'Blom was niet vroom, Blom was lévend'
Uit het leven van ouderling Lambartus Blom
Het was op een woensdag. Ds. F. Mallan, predikant te Rhenen, zou die avond een doordeweeks beurtje doen in UtrecKt. Echter, de bestrijders waren op de been. Van preken kon die avond dus niets komen. Ouderling Blom stond bij hem op de stoep. Hij kwam een bakkie doen, zoals hij wel meer deed, wanneer hij op doortocht was, via Rhenen naar Eist, waar Blom woonde. Onder zo'n bakkie kwamen ze nogal eens aan de praat, over de wegen' " des Heeren. En als er water onder het schuitje kwam, dan liep altijd de klok te hard. Maar deze keer was het anders. De dominee zat in de put. Het Woord was een gesloten boek. De hemel zweeg. Hij had al tegen z'n K3, vrouw gezegd: 'Ik ga ' niet naar Utrecht.'
'Dominee, u gaat wel', zei Blom. 'U m.oet naar Utrecht. Ik kom u halen.' En zo reed aan het begin van de avond Bloms blauwe Citroentje voor. Er móést gepreekt worden, in Utrecht.
Ds. Mallan wist niets beters te doen dan in te stappen en zich naar Utrecht te laten vervoeren. Terugziende zegt hij nu: 'Ik heb nog weinig zo gemakkelijk gepreekt als die avond. Toen heb ik gemerkt wat het zeggen wil als je als predikant een lastdrager hebt, iemand die als een Aaron en als een Hur zit mee te zuchten in de kerk. Zoiets vergeet je niet meer. Zo was Blom. Hij hielp je altijd de last te dragen. Hij was eerlijk en oprecht, zei recht-toe recht-aan wat er in zijn hart lag. Ik heb Blom leren kennen als een ongeveinsde Israëliet.'
Levensloop
Lambartus Blom werd op 8 november 1904 geboren op een grote boerenstee in het Betuwse dorp Varik. Het ouderlijk gezin behoorde kerkelijk tot de Gereformeerde Gemeente te Tricht. Zijn beide ouders (Pieter Jacobus Blom en Gijsbartha Sukkel) kenden een ander leven.
Toen het ouderlijk gezin later naar Hurweenen (bij Zaltbommel) verhuisde, bleef Lambartus Blom achter in Maurik. Hij was eerst knecht bij een roomse boer, Job van Koeverden. Hij sliep daar op de hooizolder.
Iets later werd hij knecht bij fruitteler/veehandelaar Berends, aan de Tielsestraat in Eek en WieL Daar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw, Gijsberta Elisabeth Berends, een dochter van zijn baas.
Door zijn huweUjk (dat gesloten werd op 23 mei 1929) kwam Blom terecht bij de Hervormde kerk te Eek en Wiel. Daar werd hun ook huwelijk kerkelijk bevestigd.
Blom wist de hand te leggen op een eigen boerderijtje aan de Tielseweg. Naast landbouwer was hij ook depothouder en fruitrijder van de groenten-en fruitveiling in Tiel.
Vriend Van Ledden
In Maurik raakte Blom bevriend met de oudere Geurt van Ledden (1880-1958), een geoefend kind des Heeren en een bekende onder het godvrezende volk in de Betuwe. Van Ledden was twintig jaar oud toen de Heere hem te sterk was geworden. God had gedachten des vredes over Geurt van Ledden en dus ging Van Ledden naar God vragen. Doordeweeks liep hij kerk in kerk uit. Hij liep soms helemaal naar Tricht, naar chterberg, of naar Opheusden, het oord was hem zoet geworden, ja, zoeter dan honigzeem.
In het achterhuis van Van Leddens woning in Maurik werden gezelschappen gehouden. Ooit schreef een Betuws blaadje een verzonnen en wild verhaal over 'de godsdienstige secte der oud-gereformeerden, die tot laat in de nacht samenkomsten houdt ten huize van Geurt van Ledden en welke ook aanhangers heeft in andere Betuwse dorpen.'
In de kerk van Tricht
Op !27~jarige leeftijd werd Lambartus Blom gegrepen onder een preek van wijlen ds. J.D. Barth (op dat moment predikant van de Gereformeerde Gemeente te Borssele). In het kerkje van de Gereformeerde Gemeente te Tricht zette God hem stil. Vele jaren later, op de dag van Bloms begrafenis in 1985, zei ds. A. van Straalen over Bloms bekering: 'Blom had niet naar God gevraagd, maar God had naar Blom gevraagd. En daarom moest hij toen de wapens van vijandschap inleveren.'
Na afloop van de kerkdienst liep er een andere Blom de kerk uit dan de Blom die er binnen kwam. Hij was naar binnen gegaan, als een briesend paard, dat voor de laatste maal naar Gods huis zou gaan. Daarna moest het maar 's afgelopen wezen met al die godsdienst. Als een groot beest in zichzelf kwam hij de kerk uit, met het hoofd omlaag, een zucht in het
hart, een bede in de ziel: 'Gena, o God, gena.'
Een van Gods kinderen die Blom de kerk uit zag komen, zag op dat moment iets van Gods eigen werk: 'Met Blom is wat gebeurd. Da' kun ge zó zien.'
Daar, in dat kerkje te Tricht, begon voor Blom het stervende leven, omdat hij het leven had ontvangen uit een Ander. Zijn ziel droop weg van treurigheid en klagen. De tijd van het welbehagen was aangebroken, maar Blom kon niets meer bezien dan dat hij tegen God gezondigd had. Naar zijn waarneming was het dodelijkst tijdsgewricht aangebroken. Iedereen kon nog bekeerd worden, maar Blom niet meer.
'Op zoek naar een woord'
Zoals Geurt van Ledden de hele Betuwe had afgelopen, op zoek naar een woord voor zijn ziel, zo verging het nu ook Lambartus Blom. Zo kerkte hij in die tijd nogal eens bij de oud-gereformeerden in Lienden.
Wat Blom ook veel deed, was preken lezen. Hij las er soms wel drie op een avond. Hij wilde zichzelf 'erbij' lezen, maar hoe meer preken hij las, hoe meer hij zichzelf erbuiten las. Toen ging de boekenkast dicht.
Blom liep in zijn ongeluk. Bij zijn vader, een godvrezend man met een aanklevend gebedsleven, kwam Blom om raad vragen: 'Vader, wat moet ik doen om zalig te worden? ' Maar vader Blom legde hem niet haastiglijk de handen op. Het moest maar eens overzomeren en overwinteren. En dat deed het.
De prediking in hervormd Eek en Wiel begon meer en meer teleur te stellen. Blom zocht het elders, en kwam uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog terecht aan de overzijde van de Rijn, in Eist (Utr.).
Om de veertien dagen kerkte hij zondags in Eist. Met de boot oversteken op zondag, dat mocht natuurlijk niet. Daarom kwam hij op zaterdagavond aan bij de familie J. Wisgerhof (Rijksstraatweg), om daar in de nacht van zondag op maandag weer te vertrekken. De andere zondag bleef Blom thuis. Dan las hij zelf een preekje. Maar naar de Hervormde kerk, dat kon niet meer.
Mocht je omwille van de waarheid écht niet op zondag de Rijn oversteken? Het was toch voor een goed doel, dacht Blom ook wel eens. Hij legde de kwestie vele jaren later nog eens voor aan ds. A. van den Berg: 'Dominee, mag je zondags met de pont overvaren? ' Waarop ds. Van den Berg antwoordde: 'Je gaat toch ook niet op zondag met de bus naar Utrecht.' Waarmee het vraagstuk opgehelderd was.
Ouderling in Eist
Toen in 1967 zijn jongste zoon, Piet, oud genoeg was om het agrarisch bedrijf in Eek en Wiel over te nemen, verhuisde Blom (63 jaar) naar de Rijksstraatweg 33 te Eist (Utr.) Daar ging hij zich wijden aan de arbeid die hem liever was, planten en zaaien, een beetje schoffelen en soms ook oogsten in de wijngaard des Heeren.
Op 44~jsi"ige leeftijd was hij bevestigd geworden als ouderling van de Gereformeerde Gemeente te Eist. Hij droeg het ambt tot aan zijn overlijden, 36 jaar lang.
Predikanten kwamen graag in Eist preken. 'Je werd in Eist wel eens ge waar dat er afnemers waren', herinnert ds. Mallan zich. 'Blom was een van hen. Na afloop van de dienst kon je doorpraten. En dan kreegje als predikant van een eenvoudige man als Blom nog wel eens nader onderwijs.'
Geen tranen van verdriet
Op de zondagen dat er geen predikant was, las Blom meestal zelf, tweemaal op een zondag. Het waren vaak preken van ds. B. Smijtegelt, van ds. G. van Reenen, van ds. W.C. Lamain, van ds. J.G. Philpot. En moest een ander eens lezen, dan raadde hij aan: 'Ge vat maar 'n preekske van Smijtegelt.'
Ook onder het preeklezen werd Blom gewaar dat het hem niet altijd gegeven was om zijn eigen koude hart te warmen aan het vuur van Gods Geest. Zo had hij ooit, voor zichzelf zonder enige stichting, een preek gelezen over 2 Kor. /^-.ll: "Want wij die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden.'
De volgende dag werd hij getroffen door een ernstig hartinfarct. Hij werd overgebracht naar het ziekenhuis in Veenendaal. Daar kwam de preek over 2 Kor. 4:11 terug. Blom was bepaald geen emotioneel man,
maar zijn kinderen zagen met verwondering hoevele tranen hij toen op het ziekenhuisbed schreide. De kinderen wisten het wel: 'Vader schreit nu geen tranen van verdriet.' De Heere der heirscharen was teruggekomen op Zijn eigen Woord.
'Bij dat volk hoor ik niet'
Ook D.J. Wisgerhof, toen nog diaken van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Eist, trof Blom in het ziekenhuis in tranen aan. 'Ik zei: Wat is dit. Blom? Toen vertelde hij dat er die morgen een verpleegstertje bij zijn bed was geweest. Ze had tegen de patiënt gezegd: 'Dat is nu niijn liefste werk: het verzorgen van Godsvolk.' Dat was bij Blom naar binnen geslagen. Hij zei: 'Bij dat volk hoor ik niet; ik heb altijd alles nog verkeerd gedaan.'
Hoe moest het trouwens met de ziekenhuisrekeningen? Blom was nergens voor verzekerd. Had dat nooit gedurfd, bevreesd als hij was God tegen te krijgen. Zonder dat hij het zelf wist, werd in enkele gemeenten voor Blom gecollecteerd. Het bedrag van de nota's zat precies in de collectezakken. Er was niet teveel, er was niet te weinig.
Ambtelijk werk
Op veel plaatsen hielp Blom in de ambtelijke werkzaamheden. Twintigjaar lang was hij adviseur van de classis Oost. Hij las en catechiseerde in Ochten, in Apeldoorn, in Utrecht, in Harderwijk, jaar in, jaar uit.
In Ochten hielp hij bij voorbeeld van 1972 tot 1985. Daar was hij zelfs enkele jaren waarnemend voorzitter van de kerkenraad. Blom stond in Ochten bekend als een wijze en voorzichtige raadsheer.
Toen in Apeldoorn aan het einde van de jaren zestig een afdeling van de Gereformeerde Gemeente in Ned. van Barneveld werd begonnen, kwam Blom daar vele zondagen lezen. Hij kwam zaterdagsavonds aan bij de familie Thomas van de Pol aan de Broekstraat in Klarenbeek. Mevrouw Van de Pol was een dochter van de Opheusdense predikant ds. T. Dorresteijn.
Werken in Apeldoorn
Later bleef Blom de zondag vaak over bij de familie Rouwendal aan de Stationsstraat te Apeldoorn. De weduwe Rouwendal (72) weet zich nog het nodige over de ouderling uit Eist te herinneren.
'Blom zei nooit zoveel, zeker niet over zichzelf. Dat hoefde ook niet. Ook zonder woorden ging er veel van die man uit. Wat me het meest van hem is bijgebleven, dat is dit: "God op het hoogst verhoogd, en de zondaar op het diepst vernederd." Dat was Blom. Hij had, zo eenvoudig als hij was, ieders ach-
ting. Men had hem hoog. Hoe dat kwam? Dat zal de Heere erin gelegd hebben. Hoe zou zoiets anders kunnen? Blom was iemand met een ander leven. Er was niemand die daaraan twijfelde.'
'M'n man deed eens een gebed aan tafel', zegt mevrouw. 'Blom zat erbij, want hij had bij ons de maaltijd gebruikt. Nadat mijn man "Amen" had gezegd, vroeg Blom: "Kén jij daar ook wat van? " Kennelijk had hij iets in dat gebed bespeurd van geestelijk leven.'
Rouwendal had veel met Blom op. 'Ze waren allebei wat zwijgzaam. Daarom paste het zo goed bij elkaar. Wanneer er genegenheid is, hoeft er ook niet veel gezegd te worden. Als het kerktijd was, stapten ze samen op.'
'Laat Blomnaetje dat maar doen'
De afdeling in Apeldoorn kwam zondags bijeen in een bovenzaaltje van de Regentessekerk aan de Regentesselaan, later in de Roggestraat en daarna in een kerk aan de Smaragdstraat. In november 1977 werd de afdeling Apeldoorn geïnstitueerd tot een zelfstandige gemeente. Er is ook nog gekerkt in gebouw 'Het Centrum', dat in de jaren tachtig grondig verbouwd werd. Wie moest het verbouwde gebouw in gebruik nemen? Ds. F. Mallan zei: 'Laat Blommetje dat maar doen.' En dus sprak Blom bij die gelegenheid een stichtelijk woord. In 2004 werd deze gemeente opgeheven.
Wat las Blom voor preken in Apeldoorn? 'Ik weet alleen nog dat het vaak Philpot was', zegt mevrouw Rouwendal.
Bij de familie Rouwendal bleef Blom tot zondagavond. Als de klok 12 uur sloeg, en de sabbat voorbij was, vertrok Blom weer, in zijn blauwe Citroen Dyane. Maar eerst moest de rustdag worden afgesloten, met een stukje bijbellezen en een gebed. Wie moest er bidden? Blom natuurlijk, zei Rouwendal. 'Man, je moest 's weten, ik voel me zo leeg als een kachelpijp', zei Blom eens. Desalniettemin riep hij, arm, leeg en onwaardig, de Naam des Heeren aan. En zulke arme zuchten stegen wel eens hoger dan het plafond van de huiskamer aan de Apeldoornse Stationsstraat.
Opheusden gebouwd en bijgestaan
Blom verrichtte ook veel ambtelijk werk in Opheusden. Vooral in de korte periode tussen het emeritaat van ds. T. Dorresteijn (3 april 1963) en de intrede van ds. M. van Beek (29 september 1966) was Blom veelvuldig in Opheusden te vinden.
Opheusden was een groot volk, maar er waren slechts twee ouderlingen: W. van Straten en J.G. Hofs. In die jaren waren er moeilijkheden gerezen in Opheusden. De onderlinge verstandhouding was een beetje verstoord geraakt. Blom was daar, vaak samen met zijn vriend ouderling Daan van Mourik uit Geldermalsen, tot een hand en tot een voet. Zijn gerijpte kennis en wijze voorzichtigheid werden in het Betuwse boomkwekersdorp alom geprezen.
Bij zijn intrede in Opheusden bedankte ds. Van Beek beide ambtsbroeders: 'Zij hebben de gemeente van Opheusden in de middellijke weg gebouwd en met raad en daad bijgestaan.' Blom behoorde die dag ook tot de sprekers die ds. Van Beek een hartelijk welkom mochten toeroepen.
Op de zondagen waarop ds. Van Beek vacante gemeenten diende, bleven Blom en Van Mourik in Opheusden nog voorgaan in de leesdiensten. Toen in december 1968 het aantal ouderlingen in Opheusden werd uitgebreid door de verkiezing van L. Boone, werd dit overbodig.
De kerkenraad van Opheusden besloot het eindigen van de hulpdiensten door de ouderlingen Blom en Van Mourik niet ongemerkt voorbij te laten gaan. Beiden werden uitgenodigd om de morgendienst op tweede paasdag bij te wonen. Ds. Van Beek sprak de twee broeders hartelijk toe en bedankte hen voor de vele werkzaamheden in de achterliggende periode.
'Vriend van de overledene'
Hoe nauw Blom aan Opheusden en aan diens leraren verbonden was geweest, blijkt wel uit het feit dat hij zowel op de begrafenis van ds. T. Dorresteijn (3 jan. 1965) als bij de begrafenis van ds. M. van Beek (14 niei 1983) werd gevraagd om op het graf het woord te voeren. In beide gevallen werd hij daartoe uitgeno digd als 'vriend van de overledene'.
Aan het graf van ds. Van Beek merkte Blom op dat de overledene vaak te kennen had gegeven dat hij zoveel betrekking had op de oude begraafplaats van Opheusden, omdat daar zovelen van Gods volk begraven lagen. 'Hier wilde ds. Van Beek ook begraven worden en het is wel een wonder te achten dat deze wens nog vervuld kon worden. Toehoorders, hij heeft ons de zuivere waarheid voorgesteld. Datje daarbij blijven mocht, maar bovenal dat dat ene nodige je deel mocht zijn of worden: Hem te leren kennen als je schuldovernemende Borg.'
Ds. Kok en ds. Van der Poel
Blom hield van zijn kerkverband, met alles wat in hem was. Al vrij snel na de Tweede Wereldoorlog had hij menige aanvaring met ds. R. Kok uit het naburige Veenendaal. Ds. Kok kwam nogal eens in Eist preken, maar Blom kon het steeds minder eens zijn met diens prediking. Het moet gebeurd zijn dat ouderling Blom ds. Kok na afloop van de dienst geen hand kon geven. Er was geen instemming, geen overname van de waarheid. En dus was er geen handdruk.
Maar voor oud-gereformeerden had Blom vaak hoge achting. Ds. Joh. van der Poel kwam bij gelegenheid rustig op visite. En werd het wat laat, 's avonds? Geen nood. Voor de dominee uit Ede werd altijd een bed gespreid.
Naar Arnemuiden?
De ouderling uit Eist was bevoegd om begrafenissen te leiden en om tijdredes uit te spreken. Vele malen sprak hij, hier en daar, meestal op uitnodiging van de SGP, een stichtelijk woord. Zo zou hij ook eens spreken in Arnemuiden. Een van zijn zoons zou de spreker rijden.
Halverwege de lange reis naar het Zeeuwse werd het in de auto steeds stiller. Eenmaal de provinciegrens van Zeeland over, zei de zoon: 'Vader, wat is er aan de hand, u bent zo stil.' Het hoge woord moest eruit: De tijdredenaar was zijn rede
kwijt. Hij had ijverig in het Woord gestudeerd, maar wist zich inmiddels niets meer te herinneren. Er was geen tekst meer, geen gedachte meer, geen woord meer. Alleen nog maar een zucht, een flard van een Psalm: 'Wil naar mijn smeekstem horen; merk op rnijn jammerklacht.'
Ter hoogte van Goes greep Blom jr. in: Als er dan toch niets meer te spreken viel, welaan, dan konden ze maar beter huiswaarts keren. Reeds nam de auto de afslag Goes, toen ouderling Blom uitriep: 'Wat doe je nou? We zijn toch nog niet in Arnemuiden!' En dus werd de reis voortgezet, in stilte, al zuchtend. Maar 's avond in Arnemuiden kwam er veel water onder de schuit. De hemel scheurde, de Geest daalde neder, en Blom mocht ruim spreken over Hem, Die het al regeert: 'Zulk een is mijn Liefste, gij dochters van Jeruzalem.'
Zielenvrienden
In Opheusden zat ds. Mallan wel eens onder Bloms gehoor: 'Toen heb ik wel eens gedacht: Had Blom toch maar dominee mogen worden. Maar, 't heeft niet zo mogen zijn.' Bevriend was Blom onder meer met Joop Budding uit Kesteren. Budding (1909-1981) leefde zo nauw dat hij zondags de deur niet uitdurfde om met de stammen op te gaan naar de ark, die van Gods gunst getuigt. Hij was nergens lid en las op zondag thuis liever preekjes van Floor en van Philpot. Maar doordeweeks trok hij erop uit om met zijn zielevrienden te spreken over de gangen van Gods kerk. En zo kwam Budding geregeld bij Blom in Eist over de vloer.
Een eremedaille
Op 8 november 1984 was het de 80ste verjaardag van Blom. 's Morgens werd hij eerst meegetroond naar Rhenen. Ze moesten natuurlijk voor gebak naar de bakker. Dat was nog redelijk te bevatten. Maar, Blom moest, vreemd genoeg mee. Dat was nog nooit gebeurd: Blom naar de bakker.
Het autoritje eindigde bij het Oude Raadhuis. Een mudvolle ontvangst-ruimte maakte Bloms verwarring al groter. In een interview in het Reformatorisch Dagblad (21 november 1984) zei de ouderling: "Ik zag al die mensen zitten en dacht: Wat moet hier nu toch gebeuren? "
Burgemeester J. Schoonderbeek maakte aan alle vragen kloek een einde door de beduusde Blom de eremedaille in goud, verbonden aan orde van Oranje Nassau, uit te reiken.
Als redenen voor de onderscheiding noemde de burgemeester Bloms inzet voor en betrokkenheid met het theologische en politieke werk, zowel op landelijk als op plaatselijk niveau. 'Een respectabele staat van dienst'.
Vaardig somde de burgemeester Bloms verdiensten op: Hij was al 35 jaar voorzitter van de kerkenraad in Eist. Hij was al die jaren afgevaardigde naar classisvergaderingen, naar particuliere synodes en generale synodes. Ook was Blom twintig jaar lid van het curatorium van de Theologische School van zijn kerkverband.
'Al die jaren heeft de heer Blom niet alleen de kerkelijke gemeente, maar eigenlijk de gehele plaatselijke gemeente gediend op een wijze die veel respect afdwingt', vond de burgervader. 'Zeker binnen zijn kerkverband heeft Blom nationale bekendheid gekregen. Zijn Vidjze van optreden is zo overtuigend en doortastend dat hij gerekend mag worden tot de kerkelijke leiders van dit kerkgenootschap', zei Schoonderbeek.
De burgemeester had scherp gezien: Eén ding ontbrak er slechts aan Blom: een hobby. Blom had geen hobbies. Nooit gehad ook. Daar had hij nooit tijd voor gehad. Een eremedaille in goud! 'Blom, 't is dik verdiend.' Dat was kort en goed de boodschap van de Rhenense burgervader. Waarop Blom verbouwereerd mompelde: 'Verdiend, verdiend? 't Is allemaol skuld.'
De onderscheiden Eistenaar sprak nog een paar woorden over zondaar zijn, over zondaar blijven, over altijd alles verkeerd gedaan te hebben. Een beetje hulpbehoevend keek de geridderde ouderling wat om zich heen. Waarna hij nog wist te zeggen wel blij te zijn met deze erkenning, maar, zei hij, terwijl hij naar boven wees, 'er is een medaille die groter is'.
'Luister maar naar m'n gebeden'
De Eister ouderling was niet iemand die zichzelf gemakkelijk in het hart liet kijken. Goedbeschouwd vond hij dat hij er zelf niet zo toe deed. Wie hem vroeg naar zijn geestelijke staat, kreeg geen uitvoerige verhandeling te horen, maar beluisterde slechts deze woorden: 'Luister maar naar m'n gebeden. Dan weet je waar 'k gelegerd ben.'
Ds. Mallan zegt over Bloms geestelijke staat: "Hij was iemand die uit ondervinding wist hoe God een mens bekeert. Daar kon je goed met hem over spreken. Hij had in dat opzicht veel van de Heere geleerd, maar had het bijna nooit over zichzelf'.
Blom vertegenwoordigde van 1974 tot 1981 de Staatkundig Gereformeerde Partij in de gemeenteraad van Rhenen. Het was allemaal nog overzichtelijk: Rhenen kende vier partijen, de PvdA, de WD, de GHU en de SGR Ook was hij commissievoorzitter van de gecombineerde kiesvereniging te Rhenen, Eist en Achterberg. Vanwege gezondheidsredenen moest hij in I981 het lidmaatschap van de gemeenteraad beëindigen.
Niets en toch alles
Begin 1985 werd Blom ziek. In het voorkamertje van de eenvoudige woning aan de Rijksstraatweg werd een bed geplaatst. Het zou zijn sterfbed worden.
Ds. Mallan weet zich nog te herinneren dat Blom geen moeilijk ziek-
bed had. 'Hij lag er ruim en gemakkelijk voor. Ook op zijn sterfbed was Blom geen man van teksten en verzen, maar dat hij een goede ruil ging doen, daarvan was het volk in het gehele land overtuigd. Er ging gewoon een sprake van uit in die dagen.' Op de dag van zijn sterven zei Blom tegen zijn ambtsbroeder DJ. Wisgerhof: 'Dirk, ik heb niets, en toch heb ik alles.'
Tegen enkele andere bezoekers zei Blom dat hij niet bevreesd was voor wat er na het sterven zou komen, maar dat hij wel bang was voor het sterven zelf, voor mogelijke pijii' voor benauwdheid misschien. Het is hem allemaal bespaard gebleven. Kalm en rustig deed zijn ziel de stranden der eeuwigheid aan.
Het was Bloms tijd
Vlak voor zijn sterven gaf Blom zijn vrouw nog een laatste hand. "Dag moeder', zei hij. Het waren de laatste woorden die tussen het echtpaar Blom-Berends zijn gewisseld. 'Dag moeder.' 'Dag vaoder.' Veel hadden ze samen meegemaakt. Ze waren 55 jaar getrouwd geweest. Elf kinderen opgevoed, grootgebracht. Eén van die kinderen hadden ze samen grafwaarts gedragen: Zoon Piet was in de zomer van 1944 i^i de Waal bij Tiel verdronken.
Nu was alles voorbij. Het was Bloms tijd. Het was Zijn tijd. En dat is altijd nog de beste tijd, om geboren te worden, en om te sterven. Onze tijden zijn in Zijn hand.
Bloms laatste woorden waren: 'Hij doet welhaast uw heilzon dagen; uw hoop herleev', naar Zijn gebod; mijn redder is rnijn God.'
Blom stierf op 30 juli 1985, op 80-jarige leeftijd. De koninklijke onderscheiding diende te worden teruggestuurd naar de Kanselarij der Nederlandse Orden. In de eeuwige gewesten werd hem de hemelse onderscheiding aangereikt, de kroon des levens, daar werd hem de mantel der gerechtigheid omgedaan.
De Eister ouderling was verlost van al zijn benauwdheden, van satan, van de wereld en van zichzelf. Vanuit dit Mesech werd zijn ziel opgevoerd in de gewesten van de eeuwige gelukzaligheid. Daar kon geen duivel en geen godsdienstigheid hem meer plagen of benauwen.
Daar zal Zjn volk weerwonen naar^jn raad. God eeuwig hun ^jn volle gunst betonen; daar lullen zij, Gods knechten met hun zaad, zij die ^jn naam beminnen, erf lijk wonen.
Rouwdienst in Veenendaal
'Heden overleed na een ernstige ziekte, In de Hope des eeuwigen levens, mijn geliefde man, onze zorgzame vader, behuwd-, grooten overgrootvader, broer, zwager en oom LAMBARTUS BLOM'. Zo stond het op de rouwkaart.
Blom werd in zijn huis aan de Rijksstraatweg te Eist opgebaard. Vijf dagen lang stroomde het volk toe om afscheid te nemen van Blom, om diens betrekkingen
hun leedwezen te betonen. Ze kwamen uit het gehele land. Het werd die dagen in Eist wel duidelijk dat er een grote in Israël gevallen was.
Op maandag 5 augustus werd Blom uitgedragen, 's Morgens was er een rouwdienst in de kerk aan de Beatrixstraat te Veenendaal. Het kerkje in Eist had al die mensen niet kunnen bevatten.
De rouwdienst werd geleid door ds. A. van Straalen, destijds predikant te Barneveld. 'Een grote in Israël is gevallen, een zuchter is ingezameld tot zijn volken. Blom was een bekende ouderling, een steunpilaar in onze kerk.'
Ds. Van Straalen preekte over Hebr. 4-9: 'Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.' Blom was, zo zei de Barneveldse predikant, geen vreemdeling van schuldovernemende genade.
'Blom was niet vroom, maar hij was levend. Hij wist goed wat God aan zijn ziel gedaan had. Die man zat niet vol met rechten, maar was een rechteloze geworden. Hij heeft op 27~jarige leeftijd kennis gekregen aan het verzoenend werk van de grote Hogepriester. Die les had Blom goed geleerd. Nu is hij als een wrakstuk aangespoeld op de stranden van de eeuwigheid.'
Ds. Van Straalen wees erop dat Blom een grote plaats had ingenomen in het verband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. 'Vele jaren heeft hij zitting mogen nemen in het curatorium. Blom luisterde scherp. Hij kon goed beluisteren wat echt was en wat namaak was.'
In de Hope des eeuwigen levens
Langzaam ging de stoet van Veenendaal naar Eist. Nog een laatste keer kwam Blom langs het kerkje aan de Schoolweg. Een kort ogenblik stond de auto met zijn stoffelijk overschot stil voor de kerk waar hij zovele voetstappen had gezet, waar hij zoveel werk had verricht in Gods koninkrijk, zovele mensen had vermaand, gewaarschuwd, vertroost en onderwezen in de weg der zaligheid. Het ontzielde stof van Lambartus Blom werd op de algemene begraafplaats 'Larikshof (aan de Autoweg) te Rhenen in de aarde neergelaten. Na de teraardebestelling sprak diaken M. de Kruijf. Hij betitelde Blom als 'een man met grote ijver, iemand die pal had gestaan voor de waarheid, hij was een wachter op Sions muren. Een waarschuwende stem is van ons heengegaan.' Ds. Mallan sprak als persoonlijke vriend. Hij wees op de tekst op de rouwbrief: 'In de Hope des eeuwigen levens.' 'Dat is een onuitsprekelijk groot wonder, als dat van een stoffelijk mens gezegd mag worden. Want ook Blom was geboren in een van God vervreemde staat. Van een geestelijk dode had God hem tot een geestelijk levende gemaakt. We zijn hier wel bijeen om Blom te begraven, maar we hébben Blom niet begraven. Blom is boven, hij is binnengegaan, ingegaan in de plaats waar hij mag rusten van alle arbeid.' Namens de familie sprak de oudste zoon M.W. Blom een woord van dank.
Daarna verliet de grote schare de begraafplaats. Bloms lichaam bleef in de groeve ter vertering achter, waar hij wacht op de jongste dag. Stof was hij geweest. Tot stof was hij wedergekeerd. Maar Bloms ziel was afgereisd naar het Vaderhuis met de vele woningen. Daar zingt zijn ziel het uit, tot op de dag van vandaag: 'Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.'
Ten behoeve van dit artikel zijn gesprekken gevoerd met ds. F. Mallan (Alblasserdam), ds. C. Hogchem (Barneveld), het echtpaar M.W. Blom-Van Roekei (Barneveld), het echtpaar D. Willemsen-Blom (Wageningen), G. Blom (Barendrecht), de weduwe Rouwendal (Apeldoorn) en ouderling D.J. Wisgerhof uit Eist. Verder is gebruik gemaakt van de boeken Hij Die u roept, is getrouw (Uit het leven van ds. M. van Beek, Houten, 2001), en Herdenk de trouw (geschiedenis Ger. Gem. in Ned. te Opheusden, 1888-1988, Opheusden, 1988).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005
Oude Paden | 56 Pagina's