Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de kansel van: 's Grevelduin-Capelle

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de kansel van: 's Grevelduin-Capelle

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dag van heden, geliefde gemeente! Herinnert ons eene dierbare gewigtige gebeurtenis, de vestiging uwer Hervormde gemeente, den 19 Februarij, nu 250 jaren geleden. In het aanbiddelijk bestuur des Allerhoogsten mogt uwe gemeente toen haren eersten herder en leeraar ontvangen, die geroepen werd u het zuivere en dierbare evangelie te verkondigen; een voorregt, dat gij al die jaren onafgebroken, en dat onder zoovele uit- en inwendige zegeningen Gods hebt mogen genieten. Ja, op dezen dag moogt gij wel zeggen: Wat onderscheidt ons? Wat bezitten wij, dat wij niet van den Heere, uit zonderlinge genade, liefde en barmhartigheid ontvingen, dat niet door Hem en in Zijn kracht voor ons is bewaard gebleven?!

Zo begon, inmiddels meer dan anderhalf eeuw geleden, ds. A.P.A. du Cloux zijn leerrede ter gelegenheid van het tweehonderdvijftig jarig bestaan van de hervormde gemeente ’s Grevelduin- Capelle. Inmiddels zijn we anderhalve eeuw verder en mocht onlangs het vierhonderdjarig bestaan van die gemeente herdacht worden. Reden te over om bij de kansel van deze gemeente stil te staan en nog eens te citeren uit die preek. De leerrede die destijds gehouden werd is namelijk in druk verschenen en uitgegeven bij uitgever G.B. Poeschmann te Rotterdam. Tevens heeft ds. Du Cloux, die een van de bekendste predikanten is geweest van ’s Grevelduin-Capelle, de leerrede voorzien van historische aantekeningen. Van verschillende opmerkingen daaruit heb ik dankbaar gebruik gemaakt bij het opstellen van dit artikel.

De huidige kerk van ’s Grevelduin-Capelle is in 1757 gebouwd ter vervanging van een ander. De eerste predikant Cornelius Polletz, die ook Waspik en Raamsdonk diende, heeft in een andere kerk en vanaf een andere kansel het Woord bediend. Dat was een gebouw dat in 1591 werd gebouwd met toestemming van de bisschop van Den Bosch omdat het vorige gebouw was ingestort. In 1743 was dat gebouw echter zo bouwvallig dat men een tijdlang in een houten loods kerkte totdat de huidige kerk gereed kwam in 1757.

Over de eerste kerk waar de inwoners van ’s Grevelduin- Capelle bijeen kwamen weten we weinig meer dan dat deze gewijd is geweest aan Johannes de Doper en waarschijnlijk verwoest is bij de Sint Elizabethsvloed in 1421. Daarna werd er een kerk gebouwd op elzen palen die vanwege de plaatselijke veenwinning in 1590 instortte. De huidige kerk is dus het vierde gebouw, maar de eerste die voor de gereformeerde eredienst is gebouwd en waarbij de kansel dus in het middelpunt kwam te staan. Dat was immers met de eerdere kerken niet het geval. De Reformatie brak ook in ’s Grevelduin-Capelle door. In zijn herdenkingspreek zei ds. Du Cloux: ‘Ook in deze gemeente ’s Grevelduin-Kapelle, met Vrijhoeven kerkelijk, ofschoon niet burgerlijk vereenigd, in dien tijd tot de Zuid Hollandse dorpen behoorende, drong het weldadig licht der hervorming door. Tot haar kwam het Woord des Heeren: ‘maak u op, word verlicht, want uw licht komt, en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op’. Men verhaalt bij overlevering van de vaders aan de kinderen, dat de Roomsche pastoor met zijne geheele gemeente tot de belijdenis der Gereformeerde kerk zou zijn overgegaan. Ofschoon, zoo verre mij bekend is, daarvoor geschiedkundige zekerheid ontbreekt, komt het mij echter niet onwaarschijnlijk voor, omdat, temidden eener Roomsche bevolking, deze gemeente de eenige is in de Langstraat, waar de Roomschen geene gevestigde gemeente bezitten.

Du Cloux merkte niet alleen op dat er in ’s Grevelduin- Capelle geen gevestigde Rooms-katholieke kerk was zoals in de omliggende gemeenten, maar ook dat er gedurende tweeënhalve eeuw slechts dertien predikanten hadden gestaan.

‘Twee honderd en vijftig jaren achtereen heeft dus deze gemeente de zuivere prediking van de leer der vrije genade mogen bezitten, en is haar het onvervalschte, onfeilbare en eeuwig blijvende Woord Gods in handen gegeven, en haar gepredikt, dat de zondaar om niet gerechtvaardigd moet worden uit het geloof, alleen door de verlossing die daar is in Jezus Christus. Opmerkenswaardig is het, dat gij, M.V.! gedurende dat groot aantal jaren, maar 12 voorgangers in de bediening voor mij alhier gehad hebt, waarvan slechts drie naar andere gemeenten zijn vertrokken, en de overige hier Emeriti geworden of overleden zijn. Is, onder de alles besturende hand des Heeren, ook welligt in die weinige afwisseling der Predikanten, gedurende al die jaren, eene der oorzaken te zoeken, dat, bij de afwijking der leer, die er langzamerhand in onze kerk plaats had, uwe gemeente in het bezit is gebleven van de oude zuivere beproefde leer onzer vaderen? Inderdaad, met uitzondering van zeer weinigen, is hier eene uitwendige overreding van , en toegekeerdheid tot deze waarheid, van vroege tijden af tot nu toe, op te merken. Die wij dan nog vrijzinnigen noemen mogen, behooren over het algemeen niet tot uwe voorvaderlijke geslachten en zijn elders in de vrijzinnige leer onzer dagen onderwezen.’

Du Cloux wees ook op de arbeid die er van de catechese werd gemaakt. Niet alleen door de predikanten maar ook door de schoolmeesters. ‘Op bepaalde uren in de week moesten de kinderen voor dezen in de scholen eenige vragen uit het welbekende vraagboekje van ds. Borstius opzeggen, en ten minste twee vragen uit den Katechismus van buiten leeren, Ziet, zoo werden er reeds jeugdige strijders gevormd voor de waarheid, die gij nu nog bezitten moogt. Onder de vroegere leeraars moet inzonderheid ds. Johan Zeylmans, die alhier van 1713 tot 1753 predikant geweest is, vermeld worden, daar hij in deze zaak zeer ijverig werkzaam is geweest. Hij was het, die gezorgd heeft dat er een katechiseermeester voor de buitengemeente werd aangesteld. In de diakonierekeningen van die jaren vind ik telkens een som, uitgegeven voor prijzen, die openlijk alhier aan zulke kinderen werden uitgereikt, die boven anderen vlijtig in het aanleeren der waarheden waren geweest, en die prijzen bestonden in de werkjes van Bunjan en anderen.’ Deze Zeylmans blijkt ook een catechisatieboekje te hebben uitgegeven. Du Cloux noemde in de herdenkingsleerrede ook zijn oudoom ds. Lodewijk Schemkes. Deze bleek in 1810 bij het tweehonderd jarig bestaan van de kerkelijke gemeente gesproken te hebben. Hij verklaarde tijdens die herdenking met zondag 8 van de Heidelberger Catechismus ‘dat altoos de verhoogde Jezus ten goede van het christendom dezer plaats geweest en nimmermeer met Zijn Godheid, Majesteit, Genade en Geest van Kapelle en Vrijhoeve geweken was.’ Du Cloux zei vijftig jaar later: ‘Vijftig jaren zijn er sedert dien tijd verloopen en wij mogen tot roem van Gods eeuwige vrije genade, diezelfde woorden nog herhalen. Ja, ook mij vergunt het de Heere er te mogen bijvoegen: mijne kortstondige dienst onder u was voor velen van u, tot uwe waarachtige bekeering, of tot uwe vertroosting, of tot opbouw in uw allerheiligst geloof niet ongezegend.’

Tot een van de twaalf predikanten die voor Du Cloux ’s Grevelduin-Capelle diende behoorde Sijpko Haijo Sijpkens. Hij diende de Brabantse gemeente van 1840 tot 1844. Du Cloux noemde hem een ‘waardige Evangeliedienaar’. Du Cloux was niet optimistisch over de hervormde kerk in zijn tijd. Van de zonen van Sijpkens, die ook predikant waren, oordeelde hij: ‘zijn beide zonen (…) mogen wij tellen onder het klein getal der regtzinnige leeraars onzer kerk.’

Van ds. S.H. Sijpkens is de intredepreek die hij op 4 oktober 1840 hield in druk verschenen. In die preek geeft hij getuigenis dat hij zijn ambtelijke bediening begon als vreemdeling van God en Goddelijke zaken nadat hij eerst zijn voorganger Cornelis Gutteling beschreef als een getrouw dienstknecht van God. ‘Het had den Heere in den weg Zijner Voorzienigheid behaagt uwen Gutteling door den dood u te ontnemen; eenen man, die naar uw eigen getuigenis allezins uwe achting en liefde verdiende, en uit wiens mond gij zoo vele jaren lang de leere der zaligmakende genade Gods hebt mogen hooren verkondigen. Zijn werk was onder u afgedaan, maar ook zijn werk ligt nu voor uwe rekening, en zal eenmaal tegen dezulke getuigen, welke daaronder onbekeerd gebleven zijn, en verloren gaan. Zijne woorden zijn niet tevergeefs gesproken, maar zullen in de eeuwigheid gedacht worden. Dat zijn gedachtenis in zegening zij bij hen, tot wier zaligheid de Heere zijnen dienst heeft willen zegenen! Thans ben ik tot zijn werk ingegaan, om hetzelve onder nederige verwachting van de hulpe des H. Geest onder u voort te zetten. Ik zeg u dank voor het vertrouwen, hetwelk gij in mij gesteld hebt, dat God de zuivere verkondiging van die zaligmakende genade mij heeft toevertrouwd, en daartoe Zijne genade aan mij heeft willen verheerlijken. Een voorregt toch, hetwelk allen niet mag te beurt vallen, in welk voorregt ook ik niet altijd heb mogen delen. Waarom zoude ik dit verzwijgen, en des Heeren genade, aan mij ellendige bewezen, niet openlijk belijden? In de eerste jaren mijner Predikdienst kende ik deze zaligmakende genade niet, en had ook geen behoefte aan dezelve. Doch het behaagde den Heere op mij in ontferming neder te zien en mij voor dezelve vatbaar te maken, mijne ziel overtuigende van derzelver noodzakelijkheid, dierbaarheid en algenoegzaamheid (…) van dien tijd aan heeft de Heere mij die genade door Zijn groote gunst en bekwaammakenden Geest doen verkondigen’.

Ook van ds. A.P.A. du Cloux gold dit. In zijn beginperiode in Vierhuizen en Zoutkamp, alsook in Losdorp, was hij nog een vreemdeling van het werk van Gods genade. Ook ds. J.H. Koster die vele jaren later van 1915 tot 1918 ’s Grevelduin-Capelle diende was in zijn eerste jaren in Wijckel als een blinde die een blinde leidde.

Ds. Du Cloux die van 1857 tot 1864 ’s Grevelduin- Capelle diende kreeg driemaal achtereen het beroep voordat hij het aannam. Bij zijn afscheid in Oud-Alblas zei hij: ‘Ik heb de roeping tot driemaal toe op mij uitgebragt, niet kunnen, niet durven en ook niet willen afwijzen.’ Nu Du Cloux er toe overgebogen werd leek het er op dat zijn vertrek uit de Alblasserwaard naar Brabant nog verijdeld zou worden.

Net voor Du Cloux zou verhuizen naar ’s Grevelduin- Capelle werd er namelijk een bezwaar tegen hem ingebracht bij het Classicaal Bestuur te Dordrecht door ds. J.P. Thieme te Wijngaarden en ds. G. Boele van Schagen te Nieuw-Lekkerland. De moderne Thieme weigerde met zijn kerkenraad toestemming te geven om kinderen uit Wijngaarden te laten dopen in Oud Alblas en de jeugd belijdeniscatechisatie te laten volgen in de buurgemeente op het verzoek daartoe van Du Cloux. Hij voelde zich door Du Cloux bedreigd, die hij in staat achtte om dit zonder toestemming toch te doen en gaf daar lucht aan bij het Classicaal Bestuur. Boele van Schagen tekende bezwaar aan omdat Du Cloux een aantal kinderen uit zijn gemeente had gedoopt, daar de ouders van die kinderen moeite hadden met de prediking en het gebruik van het doopsformulier in Nieuw-Lekkerland. Dat had Du Cloux inderdaad gedaan. Hij had de ouders gewoon geadviseerd een paar dagen te verhuizen naar Oud-Alblas en op die wijze hun kinderen te laten dopen. Dan hadden ze geen toestemming uit Nieuw-Lekkerland nodig. Het liep allemaal met een sisser af. Twee dagen voor het geplande afscheid van Oud-Alblas kreeg Du Cloux te horen dat hij mocht vertrekken. De vrijzinnige ds. J.P. Ott uit Groot-Ammers, die ook zitting had in het Classicaal Bestuur, wilde daarbij wel aangetekend hebben dat hij daar volstrekt niet mee instemde.

Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen die Du Cloux meemaakte in zijn leven was het droeve pinksteren te ’s Grevelduin-Capelle in 1861. Op tweede Pinksterdag verging in het Hollands Diep de Capelsche stoomboot ‘de Langstraat’. Daarbij kwamen 48 personen om, onder welke vijftien inwoners van ’s Grevelduin-Capelle. Du Cloux merkte in de preek die hij de volgende zondag hield op: ‘Toen ik aan de morgen van die onvergetelijke tweede Pinksterdag tot u mocht spreken van de dierbare werkingen van de Heilige Geest, zo zichtbaar in de bekering van zo velen, die leerden vragen ‘Mannen broeders! Wat moeten wij doen om zalig te worden?’ en ook aan u het voorstelde, hoe, zal het wel met u zijn, het bij een iegelijk onzer tot die levensvraag komen moet, had ik er niet aan gedacht dat ook sommige jeugdige mensen onzer gemeente en daaronder drie, die ik onlangs als lidmaten der gemeente had aangenomen er toe besloten zouden hebben, om die dag met de wereld tot een dag van uitspanning te gebruiken, te meer daar de Heere door regen en wind waarschuwde, om die dagen niet te ontheiligen.’

In ’s Grevelduin-Capelle is men hem na zijn vertrek naar het Groningse Spijk niet vergeten, want in 1866 beriep men hem terug. Zelfs nadat hij met emeritaat was gegaan en zich in Bedum had gevestigd bracht in 1875 ’s Grevelduin-Capelle nog een beroep op hem uit.

Een van de opvolgers van Du Cloux was ds. G. Ringnalda (1828-1904). Gerben Ringnalda was een zoon van de burgemeester van IJlst. Op 18-jarige leeftijd werd hij krachtdadig bekeerd. Later ontluikte de begeerte om te staan in de dienst des Heeren. Hij was toen inmiddels getrouwd en werkzaam in de houthandel. Ds. J.W. Felix, bekend van het Friese Réveil, heeft hem ‘klaargestoomd’ voor de universiteit zodat Gerben op 32-jarige leeftijd naar Utrecht ging. Drie gemeenten diende hij in het kielzog van Du Cloux. Allereerst in het Groningse Spijk waar hij zijn directe opvolger was. Tevens Oldebroek en ’s Grevelduin-Capelle. Laatstgenoemde gemeente diende hij van 1876 tot 1879. Waar Du Cloux echter de vaderlandse kerk trouw bleef ondanks het diepe verval, ging Gerben Ringalda met de Doleantie mee. Trouwens ook zijn zoon Willem, die van 1882 tot 1886 het belendende Loon op Zand diende.

Ondanks de prediking van Gerben Ringnalda en diens moeite met het staan in de Hervormde Kerk, waarvan hij de synodale organisatie zag als onwettig in oorsprong en ongereformeerd van karakter, kwam het in ’s Grevelduin-Capelle niet zo massaal tot doleren als elders in het land. Dat had ook alles te maken met de opvolger van Ringnalda, Johannes Marinus Catharinus Hendrikus Mond. Deze stond van 1880 tot 1888 in ’s Grevelduin-Capelle. Deze predikant correspondeerde menigmaal met Kohlbrugge en was met hem wars van elke vorm van afscheiding. Op een brief van een drietal gemeenteleden, die de reformatie der kerk ter hand wilden nemen, oordeelde Mond, uit mond van de hele kerkenraad, dat het enige geneesmiddel gelegen was in de handhaving van het Woord.

Over de periode dat Ds. J.H. Koster ’s Grevelduin- Capelle diende -van 1915 tot 1919- is niet veel meer bekend. Opmerkelijk is wel dat hij een week na zijn bevestiging intrede deed omdat hij op de dag van zijn bevestiging te ziek was om ook intrede te doen. Zoiets heb ik nooit eerder gelezen of vernomen. Hij nam afscheid van de gemeente met het laatste woordje uit de Bijbel, Amen.

Nog eenmaal laat ik A.P.A. du Cloux aan het woord bij zijn herdenking van het 250 jarig bestaan van de hervormde gemeente van ’s Grevelduin-Capelle: ‘En wanneer het naar Zijnen raad zal zijn, dat over vijftig jaren aan deze plaats een ander Evangelie-dienaar voor u zal optreden, om het 3e eeuwfeest te vieren, dat het hem dan ook geschonken worde, te erkennen, hetgeen ik op dezen dag met volle vrijmoedigheid getuigen mag, wat een mijner geachte voorgangers het tweehonderdjarig bestaan uwer gemeente herdenkende, getuigen mogt: ‘De verheerlijkte Jezus is met Zijne Godheid, Zijnen Geest, Zijne genade en majesteit nog niet van deze plaats geweken!’ Of ds. J.J. Ruys, die in 1910 de gemeente diende, dat ook heeft getuigd is niet bekend. Hij had het gerust na mogen spreken. En wie durft te beweren dat het bij het herdenken van het vierhonderd jarig bestaan van die kerkelijke gemeente niet meer van toepassing is?

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Oude Paden | 48 Pagina's

Bij de kansel van: 's Grevelduin-Capelle

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Oude Paden | 48 Pagina's