Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jentemeuje,  de laatste vrouw in Kamper dracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jentemeuje, de laatste vrouw in Kamper dracht

21 minuten leestijd

Sommigen kenden haar als "Vrouw Van Dijk". Anderen spraken over "Tante Jentien". Maar het meest bekend was ze als "Jentemeuje". Jentemeuje was een begrip in Kampen en verre omstreken. Ze was in de gereformeerde gemeente van Kampen de laatste vrouw in Kamper dracht. 

Jentien Van 't Hul werd op 28 januari 1901 geboren op Kampereiland (in de IJsseldelta bij Kampen), als de jongste van zeven kinderen. Ze was een echte boerendochter, van goede stand. Jentien werd op 31 maart 1901 gedoopt in de Broederkerk te Kampen.

Nadat haar vader, Reijer van 't Hul, op 44"jarige leeftijd stierf, beloofde Jentien op haar moeder. Petertje van den Burg, te blijven passen, tot aan haar dood. Toen in mei 1945 Willem van Dijk, haar latere man, in beeld kwam en om haar hand kwam vragen, werd dat een gewetenszaak. Hoe nu verder?

Willem van Dijk (een zoon van Klaas van Dijk en Aaltje van de Berg) was weduwnaar zonder kinderen, een eenvoudige man, wagenmaker te Kampen. Jentien vond hem aanvankelijk een beetje te min voor haar. Een wagenmaker die een boerendochter wilde huwen! Maar toen de Heere haar kennelijk liet zien dat Hijzelf Willem van Dijk op haar pad had gebracht, en dat hun huwelijk een huwelijk in Gods gunst zou zijn, toen was het goed: "Toen daalde er in mijn hart: God baande door de woeste baren, en brede stromen ons een pad".

Ze trouwden op 9 augustus 1945-Jentien was toen 44 j^^r, Willem was 55 j^^''-Hun huwelijk werd kerkelijk bevestigd door ds. W.C. Lamain, die toen in Rijssen stond, met de tekst uit Psalm 63:9: Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt rnij".

Ze gingen wonen in Kampen, op Hofstraat 89-Volgens Jentien was de Hofstraat "een onogelijke straat", maar daar had Van Dijk nu eenmaal zijn wagenmakerij. Het pand waarin zijn werkplaats zich bevond, is er nog steeds. Beneden was de werkplaats, boven woonden ze.

Later verhuisde het echtpaar Van Dijk-Van 't Hul naar Vloeddijk 53-Dat was tenminste een huisje vlakbij de kerk. Ze hoefden maar tweemaal de hoek om.

Jentien heeft aan Willem van Dijk een zeer trouwe, stille en wijze man gehad. Het echtpaar is kinderloos gebleven.

Oud gereformeerd.

Van oorsprong behoorde de familie van Jentien tot de Nederlandse Hervormde Kerk. Later ging het gezin over naar de Oud Gereformeerde Gemeente in Grafhorst. Daar stond in die jaren ds. Joh. de Vries. Hij diende Grafhorst meer dan 37 jaar, van 1884 tot 1922.

Over de bediening van ds. De Vries schreef Jentien later: "De waarheid die ds. de Vr. bracht was uitnemend, en ook zijn innerlijk zielenleven was voortreffelijk; hij was een kind en een dienstknecht van God, aan wie de Heere vele dingen openbaarde, ook wel bijzonderheden, die ook vervuld werden".

Nadat ds. J. Vreugdenhil in 1932 (voor de eerste maal) zijn intrede had gedaan in de Gereformeerde Gemeente van Kampen, ging het grootste deel van de familie over naar dit kerkverband. Het was vooral Jentien die daar de hand in had. Ze schreef erover: "Daar bij ds. Vreugdenhil kreeg ik onderwijs, daar werd mijn hart verklaard".

De bediening van ds. Vreugdenhil is voor Jentemeuje het middel tot haar bekering geweest. Omstreeks het jaar 193^ was het Gods tijd om haar van nieuws geboren te laten worden. Een preek over Jesaja 26:19 ("Uw doden zullen leven; ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont") was voor haar het middel om haar te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Jentien was toen 37 jaar.

Kerkisme

Na haar overgang naar de Gereformeerde Gemeenten wilde Jentien niet veel meer weten over de kerk die ze verlaten had. Ze had nog wel vrienden en bekenden in de Oud Gereformeerde Gemeenten, maar de gesprekken gingen niet meer over de kerk. Dat was verleden tijd. En familieleden die overgingen naar de Nederlandse Hervormde Kerk waren niet meer in tel.

Kerkisme kon haar niet worden ontzegd. Ze was nogal kerkziek, zegt de één. Wie uit de familie niet bij "de karke" (lees: Gereformeerde Gemeente) behoorde, telde nauwelijks meer mee, zegt een ander.

Aan de andere kant: De dingen van de kerk waren wel haar leven. Zes dagen per week keek ze uit naar de zevende dag. Met graagte ging ze op met de scharen naar Gods huis. Met vreugde ging ze naar het huis des Heeren, want daar werd haar leven verklaard.

Grote belangstelling had ze voor de gemeente en voor de jeugd van de gemeente. Als er in de kerk wat te doen was, was

Jentien erbij. Geen dienst die ze verzuimde. Haar thuisblijven was niet weinig, haar thuisblijven was nul. Daar had ze goede redenen voor: "Als je onderwijs mag krijgen door middel van de prediking, wat wordt dan het kerk gaan op hoge prijs gesteld, en dan kan men maar niet om een kleinigheid thuisblijven".

In de kerk van de Gereformeerde Gemeente aan de 2e Ebbingestraat werden wel de jaarlijkse Bewaar het Panddagen van de Christelijke Gereformeerde Kerken gehouden. Hoewel ze alle activiteiten in de kerk bijwoonde, ging ze hier nooit heen. Ze luisterde wel wat benieuwd aan de kerktelefoon mee, en toonde zich na afloop altijd hogelijk verbaasd dat ze daar de oude waarheid had beluisterd.

Er was geen zendingsdag die niet door haar werd bezocht. Groot genoegen had ze erin om iedere aanwezige predikant persoonlijk de hand te geven.

Ze deed niet anders dan spreien en pannenlappen haken, het moeten er honderden geweest zijn, allemaal bestemd voor de jaarlijkse verkoop van de vrouwenvereniging.

Na haar overlijden ging haar nalatenschap volgens een door haar zelf vastgelegde verdeelsleutel naar de kerk, de zending en de evangelisatie. Haar woning aan de Vloeddijk werd geschonken aan de kerk. Het huis werd bij algemene inschrijving verkocht.

Enige nieuwsgierigheid was Jentemeuje niet vreemd. Ze had, zo zeggen ambtsdragers die haar kenden, een verfijnde techniek van vragen stellen. Daardoor kwam ze wel eens dingen aan de weet die voor haar oren niet bestemd waren.

Brieven

Jentemeuje schreef eindeloos veel brieven. Ze correspondeerde met mensen uit het hele land, uit Scherpenzeel, Damwoude, Assen, Teuge, Kapelle-Biezelinge, Gouda, Goes, Rijssen, Genemuiden, Leiden, Vlaardingen. Overal waar ze maar dacht dat de vreze des Heeren werkzaam zou zijn, stuurde ze haar brieven heen, zelfs naar Grand Rapids (ds. W.G. Lamain) en naar Kalamazoo (ds. A. Vergunst).

Er werden ook vele brieven teruggestuurd naar Kampen: "Dat u de tijd die u nog gegeven wordt, maar veel goeds van de Koning mag spreken", gestuurd door "een uitziende ziel naar de Bruidegom,

Die de bruiloftszaal daarboven al gereed maakt".

Ook schreef ze van de door haar beluisterde preken de tekst en de punten op. Zo werden alle preken van ds. P. Honkoop (die van 1965 tot 1994 iï^ Kampen stond) door haar geregistreerd, soms met wat persoonlijke aantekeningen of een eigen samenvatting erbij.

Dat kandidaat Honkoop het beroep naar Kampen zou aannemen, wist Jentemeuje trouwens van tevoren: "Toen kandidaat Honkoop in 1965 ^^^ beroep kreeg, hebben wij hem ontmoet bij Regterschot, zondagsavonds, toen hij hier gepreekt had. Bij het afscheid nemen mocht ik geloven dat hij zou komen. En dat is ge-beurd. Het is ook wel eens gebeurd dat wij door zijn spreken een innerlijke verbinding mochten beleven".

Een grote doos vol schrijfblokken met aantekeningen over preken is nog in het bezit van de kerk. Iedere bladzijde werd van voor naar achter volgekrabbeld. Enkele van haar eigen uitlatingen zijn: "Aangenaam mogen luisteren", " 'k Heb wel mogen luisteren, maar 't moet beleefd worden, 't was zo kort", en "Bijzonder, die liefde Gods verklaard, om zondaren zalig te maken, ben blij met die student", en "Jezus' stem gehoord, dat heb ik beleefd, 1924, 1935, 1953 "' ^^ "Aangename dominee, ook van die mooie versjes".

Ze schreef ook schrijfblokken vol met dagboekachtige aantekeningen, over de wegen die de Heere met haar ging. Ze schreef die allemaal op, "hopend dat het nog eens gelezen mag worden, niet tot mijn verheerlijking, maar over de wegen Gods, die beleefd kunnen worden. (..) Want als ik weer iets van de nabijheid des Heeren heb mogen ervaren, wil ik er graag iets van melden, over de goedheid Gods".

Joh. Witte, oud-evangelist in Merksem, heeft Jentemeuje goed gekend. Hij kwam er nogal eens over de vloer. "Dat was nog eens een aangenaam mens. Ze kende echt wat van het ware leven. Ze leefde kort bij de dingen van de Heere. Dat was haar lust en haar leven. Als ze sprak over de gangen van Gods Kerk, dan waren dat geen praatjes, maar dat was echte beleving. Een bezoek aan mevrouw Van Dijk liet bij ons altijd wat na."

Na een kort Ziekbed van twee weken stierf op 7 februari 1975 haar man, Willem van Dijk, op 85-jarige leeftijd. Van Dijk werd op de algemene begraafplaats van Kampen begraven in het graf van een oom en tante van Jentien, Brand van 't Hul en Harmpje Ruitenberg, in leven woonachtig op Kampereiland.

Brand van 't Hul was ouderling geweest van de Oud Gereformeerde Gemeente te Grafhorst. Hij overleed op 29 maart 1925-De grafzerk vermeldt bij zijn naam de tekst uit Johannes 1:48: Ziet, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is".

Na het overlijden van Willem schreef Jentemeuje aan vrienden in Zeeland: "En nu ben ik weduwe, maar toch gevoel ik mij altijd niet alleen. Ik mag bij tijden de zorg des Heeren ervaren".

Tot op het laatste toe beschikte Jentemeuje over een ijzeren geheugen. Op haar goste kon ze nog dingen vertellen uit haar jeugd, echte boerenverhalen van vroeger, alsof het gisteren gebeurd was.

Ze bleef lopend naar de kerk gaan. En als het 's winters eens wat glad was, en ze moest er alleen door, deed ze altijd eerst een gebed: "Och Heere, mag er buiten iemand lopen die me mee kan nemen". Ze schrijft ergens in een brief: "Ze haalden mij altijd bij de deur weg". Jentemeuje is nooit gevallen.

Toen haar gezondheid achteruit ging, gaf ze te kennen graag tot aan haar dood te willen blijven wonen in haar huisje aan de Vloeddijk. Daar werd ze goed verzorgd door enkele vrouwen uit de gemeente van Kampen.

God zorgde goed voor haar, want God blijft altijd voor de Zijnen zorgen.

Ziekbed

Door een beroerte op 95~j*''igc leeftijd was ze aan bed gebonden. Ze kon niet meer spreken, maar nog wel schrijven: "Dat ik niet meer praten kan is erg, maar dat ik nog schrijven kan, is zo gelukkig".

Haar geest bleef helder als altijd. Ze communiceerde met briefjes. Wat ze van bezoekers wilde weten, en dat was nogal wat, schreef ze op.

Op 28 januari 199^ schreef Jentemeuje; "Nog mogen beleven, 95 jaar oud. Wonderlijk dat ik dat al weer beleefd heb. Veel bezoek gehad. Dat heb ik graag. Ook ds. en kerkeraad nog op bezoek gehad".

Het handschrift wordt dan

steeds moeilijker leesbaar. Ik kan zelf niets meer. Graag wens ik dat er nog eens iemand komt om samen over Gods Woord en de innerlijke beleving te handelen. Dat er nog eens iemand komt om een gebed te doen".

Dat was het laatste.

Ds. M. Golverdingen uit Groningen (consulent van Kampen) heeft haar drie uur voor haar heengaan nog bezocht. Hij zegt over haar: Mevrouw Van Dijk was een sterke persoonlijkheid die geen blad voor de mond nam. Ze was een geoefende heldere christin. We hebben nog een ogenblik met elkaar gesproken over Openbaring 21:4= "En God zal alle tranen van hun ogen afwissen". Omdat ze niet meer kon spreken, kreeg ik bij het afscheid een kus op mijn hand. Ze wuifde me bij mijn vertrek na met haar hand. Het was een indrukwekkend bezoek".

Omdat ds. B. van der Heiden, op dat moment predikant te Kampen, vanwege ziekte geen ambtelijk werk kon doen, heeft ds. Golverdingen haar begrafenis geleid.

Jentien Van Dijk-Van 't Hul stierf op 27 september 1996. Op 2 oktober vond onder grote belangstelling haar begrafenis plaats, vanuit het kerkelijk verenigingsgebouw De Beukelaar.

Ds. Golverdingen sprak daar over Mattheüs 5 = ^: "Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden".

Op de algemene begraafplaats van Kampen (te IJsselmuiden) werd haar ontzielde lichaam aan de schoot der aarde toevertrouwd. Nadat de kist was gedaald, sprak ds. Golverdingen over de tekst uit Openbaring 21:4: En God zal alle tranen van hun ogen afwissen".

Jentien van Dijk werd begraven in het graf van haar man Willem van Dijk, en van ouderling Brandoom en diens vrouw. Zo rust haar stof in de groeve van een Oud Gereformeerde ouderling, terwijl haar graf omringd is door graven van Gereformeerde hoogleraren uit Kampen. Dat had Jentemeuje bij leven ook niet kunnen bevroeden.

Op haar grafzerk staat de tekst Ps. 84:6: Want God, de Heer', zo goed, zo mild, is 't allen tijd een zon en schild".

'Gestolen kanselbijbel in de vijver' kopte het VJdagblad 'de Stentor' op maandag l6 januari 2006. Het betrof de kanselbijbel van de dorpskerk van IJsselmuiden. Deze was in de nacht van vrijdag 13 op zaterdag 14 januari uit de kerk gestolen. Op de middag van die zaterdag werd de bijbel door een buurtbewoner in een nabijgelegen vijver gevonden. Blijkbaar was de dief op het bruggetje uitgegleden en glipte de kanselbijbel uit zijn handen de vijver in. De dief zag er in het holst van de nacht niets in om de verdronken Bijbel terug te vissen. Op advies van deskundigen van het Bijbelsmuseum werd de Bijbel in een vrieskist gedaan. Na het invriezen zou de omgevingstemperatuur van de bijbel moeten worden verhoogd zodat het water langzaam zou kunnen verdampen. Of de bijbel ooit weer op de kansel zou kunnen komen, konden de kenners niet garanderen.

Toch is het gebeurd. Het advies van de deskundigen van het Bijbels museum te Amsterdam en de ijver van Jan Sterken, Beekberger restaurateur in papier en perkament, is beloond. Sinds 13 juli 2008 ligt de uit 1682 daterende kanselbijbel weer op de twee jaar oudere kansel. Dat is een betere plaats dan een vrieskist.

Het is een fraaie kansel waarop de bijbel ligt. Het eikenhouten meubelstuk is door de Kampenaar Jacob Daniels vervaardigd. De preekstoel is voorzien met allerlei houtsnijwerk. De IJsselmuider architect J.H. van Lente beschrijft het snijwerk als volgt: De preekstoel is voorzien van een rijke symboliek aan beeldsnijwerk. Hij staat op een vierzijdig voetblok en balusterschacht met acanthusbladeren op de hoeken. De onderkuip is zeszijdig en elke zichtzijde is voorzien van twee palmetten met in een krul eindigende dikke nerf. Op de afgeschuinde hoeken pilasters met afhangend festoen, waarop bloemen, vruchten en wijnranken. De wijnranken verwijzen naar Johannes 15:1 'Ik ben de ware Wijnstok'. De vruchten staan symbool voor de vrucht van de prediking die van de kansel afvloeit. Op de panelen en het rugschot afhangend festoen van acanthusbladeren met daarboven vlammen, duidend op het werk van de Heilige Geest. De onderkuip en het klankbord zijn voorzien van gebeeldhouwde lauwerkransen van acanthusbladeren, beeld van de overwinning door Jezus Christus. Het rugschot is voorzien van een knop waar de predikant zijn baret aan kan hangen en links en rechts van palmtakken, zogenaamde 'Jeruzalemtakken', ook duidend op de overwinning door Jezus Christus'. In de Franse tijd is deze blauw met wit beschilderd geweest. Dat was vanwege de heffing van belasting op eikenhouten meubelen. Door schildering wist men deze belasting te ontduiken. In 1906 is de verf verwijderd.

Weten we de datum van de kansel, van de bouw van de kerk tasten we in het duister. Het was oorspronkelijk een kleine Romaanse zaalkerk, gewijd aan de heilige Grispijn die bijna negenhonderd jaar geleden moet zijn gebouwd. Later is de kerk uitgebreid met stukjes en beetjes tot de huidige

omvang waarbij met de galerij erbij ruimte geboden kan worden aan 966 personen. Aanvankelijk kerkten de bewoners van het naburige stadje Grafborst ook altijd in IJsselmuiden. Door de uitbreiding van IJsselmuiden met name na de Tweede Wereldoorlog kwam er de behoefte om in Grafhorst ook een kerk te bouwen, Deze kwam in 1962 en heeft 33'-* zitplaatsen. Kerkelijk behoren hervormd IJsselmuiden en Grafhorst evenwel tot een en dezelfde gemeente en worden door dezelfde predikanten gediend.

Wie hebben als plaatselijk predikant zoal die kansel beklommen en de kanselbijbel geopend om daaruit hun tekst voor te lezen? Wie hebben op de met wijnstokken versierde kansel de Ware Wijnstok mogen aanwijzen en aanprijzen? Het voert te ver om hen allemaal te noemen in dit bestek. Na Johannes Breele die van 1661 tot 1J02 IJsselmuiden diende zijn het er meer dan veertig.

In tegenstelling tot vele andere gemeenten rondom is IJsselmuiden bewaard gebleven voor een moderne prediking die onder invloed stond van de Verlichting of de Groninger theologie. Dat was ook het geval met Jacobus Henricus Scheepers, van wie vermeld staat dat hij zich onder zijn collega's onderscheidde "door een regt stichtelijk ge­ drag'. In de periode dat hij IJsselmuiden en Grafhorst diende vond er in 1825 een watersnoodramp plaats waarbij in IJsselmuiden en Grafhorst eenenveertig doden te betreuren waren. Er werd toen in de dorpskerk een tijdlang geen dienst gehouden omdat de kerk vol met vee stond. Scheepers was vanuit Bentheim in 1813 naar IJsselmuiden gekomen. Mocht na enkele jaren de beruchte reglementenbundel in de hervormde kerk worden aangenomen, het had op de predikant van IJsselmuiden geen invloed. Scheepers was en bleef een man van onverdacht gereformeerde beginselen.

De Duitse graafschap Bentheim vanwaar hij kwam stond in die dagen bekend als een gebied waar de Schriftuurlijk bevindelijke prediking was te beluisteren. Het was ook het oord van herkomst van Bernardus Moorrees en niet te vergeten Geesjen Pamans.

Toen in een latere periode in de omliggende gemeenten de Groninger theologie de prediking beheerste, mocht IJsselmuiden bewaard blijven bij de Schriftuurlijk-bevindelijke waarheid. Men kwam vanuit die gemeenten op zondag naar IJsselmuiden en verbleef tussen de diensten in het koffiehuis waar men gezamenlijk de gehoorde preken met elkaar besprak. De kerkenraad liet

hen ook toe aan het Heilig Avondmaal. Vooral ten tijde van Willem Jacobus Geselschap die IJsselmuiden tweemaal diende, namelijk van 1855 tot 1857 en van 1865 tot 1869, Peter Deetman (1862-1865) en Dirk Nicolaas Eerdmans (1869-1871) was dat het geval. Laatstgenoemde overleed op 32-jarige leeftijd aan de gevolgen van een pokkenepidemie die toen woedde. Hij is een van de laatsten die begraven is op de begraafplaats bij de kerk, waar zijn grafsteen, die de kerkenraad en enkele vrienden lieten plaatsen, nog steeds te bezichtigen is. Helaas volgde diens zoon Bernardus Dirk, die bij het overlijden van zijn vader een peuter van drie jaar was, een andere koers, namelijk de vrijzinnige. Als zodanig was hij veertig jaar hoogleraar aan de universiteit van Leiden en doceerde exegese Oude Testament. Hij was vol vuur om het modernisme in de hervormde kerk te stimuleren. Hij sprak voor de V.P.R.O, was voorvechter van het openbaar onderwijs en maakte zes jaar deel uit van de Tweede Kamer namens de Liberale Staatspartij waar later de V.V.D. uit voortgekomen is. Hij was tegen de kinderdoop zodat de drie kleindochters van Dirk Nicolaas Eerdmans ongedoopt bleven.

Een zeer merkwaardig predikant die IJsselmuiden diende was Johannes Keller (l877-I945)-Na de hervormde gemeenten Uitwijk, Bleskensgraaf, Dordrecht en Sint Maartensdijk gediend te hebben, verbond hij zich op 29 april 1923 aan de hervormde gemeente te IJsselmuiden, na 's morgens bevestigd te zijn door ds. G.B. Holland uit Kampen.

Relativeren en nuanceren stonden niet in zijn woordenboek. Toen een predikant voor de zending had gesproken en hij de zondag daarop weer voorging in de dorpskerk, zei hij dat de kerk nog naar zwavel rook. Van een andere collega die was voorgegaan oordeelde hij vanaf de kansel dat het vlees met rattekruid was en allen die er van gegeten hadden zouden barsten. Kerkvoogden die hun werk niet naar behoren deden werden gewoonweg dieven genoemd. Van gestorven diakenen durfde hij vanaf de preekstoel te zeggen dat ze uit de bank waren gesleurd en in de verdoemenis waren geworpen. Vanwege zijn provocerende manier van optreden in de gemeente en vanaf de kansel werd hij in 1931 geschorst en na zijn beroep op de synode per I november 1931 eervol ontheven uit het ambt omdat men hem ongeschikt achtte voor zijn dienstwerk. Het classicaal bestuur achtte hem "geestelijk krank'.

Toen men Keiler vroeg of hij zich wel geestelijk gezond en normaal voelde, antwoordde hij: 'O ja, bijzonder zelfs, hij leeft in zijn ambt, heeft zijn tegenstanders lief maar de zonde mag hij niet liefhebben'. Reden van zijn ontheffing was uiteindelijk het zich schuldig maken aan het verstoren van orde en rust. Een Kamper sympathisant van Keiler reageerde verontwaardigd over die ontheffing en schreef een ingezonden stuk in de Kamper Courant van 30 oktober 1931 onder de titel 'Orde en rustverstoorders'. In niet mis te verstane woorden schreef hij over het classicaal bestuur: 'Wee de gerusten in Sion, zegt God. Al die heren zijn zo 'netjes' en zij verstoren niemands vrede! Vele valse getuigen zijn uitgegaan in de wereld, zegt Johannes.

Stad en land zijn er vol van. Alleen ds. Keiler verstoorde maar telkens hun vrede! Die sprak waarheid. Zij spreken: vrede, lieve mensen, vrede, volstrekt geen gevaar (...) Vele herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zegt God. Deze enkele die nog enige geschiktheid voor het ambt bezat - zo men dat nog ernstig wil nemen - wordt eruit geknikkerd'.

Op de datum waarop zijn ontheffing uit het ambt feit werd richtte hij de Vrije Hervormde gemeente op en preekte aanvankelijk in een gebouw van de groenteveiling en betrok een jaar later een nieuwe kerk. Er zijn heel wat staaltjes van Keilers optreden bekend. Als een catechisant zijn vragen niet goed kende en naar de planken vloer keek als Keiler overhoorde zei hij: 'Zit niet naar de planken te kijken, want later krijg je er zes'. Keiler bedoelde daarmee een grafkist. Toen ds. M. Ottevanger, die destijds Kampen diende eens kwam

luisteren naar zijn omstreden collega, zei Keiler vanaf de kansel: 'Sommigen zitten in de dienst om als een bij honing uit te peuren, anderen als een spin om venijn te zuigen'. Toen men Keiler vertelde dat een vrouw van wie een zoon verdronken was en zich opstandig betoonde, zei hij: 'Dat wijf moet zich bekeren'. Het wegen van woorden was derhalve niet Keilers sterkste punt.

Pieter Zandt is de bekendste uit het repertorium van de voorgangers die IJsselmuiden en Grafhorst dienden. In het aan de overkant van de IJssel gelegen Kampen, is een scholengemeenschap naar hem genoemd terwijl op de koffiekopjes van die school ter zijner gedachtenis Zandts initialen 'PZ' zijn aangebracht. Ds. Zandt diende IJsselmuiden van 191O tot 1915 nadat hij enkele jaren daarvoor aan het nabijgelegen Kamperveen verbonden was geweest. Tijdens zijn periode die hij aanving met de tekstwoorden uitjeremia 15 = 19 'Zo gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn' was de toeloop elke zondag zo groot dat de kerk moest worden uitgebreid. Heel wat personen uit de gereformeerde kerk kwamen over. Een steen in de buitenmuur van de kerk herinnert aan het feit dat hij op 26 april 1912 de eerste steen legde voor de uitbreiding van de kerk. Op 19 februari 1913 vond de plechtige opening plaats met de woorden 'Dit is niet dan een huis Gods' (Gen. 28:17). Hoewel hij de langste tijd van zijn leven in Delft heeft gestaan en gewoond, nadat hij namens de SGP lid werd van de Tweede Kamer, is het IJsselmuiden geweest waar hij begraven wenste te worden.

Een indrukwekkende preek hield hij in 1916 toen hij vanuit zijn volgende plaats Ede overkwam naar IJsselmuiden om zijn opvolger Teunis Lekkerkerker te bevestigen die vanuit Wanswerd en Jislum een beroep naar IJsselmuiden had aangenomen. Vanaf de fraaie kansel klonk het: 'O prediker, laat dan niet, dan met luidklinkende bazuin, op de kansel, en in de huizen op zondag en door de week, bij geboorte en sterfte, na te verkondigen dat God de mens recht geschapen heeft. Maar zij hebben vele vonden gezocht. O, een predikant dient allereerst voor het heilig en onkreukbaar recht Gods op de mens op te komen; en de predikant die dit niet doet, laat hij worden wat hij is, namelijk een kwakzalver, laat hij lakenkoopman worden, en als hij zijn klanten met maat en el evenzo bedriegt als hij zijn gemeente misleidt, dan zal de politie hem leren, dat, al erkent hij dan geen goddelijk recht, dat er althans nog een menselijk recht is (...). Vervloekt, o Jeruzalem, is die leer, die u scheldt. Vervloekt die predikaties, vervloekt die geschriften, welke, o Jeruzalem, uw heil wensen te verderven. Vervloekt zijn die catechisatiën, vervloekt die leringen en leerboeken, welke niet tot uw opbouw dienen. Vervloekt is de man in der eeuwigheid, die als een vijand van uw Jeruzalem sterft. Maar gezegend is de man, die aan haar muren mag bouwen. Daarom, aanstaande predikant van IJsselmuiden en Grafhorst, zijt gij in uw dienstwerk, in het prediken, in het huis-en krankenbezoek, in de catechisatiën en in het bedienen der heilige sacramenten erop bedacht, Jeruzalems heil te zoeken'.

Deze woorden die bijna een eeuw geleden zijn uitgesproken hebben aan actualiteit niet ingeboet. Noch in IJsselmuiden en Grafhorst, noch in welke gemeente ook waar men zondag aan zondag samenkomt rondom het Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Oude Paden | 62 Pagina's

Jentemeuje,  de laatste vrouw in Kamper dracht

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Oude Paden | 62 Pagina's