Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Koudijs kon niet  warm worden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Koudijs kon niet warm worden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ouderling R. van Eist wachtte tevergeefs op kandidaat Lamain

L. Vogelaar

K'oudijs : was kou.d-ijs. Hij kon niet warm worden om zicK van Barneveld los te maken en zich bij Ede te voegen.' Met dat teleurstellende bericht kwam ouderling R. van Eist op 28 juni 1920 naar de kerkenraadsvergadering van de Gereformeerde Gemeente in Veenendaal. De afdeling Ede zat dringend om een ambtsdrager verlegen, maar Van Elsts bezoek was tevergeefs geweest: broeder Koudijs was niet genegen van genieente te veranderen.

Rijk van Eist, geboren in 1867, was twintig jaar ouderling in de Veenendaalse gemeente. Een tijdlang deed hij ook veel werk in Ede. Net als nu viel de afdeling daar onder de zorg van de ambtsdragers van Veenendaal. Zij verzorgden het preeklezen en gaven de jeugd catechetisch onderwijs. Eén van de leden van de afdeling, G. van den Berg, was al eens tot ouderling gekozen, maar had daarvoor bedankt.

Eigenlijk hadden de Veenendaalse ambtsdragers werk genoeg in hun eigen gemeente. Daarom was Van

Eist op pad gegaan om Koudijs, een lid van de gemeente in Barneveld, te bezoeken. Hij zou wel ouderling in Ede kunnen worden, dachten de broeders. Koudijs liet zich echter niet overreden. Mogelijk ging het om D. Koudijs, die de Barneveldse gemeente later nog als diaken en ouderling diende.

Uiteindelijk werd Van den Berg alsnog ouderling in Ede (1920-1923)-Daarna zat de afdeling echter weer jaren zonder ambtsdragers. Een commissie regelde alles, maar de ambtelijke zorg kwam voor rekening van de Veenendaalse kerkenraadsleden. Op 15 oktober 1925 sprak de classis Barneveld over de 'zaak Ede.' 'Deze zaak wordt van alle kanten besproken, als een steeds moeielijke zaak, daar niet door te zien is, om er geschikte ambten te verkrijgen en de rust en vrede er weder te herstellen. De Classe komt overeen om pogingen bij sommige personen te doen, als Koudijs en Gerritsen, om ambtsdragers te verkrijgen.' Opnieuw Koudijs. Hij werd echter geen ouderling in Ede.

Medestander

De Veenendaalse gemeente had nog een tweede afdeling, Scherpenzeel. Ook daar had ouderling Van Eist bemoeienis mee. Hij behoorde van

1918-1919 tot de commissie die de zaken in Scherpenzeel regelde. Vanaf 1921 had Veenendaal ook een 'station' in Wageningen. De ge-

meente was overigens nog uitgestrekter: er woonden ook leden in het Limburgse Hoensbroek.

In die tijd stond ds. H. Kieviet in de Veenendaalse Gereformeerde

Gemeente. Hij was ds. W. den Hengst opgevolgd, die in 1913 i^^t een groot deel van zijn gemeente uit de Gereformeerde Kerken getreden was.

Moeilijke jaren waren daaraan voorafgegaan. Jaren waarin R. van Eist zich als medestander van ds. Den Hengst had doen kennen. Ambtsdrager was hij toen nog niet. Ds. Den Hengst kwam binnen zijn kerkenraad steeds meer alleen te staan. In de gemeente had hij echter vele medestanders, die blij waren dat ds. Den Hengst na zijn bekering in het voorjaar van 1909 rechtzinnig was gaan preken.

Belijdenisvragen

Ds. Den Hengst was ook anders gaan denken over het verband tussen belijdenis en Avondmaal. Hij kon en wilde van zijn belijdeniscatechisanten niet langer een 'stellige belofte tot de gebruikmaking van het Heilig Avondmaal' verlangen. Zijn kerkenraad stond hem echter niet toe de belijdenisvragen te wijzigen.

Deze kwestie was al eerder aan de orde geweest. Reeds in mei 1897 hadden drie doopleden te kennen gegeven dat ze belijdenis wilden doen, maar dat ze bezwaard waren 'over het gebruiken van het sacrament des Avondmaals.' Later dat jaar werden de leden in de gelegenheid gesteld namen in te dienen voor ambtsdragers, maar alleen namen van avondmaalgangers mochten genoemd worden.

Tien jaar later spitste de discussie zich toe op de belijdenisvragen. Op de lijst van ingekomen stukken stond op 20 november 1907 'een missive vanj. van Leeuwen en eenige andere doopleden der Kerk, ' die stelden dat de formulering van de vragen hen verhinderde belijdenis af te leggen.

De kerkenraad wilde de vragen echter niet wijzigen. Alleen ouderling K. Heij was van een ander gevoelen. Hij overwoog zelfs zich op de classis te beroepen. In augustus 1908 pleitte hij tevergeefs voor het invoeren van de vragen van Voetius.

Enkele jaren later was het niet ouderling Heij, maar ds. W. den Hengst die, na zijn bekering, grote moeite had met de vragen die de

kerkenraad aan de belijdeniscatechisanten liet stellen. Op 19 juni 1911 was er even sprake van dat de predikant vrij zou worden gelaten om de vragen van Voetius te gebruiken. Een maand later was 'geen der broederen' echter meer bereid om de predikant die ruimte te geven.

Ds. Den Hengst bedacht zich twee maanden en kwam toen met een noodoplossing op de proppen: hij zou de gelaakte vragen wél stellen, maar met de toevoeging 'op last en in naam des kerkeraads.' Maar ook dat mocht niet, want de verdeeldheid zou er alleen maar door toe­ nemen, zeiden de broeders. Er werd uitvoerig over gesproken, maar 'waar geen der broederen een andere uitweg' wist, kondigde ds. Den Hengst aan zich op de classis te zullen beroepen.

Een verbond gesloten

Eind 1911 verschenenj. van Barneveld, S. Bekker, R. van Eist en A. Homoet op de kerkenraadsvergadering en deden volgens de scriba „een persoonlijke aanval' op ouderling Van Schuppen, 'die zoude gezegd hebben dat een verbond is gesloten om voortaan geen gemeenteleden die het met de pre­ diking van ds. Den Hengst eens zijn, voor het ambt voor te dragen.' Het gevolg: 'een onverkwikkelijk debat.'

Besloten werd dat Van Schuppen de vier broeders schriftelijk van antwoord zou dienen. Maar dat bevredigde niet, dus zes weken later stond het viertal opnieuw in de consistoriekamer. De kerkenraad voelde echter weinig voor een tweede 'debat' en vond dat het maar persoonlijk met Van Schuppen uitgepraat moest worden.

In april 1912 kwamen Bekker en Van Eist weer naar de kerkenraad om de situatie te bespreken. De twee uur durende discussie leverde ruim zes regels notulen op... De toestand was 'allertreurigst.'

Onhoudbare toestand

Op 4 juni I913 trad ds. Den Hengst uit het kerkverband, 'door de onhoudbare toestand der gemeente en om de geest van het neo calvinisme dat in meerderheid de Gereformeerde Kerken bezielt.' De kerkenraad beraadde zich de volgende dag op het vertrek van zijn preses. 'Hem werd ernstig aangeraden zulk een stap toch niet in onberadenheid te doen, en dringend verzocht, zoo hij er toe overging, ten opzichte van den tijd wanneer en de wijze waarop, rekening te houden met het hooge belang dat de Gemeente erbij heeft dat de loop der zaken niet in groote mate worde gestoord.' Ds. Den Hengst 'erkende, dat niet alleen de toestand en de gang der zaken te dezer plaatse hem tot dien stap dringen, maar dat het standpunt der Geref. Kerken in haar geheel bij hem in meer dan één opzicht op bezwaar stuit.' De bespreking 'werd in haar geheel op zeer kalmen, bezadigden toon gevoerd, men gevoelde den ernst der zaak.' De kerkenraad verklaarde

„met diepe ontroering kennisgenomen te hebben van de uittreding van de predikant, 'met de bede, dat de Almachtige U behoede.' Van de ambtsdragers ging niemand met de dominee mee, maar van de gemeente maar liefst tweederde deel, zodat de groep-Den Hengst als voortzetting van de oude gemeente kan worden beschouwd.

Een dominee zonder kerkenraad. Maar dat duurde niet lang. Op 13 en 18 juni koos de gemeente zes ouderlingen en vier diakenen. De gemeente werd op 27 augustus door de classis Barneveld voorlopig toegelaten tot de Gereformeerde Gemeenten.

Geen catecheet van buitenaf

Rijk van Eist, geboren in 1867, behoorde in 1913 tot de nieuwe ouderlingen. In datzelfde jaar kwam hij ook in de gemeenteraad. Van 1923 tot zijn overlijden in 1933 zat hij voor de SGP in de Provinciale Staten van Utrecht. Hij zat daar samen met ouderling W. van de Vate, een van de leiders van de afdehng Rhenen.

Van Eist deed het allemaal naast zijn dagelijks werk als smid en garagehouder. In 1919 en 1920 was hij enkele keren scriba van de classis Barneveld. Binnen de kerkenraad werd hij tweede voorzitter.

Van Eist sprak tijdens de begrafenis van ds. Kieviet, die in 1928 na een kortstondige ziekte overleed. Met andere ouderlingen nam Van Eist nu de catechisaties ter hand. Het aanbod van de Scherpenzeelse ouderling B. Roest om te komen catechiseren, werd afgewezen: Veenendaal had zelf een groot aantal ouderlingen en er zouden uit de gemeente vragen kunnen komen als men dan toch een ouderling uit een andere gemeente te hulp zou roepen. Roest zelf had de situatie anders ingeschat, zoals blijkt uit één van zijn brieven. Hij catechiseerde al in meerdere gemeenten, 'en nu Veenendaal; die weten geen raad. Ik zal het proberen.'

Zeg maar ja

In de vacante periode hanteerde Van Eist de voorzittershamer. Dat duurde tot 193*^' langer dan hij verwachtte. In 1929 dacht hij namelijk dat kandidaat W. C. Lamain de nieuwe predikant van de gemeente zou worden.

Lamain kreeg in Veenendaal op 24 juni 124 stemmen. Van de mansleden stemden er 55 op "^s-J-D. Barth en drie briefjes waren blanco.

Van Eist belde de kandidaat de volgende dag op en zei, zoals ds. Lamain zich later herinnerde: 'De kerkenraad is ervoor dat u komt, de gemeente heeft het uitgesproken dat ze u als leraar begeert, en het volk des Heeren zou blij zijn als u het beroep mocht aannemen. Zeg nu maar ja, dan kunnen we het vanavond de gemeente meedelen.' Van Eist had blijkbaar gemerkt dat Lamain zich tot Veenendaal aangetrokken voelde. Maar zo rap ging het niet. Lamain nam het beroep gewoon in beraad. Hij wist dat hij naar Leiden moest. Voor Veenendaal kon hij niet warm worden, hoe hij het ook probeerde. 'O, wat een gemartel toch, als een mens niet wil wat God wil. Op een vrijdagmorgen besloot ik naar Veenendaal te

gaan om dan te informeren hoe Gods volk eronder was. Of er nog werkzaamheden in hun hart waren. Het kost wat, voordat een mens het opgeeft, en voor God neervalt met de bede: Wat wilt Gij dat ik doen zal? Wij doen er alles aan om op de been te blijven. Ik was al vlak bij Woudenberg, voordat mijn ogen geopend werden voor mijn dwaasheid. De Heere liet mij in Zijn ondoorgrondelijke goedheid niet in Veenendaal komen om mijn droeve voornemens uit te voeren. Daar werd het in de trein: Wil toch niet stug, gelijk een paard, weerstreven...'

Oefenaar Toes

Het duurde tot lO juli voordat de 25-jarige kandidaat de strijd opgaf en de roepstem uit Leiden aanvaardde. De opvolger van ds. Kieviet in Veenendaal werd geen kandidaat, maar een ervaren predikant. Ds. R. Kok uit Gouda kwam in I93O.

Het was de nieuwe pastor een doorn in het oog dat de afdelingen van de gemeente onder leiding van commissies stonden. „De voorzitter zegd, dat dit niet langer zoo blijven mag, dat dit een krenkende zaak is voor de Amptelijke bediening.' Kerkdiensten behoren door ambtsdragers geleid te worden, vond ds. Kok. Al heel snel na zijn komst werden er dan ook ouderlingen en diakenen bevestigd in Wageningen, Ede en Rhenen. Nu lukte het wél om in Ede ambtsdragers te vinden.

Een paar jaar later werden de drie afdelingen kort na elkaar tot zelfstandige gemeente geïnstitueerd. Nieuwe afdelingen kreeg de Veenendaalse gemeente in Ederveen en Eist.

In het najaar van 1926 had de kerkenraad enkele keren 'een broederlijke bespreking' gevoerd met B.

Toes, sinds 1918 oefenaar in een vrije gemeente in Overberg. Hij werd niet toegelaten als oefenaar. Toes vertrok daarop naar een vrije gemeente in IJsselmonde, waar hij predikant werd. Later stond hij in Kinderdijk en sloot hij zich aan bij de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

Heengegaan in vrede

Ouderling R. van Eist is in 1933 overleden. Op 14 september was hij nog als afgevaardigde op de classis aanwezig. Op zijn sterfbed vroeg hij ds. Kok om tijdens de rouwdienst Psalm 33:10 te laten zingen: Zijn machtig' arm beschermt de vromen, en redt hun zielen van den dood...'

Tijdens de kerkenraadsvergadering van 22 november sprak ds. Kok woorden ter nagedachtenis van ouderling Van Eist, 'die op zondag 19 Nov. de eeuwige rust is ingegaan. Wij zullen onze broeder missen, die vanaf het ontstaan der Gemeente, dus 20 jaren, als ouderling de Gemeente gediend heeft. Met al zijn gebrek hielden wij toch van hem. Hij was oprecht in zijn omgang, en kon met de gaven die de Heere hem gegeven had, in vele omstandigheden de Gemeente dienen. Groot is het voorrecht, dat de Heere hem verleende, om met vreugde in te gaan. De Heere gaf hem de vrijmoedigheid des geloofs om te zeggen: „Zo laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw Woord."

Veel heeft hij gearbeid voor de Gemeente, en voorzeker zal Br. v. Eist bij ons allen in blijvende herinnering blijven.' Een dag eerder hadden Provinciale Staten stilgestaan bij het overlijden van Van Eist. 'De heer Van Eist is onder ons altijd een stil lid ge-

weest, ' zei de Commissaris der Koningin. 'Hij heeft weinig aanraking gezocht met zijn medeleden. Slechts zelden heeft hij zich gemengd in de discussies van onze vergaderingen, doch wanneer hij dit deed, dan was het ter verdediging van zijn beginselen. Beginselen waarvoor hij zijn levensstrijd heeft gestreden.' De commissaris zei zich het overleden statenlid te zullen herinneren 'als een stoer Calvinist, als de man die stil zijn weg ging, in vertrouwen op zijn God.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2006

Oude Paden | 48 Pagina's

Koudijs kon niet  warm worden

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2006

Oude Paden | 48 Pagina's