Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Friese predikant  diende vier  Zeeuwse gemeenten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Friese predikant diende vier Zeeuwse gemeenten

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

L Vogelaar

f A ne, Ane, wat ga je nu .Ziioch beginnen? ' De familie Renema, zelf niet erg behoudend hervormd, begreep er niets van dat hun schoonzoon en zwager op 4:3~3^^^S^ leeftijd zijn slagerij van de hand deed en voor dominee ging studeren. Ane Visser wist zich echter tot het predikambt geroepen.

Visser was op 23 april 1892 geboren in het hoge noorden van Friesland, in Sint Annaparochie. Zijn moeder had al vijf of zes keer een miskraam gehad. Daarna werd een tweeling geboren; de enige kinderen in het gezin. Anes tweelingzus was verstandelijk gehandicapt. Het meisje miste een deel van haar hersenen en zou volgens de dokter op z'n hoogst lO jaar worden. Ze werd echter 22. Ze zat altijd in een kinderstoel.

Hun vader was armmeester van de gemeente Het Bildt. Hij bracht de armen steeds een rijksdaalder en dat hielp hen om hun eenvoudige huishouden draaiende te houden.

Ane werd als kind niet gedoopt en kreeg ook geen godsdienstige opvoeding. Hij was nog jong toen zijn vader in 1905 onverwachts overleed, waarschijnlijk door hartfalen. Ane werkte als slagersknecht in Sneek en Scharnegoutum. Toen zijn tweelingzus en zijn moeder drie maanden na elkaar overleden, stond hij alleen op de wereld. In Scharnegoutum leerde hij Lyfke Renema kennen. Zij was op 14 juni 1889 in dat dorp geboren in het gezin van timmerman Luitzen Renema (1859-1938) en Trijntje Westra (1862-1932).

Lyfke kwam uit een familie die vanouds tot de mennisten (doops­ gezinden) behoorde. Op 12 mei igi? trouwden Ane en Lyfke in het gemeentehuis van Wymbritseradeel. Ane was inmiddels gedoopt in de Nederlandse Hervormde Kerk in Sneek.

De Heere zegende de prediking tot zijn bekering.

A. Visser (vele malen werd hij in kerkelijke stukken A.C. Visser genoemd; dat was gebaseerd op een oude Friese gewoonte de initiaal van de vader als tweede voorletter te gebruiken) kocht een slagerij op Kerkstraat 6 in Oudemirdum, in het zuiden van Friesland. De zaken liepen goed. Visser had geld van zijn schoonvader geleend, maar kon dat al na eenjaar terugbetalen.

Na enkele jaren kondigde de overheid af dat in elke slagerij een koeling moest worden aangebracht. In het pand van Visser bleek dit niet te kunnen. Daarom kocht hij een stuk grond op Jan Schotanuswei 25. aan de doorgaande weg aan de zuidkant van het dorp. Daar bouwde hij een nieuwe slagerij. Met een groter huis, want zijn gezin groeide. In zijn oude winkel werd later een kapsalon gevestigd.

Visser voelde zich soms erg onkundig. Hij las veel. Om zijn kennis te vergroten, nam hij ook het Gulden boekje door waaruit zijn

kinderen op de christelijke school in Oudemirdum onderwezen werden.

Kerkelijke twisten

Een richtingenstrijd binnen de Hervormde gemeente leidde tot schorsing van de ambtsdragers die een behoudende koers voorstonden. Daarop trad een groep uit. Tot hen behoorde ook het gezin Visser. Door zijn werk had Visser volop gelegenheid om met anderen over de kerkelijke problemen te praten.

Aanvankelijk overwogen de hervormd-gereformeerden een evangelisatie te stichten, maar men vreesde nieuwe moeilijkheden als men zich binnen de Nederlandse Hervormde Kerk zou organiseren. Dat ze niet meer naar de dorpskerk kwamen, had al opschudding genoeg gewekt. Van de Vissers werd gezegd: 'Het zijn leuke kinderen, maar hun ouders deugen niet.'

Ook in de familie leidden de perikelen tot heftige discussies, zodat Anes schoonmoeder (in het Fries) weleens riep: 'Hou op! Hou op!'

Niet ieder op zichzelve...

De bezwaarden lazen enige tijd thuis, totdat één van de geschorste ouderlingen een begrafenis bijwoonde in de Gereformeerde Gemeente van Lemmer. De boodschap die daar klonk, was naar zijn hart. Hij vroeg hem bericht te sturen wanneer er eens een predikant zou voorgaan. Voortaan ging een groep Gaasterlanders in gehuurde bussen van Van der Zee naar de Gereformeerde Gemeente van Lemmer. Daar werd Vissers jongste dochter gedoopt.

Op 9 augustus 1932 kwamen twee Oudemirdummers, M. Jongsma en A. Visser, naar een kerkenraadsvergadering in Lemmer. Volgens een woord ter inleiding dat de Lemmerse kerkenraad in het eerste notulenboek van Oudemirdum schreef, zeiden Jongsma en Visser 'dat ze uit de Ned. Herv. Gemeente te Oudemirdum uitgetreden waren, ter oorzake van de reglementen, vrouwenkiesrecht en raad van Beheer, zijnde naar hun overtuiging in strijd met Gods Woord. Hun komst was met medeweten van een 70-tal leden, waaronder voormalige Kerkeraadsleden van de Herv. Kerk, welke ook mede uit bovengenoemde oorzaken door de Classis der Herv. Kerk uit het ambt waren gezet.

Zij deelden ons mede, dat zij zich onder de Waarheid te Lemmer thuisgevoelden en gesticht werden en was het doel hunner komst met de kerkeraad van Lemmer te bespreken welke weg zij in dezen zouden inslaan.'

Het antwoord is in een ander notulenboek, dat van Lemmer, te vinden. Scriba Th. Frankema noteerde: 'Wij hebben de gasten aangeraden, om zich zoveel mogelijk samen te voegen en vooral des zondags godsdienstoefening te houden, niet ieder op zichzelve, doch gezamenlijk, opdat de gemeenschap blijve; nu, daar waren zij het wel mee eens. Zij zouden gaarne een plaats van samenkomst hebben en spraken er al over, om zo mogelijk een kerkje te bouwen of misschien het afgedankte schoolgebouw in het dorp te huren ofte kopen.'

De Lemmerse kerkenraad bracht de groep uit Oudemirdum in september 1932 op de classis Barneveld ter sprake: 'Menschen die van ver komen onder de Waarheid, daar er een breuk tusschen hen en de Herv. Kerk is ontstaan. Ook zijn er die nog geen belijdenis afgelegd en ongedoopt zijn.' Op 21 oktober spraken Jongsma,

Visser, B. Luinenburg en A. Tuinier Gzn. met de kerkenraad van Lemmer over het probleem dat niemand van de mannen in Oudemirdum zich bekwaam voelde om leesdiensten, catechisaties en begrafenissen te leiden.

Niet licht

De Gaasterlanders deden geen onbezonnen stap. Het duurde nog twee maanden voordat 48 mannen en vrouwen zich in Lemmer als lid aanmeldden. Slager Visser stelde een lijst met doopleden op. Hij werd in januari 1933 met W. Beuckens Szn., A. van der Meer Jzn. en A. Tuinier Gzn. in een commissie benoemd die de totstandkoming van de gemeente moest regelen.

Op 21 februari ging ds. J. Vreugdenhil uit Kampen, die ds. J. Fraanje was opgevolgd als consulent van Lemmer, in Oudemirdum voor. Na de dienst leidde hij

Theologische School. Wij hebben goede tijdijig. Het heeft den Heere behaagd, ons weder een man toe te schikken, die door curatoren toegelaten is tot de studiën aan de Theologische School, n.l. A. Visser van Oudemirdum. Wel had nog een tweetal zich gepresenteerd voor het onderzoek, maar deze werden met algemeene stemmen afgewezen. En nu is één een klein getal, maar zoo des Heeren gunst moge geboden worden over het besluit ter toelating, is het kleine toch nog groot. Twee .iaren achtereen moest de commissie allen afwijzen, die zich gepresenteerd hadden, haar tot groot leed, om der kerke wil. In het licht gezien van wat nu twee jaren is geschied, is de uitslag van thans verblijdend. Och, dat ons oog op den Heere geslagen zij en Hü Zich verheerlijke in ons midden. Hü geve ons knechten voor zoovele gemeenten, die herderloos zijn. De beide studenten, v. d. Berg en Stuyvenberg, legden een zeer bevredigend overgangs-examen af. Zoo de Heere wil zullen zij hun studiën een volgend jaar beëindigen. De school staat dus nog niet ledig. Mogelijk beweegt de nieuwe toelating nog enkelen onder ons, wie het belang der kerk ter harte gaat, om een klein offer af te zonderen om van stoffelyke zorgen ons te bevryden. i5itmaal ontving ik slechts enkele bijdragen, waaronder een collecte, te weten: Van een Benth. vriend (door br. St.) ƒ 10.— Uit collecte Lisse , 5.— Uit collecte Oostkapelle , 2.50 Collecte Westzaan 45.— Tezamen f 62.50 Ook ontving ik nog van X. te R. twee stel keurige gordijnen voor de school, en een groot portret in lijst van Bogerman, den voorzitter der Synode van Dordrecht. Gironummer 63697. Ds. KERSTEN. De Saambinder, 27 juni 1935.

een ledenvergadering, waar de eerste ambtsdragers werden verkozen. Voor ouderling viel de keus op W. Beuckens, A. Tuinier en A. Visser, voor diaken op A. van der Meer en G. van der Meer. 'A. Visser achtte de bezwaren aan deze benoeming verbonden niet licht, toch nam ook deze broeder het aan.' Ds. Vreugdenhil bevestigde hen tijdens de institueringsdienst op donderdag 9 maart; dit jaar 75 jaar geleden.

Ouderling Beuckens ging 's zondagsmorgens voor, aangezien hij vanwege zijn grote boerderij en de afstand naar de kerk 's middags niet altijd kon komen. In de middagdiensten zou Tuinier voorgaan in gebed, terwijl Visser dan de catechismuspreken van ds. G. van Reenen zou lezen. Visser werd ook scriba, 's Zaterdagsmiddags gaf hij catechisatie aan de kinderen in de leeftijdsgroep 9~I4 j^^r en 's woensdagmiddags verzorgde hij de belijdeniscatechisatie.

Grond voor de kerk

In ruim vier maanden tijd werd een kerk gebouwd. De grond daarvoor, een bosperceel (vandaar dat de bevolking sprak over Bosktsjerke), was voor een zeer schappelijke prijs aangekocht van ouderling Visser.

Dit bedehuis doet tot op de dag van vandaag dienst. Ds. Vreugdenhil nam het op dinsdag 15 augustus 1933 in gebruik. Het kerkgebouw werd later verfraaid. Zo viel in 1937 het besluit 'de vreeselijke zwarte muur' tussen consistorie en kerk met hout te bedekken.

Melk leveren op zondag

Ruim twee jaar diende Visser als ouderling. 'Met grote liefde en rouw behartigde hij ook de maatschappelijke belangen der emeente, ' aldus de geschiedschrijver van de Gereformeerde Gemeente in Oudemirdum. De volksmond sprak over het Vissergroepje.

Een kwestie die de kerkenraad bezighield, was het melk leveren op zondag door boeren uit de gemeente. De classis Barneveld vaardigde een commissie af om de leden in Oudemirdum op de noodzaak van zondagsheiliging te wijzen. Tijdens een ledenvergadering werd er uitvoerig over gesproken. 'B. Luinenburg vraagt of het classebestuur ook verstand van de boerderij heeft, ' noteerde scriba Visser.

Een halfjaar later waren de predikanten Fraanje en Kok en de ouderlingen A. Baan, E. Mulder en P. van Woerden aanwezig tijdens een ledenvergadering in Oudemirdum. 'v. Woerden heeft met de directeuren v/d melkfabriek te Balk en Urmelum(? ) gesproken en die hadden hun medewerking in dezen toegezegd. De classe is bereid, om de schade, door de derving van te weinig melkgeld te vergoeden. Dus is de financieële kant van deze zaak geregeld, dit tegen de bezwaren van die menschen, die daardoor meenen te moeten doorgaan met leveren der melk op zondag.

V. Woerden heeft nog een brief ontvangen van de directeur v/d fabriek te Surhuisterveen, alwaar 2/3 gedeelte geen melk levert op den Zondag. Dat dus de mogelijkheid ook hier inderdaad bestaat.' De meeste boeren beëindigden de melkleverantie op Gods dag. In mei 1935 waren er in Oudemirdum vier en in Lemmer twee boeren die er 'om vele bezwaren' nog niet mee gestopt waren. Ds. Vreugdenhil ging met ouderling Van Woerden naar de fabriek om voor hen een regeling te treffen. Nog meermalen sprak de classis over de kwestie. Soms kon met blijdschap worden vastgesteld "dat er weder iemand in zijn consciëntie is vastgeloopen omtrent het melk leveren op den dag des Heeren.'

Een woordje bij de leespreek

Op 25 mei 1934-besprak de kerkenraad een brief van Visser 'omtrent de roeping voor leeraar bij de gemeenten. Met algemeene stemmen is besloten een attest uit te reiken aan Visser, en dit op te zenden naar de Commissie der Sijnode, die op 28 Juni hopen te vergaderen.' De ouderling uit Oudemirdum werd echter afgewezen.

Inmiddels had de gemeente samen met die van Lemmer een beroep uitgebracht op kandidaat H. Ligtenberg sr. Als hij zou komen, zou hij in Oudemirdum een pastorie krijgen. Ouderling Visser moest alvast bij J. Tuinier gaan informeren of die zijn huis zou willen verhuren of verkopen. De kandidaat bedankte echter. Niet 'senior, ' maar kand. H. Ligtenberg junior werd in 1960 de eerste predikant van 'Aldemardum.' Op 3*^ augustus 1934 sprak de kerkenraad erover dat een van de ouderlingen (waarschijnlijk Visser) tijdens het preeklezen soms wat eigen gedachten tussenvoegde. De meerderheid was er niet voor. De zaak kwam twee weken later aan de orde op de classis Barneveld, toen Oudemirdum vroeg: 'Mag een ouderling met preeklezen de gemeente aanspreken met verschillende omstandigheden tot waarschuwing voor feesten of andere zondige gewoonten? De classis bij monde der Voorzitter geeft daarin het volgende advies: Groote voorzichtigheid is hierin te betrachten, er is niets op tegen met bijzondere nooden de Gemeente te vermanen, maar laat het dan na de predikatie die gelezen wordt, gedaan worden.'

Wat ga je nu toch beginnen...

In november werd Visser met 29 van de 31 stemmen herkozen als ouderling. Maar de roeping tot het profetisch ambt bleef zijn hart bezetten. Op 20 mei 1935 kreeg hij opnieuw een attest, en ditmaal had dat (op 19 juni) een gunstig resultaat. Vissers oudste dochter logeerde op dat moment bij een oom en tante. Daar kreeg ze een brief van haar vader met het bericht dat hij aangenomen was.

In zijn schoonfamilie stuitte Visser op groot onbegrip. 'Ane, Ane, wat ga je nu toch beginnen? ' zeiden ze.

"Wij hebben goede tijding, ' meldde ds. Kersten in De Saambinder. 'Het heeft den Heere behaagd, ons weder een man toe te schikken, die door curatoren toegelaten is tot de studiën aan de Theologische School. Wel had nog een tweetal zich gepresenteerd voor het onderzoek, maar deze werden met algemeene stemmen afgewezen. En nu is één een klein getal, maar zoo des Heeren gunst moge geboden worden over het besluit ter toelating, is het kleine toch nog groot.'

Als scriba noteerde Visser zelf het blijde nieuws in de kerkenraadsnotulen: 'Ouderling Visser is met I Aug. toegelaten tot de lessen der Theologische School te Rotterdam.' En op 26 juli: 'Daar dit de laatste kerkeraadsvergadering is, waarin A. Visser als ouderling tegenwoordig is, kon hij met dank aan den Heere, den Grootste Gever van alle goeds, dat hem in dit ambt geschonken is, den Heere, en Hem alleen ervoor danken, hetwelk dan in 't dankgebed aan den Heere bekend wordt gemaakt.'

Organist D. Tuinier Wzn. volgde Visser op, niet alleen als ouderling, maar ook als scriba. Visser verkocht niet al zijn grond in Oudemirdum, want als hij ooit met emeritaat zou gaan, wilde hij terug naar Friesland. Maar zover is het nooit gekomen.

Visser en zijn vrouw bleven in huis Fries praten en zijn oudste kinderen deden dat 70 jaar later onderling nog steeds.

Naar de stad

Familieleden hielpen bij de verhuizing naar Rotterdam. Het was een grote verandering, van het landelijke Oudemirdum naar een bovenhuis in de drukke stad. Vissers zoon Luut vond het maar niets. Visser kocht veel boeken, maar Luut zei: 'Heit, als u al die boeken uitgelezen hebt, gaan we dan weer terug naar Oudemirdum? '

De eerste tijd in Rotterdam was er veel ziekte in het eezin. "Dat komt door de overgang naar de stad, ' zei de huisarts.

Visser kreeg les van ds. G.H. Kersten en hoofdonderwijzer A. van Bochove. Zijn kinderen zaten eveneens bij Van Bochove op school: op de Rehobothschool aan het Noordeinde.

In 1934 was ook ds. J.D. Barth tot docent benoemd. Zijn vrouw schreef echter aan een nicht: 'Er zijn dit jaar geen studenten aangenomen, dus oom behoeft nu ook niet naar de Theologische School.' Door de gezondheidsproblemen van ds. Barth is het er later ook niet meer van gekomen.

In 1937 werd geconstateerd dat de werklast voor ds. Kersten te groot werd, maar het duurde nog zes jaar voordat er een hulpdocent (dr. C. Steenblok) werd benoemd.

Toen Visser op school kwam, waren J. van den Berg en A. van Stuijvenberg daar al student.

Zij studeerden in 1936 af. In dat jaar kwam Ghr. van de Woestijne er als student bij, in 1937 T. Dorresteijn en in 193^ J.B. Bel. De onderlinge verstandhouding was heel goed.

Na de lessen gingen de studenten soms even de stad in om een zure haring te kopen. Student Van den Berg woonde pal naast de familie Visser.

Oud zeer

Op 23 oktober 1936 was Visser terug in Oudemirdum om er moeilijkheden uit te praten. De jonge gemeente bleef niet gevrijwaard van kinderziekten. Onder leidingvan consulent Vreugdenhil was in april 1935 ^^i^ conflict tussen ouderling W. Beuckens en de rest van de kerkenraad opgelost. Diezelfde ouderling uitte anderhalf jaar later een aantal grieven tegen zijn vroegere medebroeder

Visser. Onder de bekwame leiding van ds. Vreugdenhil (ook de andere classispredikanten, ds. J. Fraanje en ds. R. Kok, waren aanwezig) werd in 'een hevig gesprek' echter het ene na het andere bezwaar ontzenuwd. Beuckens Uep daarop weg uit de vergadering en legde zijn ambt neer.

Op lO januari 1938 verzoenden Beuckens en Visser zich echter met elkaar, in aanwezigheid van de drie ouderlingen. Het werd van de kansel afgekondigd. Nog geen twee jaar later stond Beuckens weer op de lijst voor ouderling. Hij is echter geen ambtsdrager meer geworden, ook al bleef de plaats van de derde ouderling tientallen jaren onvervuld (Beuckens overleed in 1977)-Een Oudemirdummer die in

Rotterdam bij de familie Visser over de vloer kwam, was Bauke Tuinier. Hij ontmoette in de Maasstad de latere ds. J.W. Kersten. Ze raakten bevriend en woonden later als studenten in hetzelfde herenhuis in Utrecht.

Naar Walcheren

Op 28 juni 1939 studeerde Visser af. Na de beroepbaarstelling zong het Curatorium hem Psalm 134:3 toe. Nadat Visser het beroep van Aagtekerke en Oostkapelle had aangenomen, examineerde de classis Middelburg hem op 30 augustus. Dat gebeurde in een veelbewogen week: wee dagen na de mobilisatie. Omdat ds. Kersten wegens ziekte afwezig was, werden de vragen gesteld door de enige predikant uit de classis, ds. A. Verhagen. Nadat de kandidaat 'vele vragen uit het bekende leerboek van Hellenbroek' beantwoord had, hield hij een proefpreek over Joh. 3-30; 'Hij moet wassen, en Ik minder worden.'

Eenparig besloot de classis hem toe te laten tot de volle bediening. De kandidaat kreeg Oostburg en Westkapelle als consulentgemeenten toegewezen. Hij sprak er later zijn bevreemding over uit dat dit buiten zijn aanwezigheid was bedisseld.

Na het examen ging Visser terug naar Rotterdam. Op I september stapte hij de consistoriekamer aan de Boezemsingel binnen om er afscheid te nemen van de kerkenraad. Kort daarna verhuisde hij met zijn gezin van de Maasstad naar Walcheren. Er werd in Aagtekerke een nieuwe pastorie gebouwd, dus voorlopig bivakkeerde het gezin in Domburg, in huize Duinlust, dicht bij de zee (bij 'Soare en Pietje, ' zeiden de kinderen later). Voor Vissers kinderen was het alsof ze op vakantie waren. Gemeenteleden verwenden hen met eigengebakken brood, belegd met een dikke laag spek.

De keuken en de bijkeuken van de oude pastorie werden verbouwd tot garage. In Oostkapelle stelde ouderling H. Zwemer een kamer beschikbaar waar de predikant zich even kon terugtrekken, bijvoorbeeld als hij op de fiets natgeregend was.

Het zij zoo!

De bevestiging had op dinsdag 12 september 1939 plaats in de kerk aan de Segeersstraat in Middelburg. Dat riep in Aagtekerke nogal wat weerstand op. Er ging zelfs een handtekeningenlijst rond van mensen die de bevestigingsdienst in Aagtekerke wilden houden. Een revolutionaire actie, vond de kerkenraad.

Ds. Verhagen leidde de dienst, want ds. Kersten had daags tevoren moeten opkomen als veldprediker. Ds. Verhagen sprak over Spr. 13:17b: Maar een trouw gezant is medicijn.' Ds. Visser deed op woensdag 13 september intrede in Aagtekerke met de woorden van Joh. 3:29 en op vrijdag 15 september in Oostkapelle met 2 Kor. 5:4-1^^ beide gemeenten sprak ds. Verhagen hem namens kerkenraad en classis toe. In Aagtekerke sprak ook de burgemeester en in Oostkapelle oud-studiegenoot ds. J. van den Berg.

De Banier der Waarheid, het blad van de Amerikaanse zustergemeenten, vermeldde in november: 'In de Saambinder lazen wij; 'Het is te verstaan dat beide gemeenten zeer verblijd zijn dat zij een eigen leeraar mogen hebben. Oostkapelle had dit voorrecht tot nu toe niet en Aagtekerke is reeds na het vertrek van Ds. Kok 14 jaren vacant. Moge de Heere Ds. Visser met goddelijk onderwijs rijkelijk begiftigen en hem al die gaven verleenen, die in het zwaarwichtig ambt ieder van noode zijn en in het bijzonder waar hij twee gemeenten te dienen heeft. De getrouwe Jehova stelle hem ten rijken zegen tot eere van Zijn Naam.' In Amerika zeggen wij hierop: Het zij zoo!'

Van de wijs

's Zondags preekte ds. Visser twee keer in de ene gemeente en één keer in de andere. Zijn kinderen liepen vaak met hem mee als hij naar Oostkapelle ging.

In Aagtekerke werd de gemeentezang nog geleid door een voorzanger. Dat ging niet naar wens. Soms brak de voorzanger het zingen af, omdat hij te hoog had ingezet. De kinderen van ds. Visser, die dit helemaal niet gewend waren, proestten het uit en konden hun lachen ook niet zo snel bedwingen.

Kennelijk ging het zingen in Aagtekerke een stuk slechter dan enkele decennia eerder, toen ds. (later prof.) G. Wisse er ds. R. Kok kwam beluisteren: „...temidden van een groepje brave Zeeuwsche boertjes en boerinnetjes, 't Liep vol, stampvol. Een orgel was er niet. We zongen de psalmen van Datheen. Maar of dat ging! Een voorlezer, tevens voorzanger, met een stem als een bourdon zestienvoeter, zette in, datje 't hart niet had ook maar een kwart noot af te wijken van de wijs.'

Tine Visser stelde haar vader al gauw voor om hun eigen orgel op het galerijtje in de kerk te zetten. Maar dat wees de kerkenraad af. Het duurde tot 1941 voordat de broeders eraan toe waren een orgel aan te schaffen. En daarna duurde het door de oorlogsomstandigheden nog tot 1943 voordat het instrument arriveerde. In Oostkapelle vroeg iemand in 1941 om invoering van de nieuwe psalmberij - ming (van 1773)' maar dat vond ds. Visser niet verstandig.

Zending

De eerste classisvergaderingen die ds. Visser als afgevaardigde meemaakte, op II december 1939 ^^ 8 april 1940' moest hij zowel openen als leiden, omdat ds. Verhagen ziek was. Die ziekte bleek van langdurige aard, zodat ds. Visser zich opeens voor al het werk in de classis gesteld zag.

Ds. Verhagen verbleef voor een medische behandeling in Amersfoort. Toen de oorlog in mei 1940 uitbrak, logeerde hij in Woerden. Daarom hoefde hij niet met de bevolking van Amersfoort mee naar Noord-Holland toen de stad geëvacueerd werd.

Van 17 januari 1940 tot zijn overlijden in 1948 was ds. Visser voorzitter van de commissie voor de inwendige zending van de Zuidelijke Particuliere Synode. In de jaren I945"I948 zat hij ook in het deputaatschap voor de uitwendige zending.

De oorlog breekt uit

Op 9 april 1940 overleed de Oostkapelse ouderling H. Zwemer, op 53"jarige leeftijd. Precies een maand later, daags voor het uitbreken van de oorlog, verloor ds. Visser opnieuw een van zijn kerkenraadsleden door de dood: in Aagtekerke werd de 78-jarige ouderlingJ. van Keulen weggenomen.

Toen de oorlog uitbrak, logeerde de oudste dochter van ds. Visser bij ouderling B. Roest in Scherpenzeel. Daar kwam haar vriend, die als gemobiliseerd militair in de Grebbelinie lag, regelmatig over de vloer. Toen Scherpenzeel geëvacueerd werd, trok Tine Visser met de familie Roest mee naar Noord-Holland.

Een zoon van ds. Visser nam deel aan de zware gevechten op de Grebbeberg. De familie zat in angst, maar de predikant werd bemoedigd met de woorden , Jozef leeft nog." Toen geloofde hij dat zijn zoon veilig zou thuiskomen.

Slechts zes soldaten uit de compagnie van Kees Visser overleefden de gevechten. Door de herinneringen aan de verschrikkingen van die oorlogsdagen moest Kees na de oorlog worden opgenomen in psychiatrische inrichting Vrederust in Bergen op Zoom. Daar bezocht zowel ds. J.B. Bel uit Krabbendijke als ds. F.J. Dieleman uit Yerseke hem. Van ds. Dieleman is bekend dat hij gebed voor de zieke kreeg. Kees is wonderlijk genezen.

"Weggeraapt voor het kwaad

Visser had in Rotterdam de Amerikaanse auto van ds. Kersten overgenomen. Die was tijdens de oorlog echter onbruikbaar, doordat er voor burgers geen benzine beschikbaar was. Vanwege de verduisteringsvoorschriften werd in Oostkapelle in het najaar van 1940 de derde dienst op zondag afgeschaft.

In mei 1941 leidde ds. Visser de begrafenis van Katharina Flipse, een kind des Heeren uit Westkapelle. Hij sprak overJes. 57'I' 'De rechtvaardige komt om, en er is niemand die het ter harte neemt; en de weldadige lieden worden weggeraapt, zonder dat er iemand op let, dat de rechtvaardige weggeraapt wordt voor het kwaad.' Ka Flipse heeft niet meer behoeven te beleven dat haar huisje en een groot deel van het dorp in 194, 4 door bombardementen en het zeewater verwoest werden.

Kostgangers

Na het vertrek van ds. Verhagen naar Lisse in 1942 was ds. Visser de enige predikant van de gemeenten op Walcheren. Er was een vergunning nodig om het kustgebied te kunnen bezoeken, dus veel predikanten kwamen er niet.

Ds. Visser raakte door deze overheidsmaatregel ook zijn kostganger kwijt. Bouke Folkertsma uit Oudega, uit de gemeente van Oudemirdum, was thuis komen te zitten toen de Duitsers de kweekschool in Sneek sloten. Ds. Visser, die hem bij ouderling D. Tuinier ontmoette, regelde een plaats voor hem op de kweekschool in Middelburg. Bouke kwam bij de familie Visser in de kost. Kostgeld hoefde hij niet te betalen: Waar zes kinderen kunnen eten, kunnen er ook zeven eten, schreef de predikant. Liftend reisde Bouke van het Gaasterland naar Aagtekerke.

Zijn vakantie bracht hij op de boerderij van zijn ouders door. Daar kreeg hij bericht dat hij niet naar Walcheren terug kon. Ds. Visser regelde voor hem echter een plaats op het internaat in Doetinchem. Daar haalde Folkertsma zijn onderwijzersacte. 'Middellijkerwijs heb ik dat aan ds. Visser te danken, ' zei hij later vaak.

Een andere kostganger in huize Visser was Jan van Haaren, de latere predikant. Net als tal van andere kinderen uit de steden verbleef hij enige tijd op het platteland, waar de voedselsituatie gunstiger was.

Vissers oudste dochter woonde sinds haar huwelijk in 1941 in Rotterdam-Zuid. Ook zij kon alleen met een vergunning naar haar ouderlijk huis, dus ze was zelden in staat om er naartoe te gaan. Ze maakte de reis een keer met haar dochtertje van anderhalf. Van Bergen op Zoom tot Goes liftten ze mee bovenop een landbouwvoertuig.

Niet aangenaam

De bezettingstijd, en vooral het laatste oorlogsjaar, was voor ds. Visser veelbewogen. In de pastorie waren Duitse officieren ingekwartierd. Later liep een groot deel van het eiland onder water doordat de dijken waren gebombardeerd. Bij de evacuatie van Aagtekerke kwam het gezin Visser in Domburg terecht, waar de predikant onder meer in de roomse kerk diensten hield.

Te paard trok de predikant er over de ondergelopen wegen op uit om te preken en zijn gemeenteleden te bezoeken. 'Dit is niet naar den vlese, ' zei ds. Visser tegen gemeenteleden die hij tegenkwam tijdens een van die tochten. Hij werd met een boot gehaald als hij in Aagtekerke moest preken. Oostkapelle kon hij vanuit Domburg via droog gebied bereiken.

Na enkele bange dagen werd Walcheren begin november 1944 bevrijd. Van dochter Tine in Rotterdam hoorde de familie tijdens de laatste oorlogswinter niets meer, want die stad was nog niet vrij. Tine zat erg in angst over wat er met haar familie gebeurd was. Honger heeft ze niet geleden, doordat ze van haar ouders veel bonnen gekregen had. Nadat de Duitsers op 5 rnei 1945 capituleerden, hield ds. Visser de volgende dag in Terneuzen een dankstond.

Verhuizen per dukw

Begin 1944 bad ds. Visser voor een beroep uit Scherpenisse bedankt. In augustus 1945 werd hij door de gemeenten van Scherpenisse en Poortvliet gezamenlijk beroepen, en ditmaal moest hij het aanvaarden.

Ds. Visser verhuisde van zijn evacuatieadres in Domburg naar Scherpenisse. Het eerste deel van de reis was een dukw het vervoermiddel: een amfibievoertuig dat kon varen én rijden.

De preekbeurten werden op dezelfde manier geregeld als in de vorige gemeenten van ds. Visser: de ene zondag ging hij twee keer in Scherpenisse voor en eenmaal in Poortvliet en de andere zondag andersom. Ook de diensten op de feestdagen en bid-en dankdagen werden gelijkelijk over de beide gemeenten verdeeld.

Hartkwaal

Elke winter had ds. Visser last van zijn borst en ademhalingsorganen. Hij rookte veel. Ook de spanningen tijdens het laatste oorlogsjaar kunnen een oorzaak geweest zijn van de hartkwaal die hij kreeg. Hij werd een keer onwel toen hij van een dukw afstapte, maar herstelde en vervolgde zijn reis.

Op 7 april 1948 leidde de predikant voor het laatst een vergadering van de classis Tholen. Op de Particuliere Synode moest hij op 13 mei verstek laten gaan.

De dokter verbood hem het preken 'wegens zwakte op zijn hart, ' meldde het jongerenblad Daniël medio mei. Zijn linker hartkamer was verlamd. Vanuit Scherpenisse ging ds. Visser naar het ziekenhuis in Delft, maar er waren weinig mogelijkheden om er wat aan te doen.

Eind mei of begin juni ging hij drie weken voor rust naar Friesland. Twee weken voor zijn heengaan bevestigde hij nog een huwelijk. Op woensdag 30 juni, 's middags rond vier uur, overleed ds. Visser. Hij was nog maar 56 jaar. Van zijn zeven kinderen waren er nog vijf ongetrouwd.

De predikant had vele worstelingen gehad omtrent zijn staat voor

de eeuwigheid. Daar kwam echter licht over. In de nacht van maandag op dinsdag moest de dokter hem meermalen een injectie geven. Tegen zijn vrouw zei ds.

Visser nu: 'Mijn anker ligt vast, ' en tegen een ouderling: 'Het is me verre het beste om ontbonden en met Christus te zijn.' 's Woensdags is hij de eeuwige rust ingegaan. Twee uur later kwamen de predikanten van Rotterdam (ds. De Blois, ds. Kersten en ds.

Ligtenberg) om hem te bezoeken, maar hun medebroeder was reeds uit de tijd. De volgende dag verscheen De Saambinder, waarin vermeld was dat de toestand van ds. Visser zeer ernstig was, 'maar de Heere heeft de ziele kennelijk verruimd, zodat de vreze des doods van hem weggenomen is.' Ds. G.H. Kersten sprak tijdens de begrafenis over de woorden waarmee zijn ambtsbroeder op het sterfbed bemoedigd was, over de hoop 'welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel' (Hebr. 6:19). Kerkenraadsleden droegen de baar naar de begraafplaats in Scherpenisse.

Het getal is klein

'Onze Gereformeerde Gemeenten hebben vorige week een droef verlies geleden, ' meldde 'Rondkijker' (Th. de Waal uit Middelharnis) in Daniël. 'Het heeft, mijn lieve vrienden, tot ons allen wat te zeggen, dat een onzer predikanten in het midden zijner jaren door de dood van ons wegviel. De nood in onze gemeenten is zo groot, er zijn zoveel vacante plaatsen en het getal der Leraren is klein. En we zien met lede ogen aan, dat sommigen onzer voorgangers al zo oud worden, we kunnen hen niet missen. Waardeer het daarom, jongens en meisjes, als ge een Leraar hebt of krijgt, vereer hen niet, maar eer hen wel, ook en vooral om het werk dat zij van Godswege aan Uw ziel ten koste leggen. De Heere zendt hen niet voor niets in Zijn wijngaard, ze hebben een boodschap van hun Zender: Bekeert U en leeft! Acht dat groot. En ge mocht er eens voor invallen. Hoeveel waarschuwingen en vermaningen heeft ook Ds. Visser niet aan onze jongens en meisjes in Zeeland gebracht in zijn predikaties, op de catechisaties en bij het huisbezoek. Nu is hij gestorven, maar de vermaningen blijven voor uw rekening. Gods Woord blijft.'

Afgelost van zijn post

'Ds. Visser is gestorven en begraven, doch de Heere heeft hem opgenomen in Zijn heerlijkheid, ' schreef ds. J. Fraanje.

'Voor velen nog onverwachts, nam de Heere Ds. Visser weg, die slechts 9 jaar als leraar de gemeenten dienen mocht, ' noteerde ds. W. C. Lamain uit het Amerikaanse Grand Rapids. 'De vrienden uit Friesland schreven mij van de zware strijd die gestreden was, maar ook van de hope die God in zijn hart gelegd en verlevendigd had. Ds. Kersten leidde de begrafenis van die broeder, en zie, twee maanden later werd hij zelf door de Heere afgelost van zijn post en mocht ingaan in de vreugde zijns Heeren.'

Op de grafsteen van ds. Visser staat Daniël 12:3a: De leraars nu zullen blinken als de glans des uitspansels.' De deputaten voor de uitwendige zending rapporteerden aan de Generale Synode: Onze mede-deputaat Ds. A. Visser werd door de dood weggenomen en mocht de strijd hier beëindigen om in eeuwige heerlijkheid te worden opgenomen. Hem van harte gunnend de zaligheid, zagen de deputaten hem node heengaan, wijl daardoor zijn zeer gewaardeerde medewerking aan het werk der zending hun ontviel.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2008

Oude Paden | 48 Pagina's

Friese predikant  diende vier  Zeeuwse gemeenten

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2008

Oude Paden | 48 Pagina's