De verbannenen kwamen terug naar hun woonplaatsen en werden in rechten en eer hersteld.

Burggraaf, die voor de tweede keer verbannen was, werd in WestkapeUe binnengehaald.

Ook Lourens Ingelse kwam terug op zijn boerderij. Hij had trouwens zijn verbanningsoord in Zeeuws-Vlaanderen mogen ervaren als een Zoar. Hij had daar mensen ontmoet die genade kenden en hem daaruit onderwezen. Daardoor was het licht opgegaan in zijn ziel. Ingelse schreef daarover: 'Gods goedheid, die geen palen kent, wilde mij, die als een gejaagde was in vreemde landen en in de woestijn, mijne ziele met het hemelsch manna voeden en laven. God liet mij Zijn beeld en liefde, in Zijn onmiddellijk licht zien. Wie kan zulk een zaligheid uitspreken, als in dat licht door God den Heiligen Geest

genoten werd!' Ingelse werd met anderen gehuldigd in Westkapelle en maakte daarna, met de prinsenvlag voorop, een tocht over Walcheren. Ingelse voelde zich verplicht zijn bekeringsgeschiedenis op schrift te stellen, vooral ook omdat het zo donker werd in Gods Kerk.

Sommige onschuldig veroordeelden, waaronder ds. Bosboom, waren helaas overleden in ballingschap.

De Korte weer gevangen

Na deze periode brak de Franse tijd aan, de tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Maar tevens weer een tijd van onrecht. De Korte werd door een zekere Abraham Peper genodigd voor een gesprek over de maarschappelijke en politieke toestanden. In het gesprek wees Peper hem erop dat het ieders roeping is de regering te gehoorzamen. De Korte zou daarop gezegd hebben: 'Wat spreekt u van regering, wij hebben geen regering. De alliantie met de Fransen is een verdoemd stuk.' De Korte wist niet dat in de aangrenzende kamer het gesprek werd gevolgd door medestanders van zijn gesprekspartner. Zijn woorden werden doorgegeven aan de Fransgezinde bestuurders. Het gevolg was dat hij weer werd opgesloten in het Gravensteen. Van daaruit onderhield hij een drukke correspondentie en schreef zelfs Oranjeverzen. De vijand ontdekte dit en verzwaarde De Korte's straf. En zijn papieren was hij kwijt!

Martelaarseer

De Korte werd in een donkere cel gesmeten; de plaats waar ter dood veroordeelden hun laatste dagen doorbrachten. De bestuurders scholden hem uit maar hij antwoordde: "t Is hier zo licht als boven...' In de morgen van 13 januari 1798 vond een cipiersknecht hem, hangend aan een haak, geworgd met een koord van een hangmat. Dit moest zelfmoord voorstellen, maar niemand van zijn familie en vrienden geloofde dat. Integendeel. De oranjegezinden beschuldigden de bestuurders van laffe sluipmoord. En dat moet het geweest zijn. De Korte werd begraven op het galgenveld in Middelburg: een graf met martelaarseer!

Bronnen

Ingelse: Merkwaardige bekeeringsgeschiedenis van Lourens Ingelse, in leven landbouwer op de Hofstede in den Oranjepolder, eiland Walcheren (Gorinchem, 1926).

De Korte: Ter herinnering. Bevindingsweg en gevangenschap van Komelis de Korte landman onder Mariekerke in het eiland Walcheren (Rotterdam, 1935).

Dr. L.H. Wagenaar: Walcheren in l'Jjdi (Overdruk uit het archief van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen), (Middelburg, 1903).

K. Baart: Westkapelle, hare bevolking, (Middelburg, l88g)

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2004

Oude Paden | 48 Pagina's

Walcheren weigerde ‘nieuwe psalmen’ te zingen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2004

Oude Paden | 48 Pagina's