Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hij predikte hen Jezus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hij predikte hen Jezus

31 minuten leestijd

Op de begraafplaats Heiderust te Velp bevindt zich tussen de vele grafstenen er een die onze aandacht trekt. Niet zozeer vanwege de vorm, maar vanwege het opschrift. Op die steen staat namelijk naast de naam, geboorte- en sterfdatum van de overledene, ook gebeiteld: Hij predikte hen Jezus. Het is het graf van Jacobus van Dijk, die op 9 januari jl. een eeuw geleden geboren werd in Rotterdam, en in april 1984 zijn laatste aardse rustplaats vond in Velp.

De wieg van Jacobus van Dijk stond in Rotterdam aan de Bergschelaan 244. Zijn vader was antiquair en van gereformeerden huize. Zijn moeder was van geboorte een Faber en van hervormde afkomst. Haar vader was directeur van een normaalschool geweest. Het was geen harmonieus huwelijk waaruit Jacobus geboren werd en dat naast hem ook nog een dochter telde die later met ds. J.H. van Grieken in het huwelijk trad, een zoon van ds. M. van Grieken, die jaren lang voorzitter was van de Gereformeerde Bond. Uiteindelijk is het tot een scheiding gekomen tussen zijn ouders. Zijn vader hertrouwde tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Jacobus werd in de Gereformeerde Kerk gedoopt en kreeg ook een gereformeerde opvoeding. Een predikant die in zijn jeugd een onuitwisbare indruk maakte was ds. N. Buffi nga, die jaren in Rotterdam heeft gestaan en zijn herinneringen aan het bombardement van Rotterdam beschreef in ‘Een koopmansstad in vuur’. Bij zijn intrede in Nijkerk op 4 september 1960 zei Van Dijk: ’Ik denk aan mijn jeugd aan ds. Buffinga in Rotterdam en hoe ik als jongen van de ene kant van de stad naar de andere kant liep om die dominee te horen –ik denk aan Kerstavonden– wat kon die man geweldig preken en wat kon je als kind daarvan genieten’.

Al jong lag er de begeerte om predikant te worden. Als zesjarig jongetje speelde hij al kerkje. Maar wat het was? ‘Zoals een muzikaal kind een en al muziek is (mijn vrouw zat als meisje ’s morgens al in nachtjapon achter de piano), zo leeft een religieus kind voor de godsdienst en het was voor die protestantse jongen in Rotterdam geen uitzondering om vijfmaal op een zondag naar de kerk te gaan. Je had de vroegdienst in de Grote Kerk, om tien uur de morgendienst in de wijkkerk, om twee uur de doopdienst in de Laurenskerk, om vijf uur waar dan ook en om zeven uur de Anglicaanse kerk’. Hij zat op voetbal en ging enkele malen in de week zwemmen. De Bijbel las hij trouw, het gebed werd nooit overgeslagen en het zingen van geestelijke liederen had zijn hart. Wat was het? Van Dijk bracht het in zijn biografie zo onder woorden: ‘Je zong wel van Jezus’ verzoenend sterven, maar je kende Hem niet en van het werk van de Heilige Geest was totaal geen besef. Het was een opgaan in kerkelijke toestanden, een godsdienst zonder God. Een christendom zonder Christus.

Na de lagere school ging Jacobus naar het Marnix Gymnasium in Rotterdam, vooral ook met het oog op zijn begeerte predikant te worden. En die begeerte was heftig. Als jongen zat hij onder een saaie les een boek te lezen… ‘De strijd over Infra- en Supra-lapsarisme’ van dr. K. Dijk. Toen hij dertien jaar was vond in de Gereformeerde Kerk de schorsing plaats van dr. J.G. Geelkerken, die niet geloofde dat de slang in het paradijs echt had gesproken. Van Dijk viel innerlijk Geelkerken bij die daarna Gereformeerd in Hersteld Verband werd. Van Dijks vader noemde dat een hellend vlak. Later is zijn vader met de vrijmaking meegegaan.

Jacobus ging niet de studie theologie volgen in Amsterdam of Kampen zoals zijn vader wenste, maar in Utrecht. Daarbij probeerde hij, als het maar even kon, de gereformeerde geluiden te ontlopen. Hij vermeed bijvoorbeeld zoveel mogelijk de colleges van prof. dr. Hugo Visscher. Zijn keuze voor Utrecht hield concreet in dat hij zelf in zijn onderhoud moest voorzien. Hij deed dat door geld te lenen van familie, orgel- en bijles te geven en artikeltjes te schrijven voor een dagblad.

Op donderdag 19 oktober 1939, voorafgaande aan zijn aanstelling als hulpprediker in Eindhoven op 22 oktober, deed hij zijn preekvoorstel in de Doopsgezinde kerk te Utrecht. Hij sprak daarbij over Nahum 1:7. Als organist trad op Feike Asma. Prof. Dr. M. van Rhijn zei de volgende dag: ‘Ik was bang dat je zou vergeten te gaan preken, zo genoot je van dat orgelspel van Feike Asma.’ En prof. dr. M.J.A. de Vrijer merkte naar aanleiding van de prediking op: ‘Dat er voor dit soort prediking plaats is in de Hervormde Kerk, begrijp ik niet; maar ik zag dat u een benoeming hebt naar Eindhoven, dus blijkbaar is er nog plaats voor u in de Hervormde Kerk’.

Vanuit Eindhoven kreeg hij een beroep naar Westzaan en Zaltbommel. Ook waren er kontakten met enkele Groningse gemeenten die hem f.1200,- meer boden dan Zaltbommel. Het be- Jacobus in de klas van het Marnix Gymnasium, 2e bank links (met kniekousen) roep naar Zaltbommel werd aangenomen. Niet in het minst naar eigen zeggen vanwege de prachtige kerk met een niet minder schitterend orgel. Graag had hij zich laten bevestigen door prof. dr. M. van Rhijn die hem in zijn studententijd geholpen had aan financiële hulp uit het Philips van Lennepfonds. Tevens had deze hoogleraar hem weerhouden om halverwege de studie over te switchen naar de rechtenstudie wat Van Dijk van zins was. Van Rhijn was echter verhinderd en derhalve werd ds. K. Strijd uit Oisterwijk gevraagd de bevestiging voor zijn rekening te nemen. Aldus geschiedde op 8 september 1940. De tekst was Lukas 12:49a ‘Ik ben gekomen om vuur te brengen op aarde.’ Een vuur volgens de bevestiger waaraan men zich warmt en waaraan men zich brandt. Aan de handoplegging nam zijn plaatselijke collega A. Dronkers deel. Van Dijk deed intrede met de tekstwoorden uit 2 Korinthe 1:24: ‘Niet dat wij heerschappij voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap; want gij staat door het geloof.’ Steeds meer ontwikkelde Van Dijk zich in de uiterst linkse flank van de kerk. Regelmatig liet hij lekespelen opvoeren. Hij had zich inmiddels aangesloten bij de linker werkgroep van vrijzinnigen onder leiding van dr. G. Horreüs de Haas te Zwolle. Deze durfde in die tijd te beweren dat een soldaat die in de slag om de Grebbelinie zijn leven gaf voor het vaderland belangrijker was dan dat Jezus voor onze zonden gestorven zou zijn.

Wanneer Van Dijk vanuit Zaltbommel een vacaturedienst moest vervullen in de ring, is het wel gebeurd dat de gemeente gewaarschuwd werd om niet naar die vrijzinnige dominee te gaan luisteren met als gevolg dat hij voor stoelen en banken stond te preken.

Op 5 mei 1941 trad Van Dijk in het huwelijk met operazangeres Louise Francine Victoria (Loes) Snel. Zij was twaalf jaar ouder en getrouwd geweest met Eduard Flipse, dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest’, die in 1962 de eerste paal sloeg van het concertgebouw De Doelen te Rotterdam. Vanwege een relatie die Flipse met een harpiste van het orkest had vond een echtscheiding plaats, terwijl de bekende literator Ferdinand Bordewijk optrad als advocaat. Daar de familie Van Dijk woonde naast het huis waar Eduard Flipse aan de voorkant van het huis en Loes Snel aan de achterkant afgezonderd van elkaar woonden, kwam het op den duur tot contact tussen het tweetal. Aanleiding was dat Co (de roepnaam van Jacobus) voorwendde dat de kat was weggelopen en hij bij de buurvrouw informeren ging over de ‘weggelopen kat’. Flipse was nog niet officieel gescheiden en het contact tussen Loes en Co was per brief of telefoon. Voor Co was het moeilijk om met de verhouding voor de dag te komen in die tijd. Als bekend zou worden dat hij een verhouding had met een ‘getrouwde’ vrouw dan zou de weg tot het predikambt zijn afgesneden. Mevrouw Van Dijk zei in een interview over deze periode vele jaren later: ‘Vijf jaar lang heb ik in niemandsland geleefd. Ik was noch de vrouw van de een, noch van de ander’.

Cees, een zoon uit haar eerste huwelijk bleef bij zijn moeder en werd zodoende ook pastoriebewoner. Ds. A. Dronkers bevestigde het huwelijk in de Zaltbommelse Maartenskerk met Ps.36:10a, ‘Want bij U is de Fontein des levens’. In 1942 vond er gezinsuitbreiding plaats. Een dochter werd geboren, genaamd Louise Francisca. Ze werd gedoopt door ds. J.B. Oskamp, die inmiddels ds. A. Dronkers in Zaltbommel had opgevolgd.

Tijdens zijn ambtsperiode in Zaltbommel kreeg hij een beroep naar ’s Gravenzande ten behoeve van de Evangelische Unie aldaar. Het betrof een gemeente die in 1902 werd opgericht door de vrijzinnig hervormden die binnen de Hervormde Kerk een eigen plek wensten. Het kerkelijk leven werd mede mogelijk gemaakt door een grote nalatenschap van de oud-burgemeester van ’s-Gravenzande P.R. Dingemans van de Kasteele in 1917. Van Dijk nam het beroep aan. Hij vermeldde eerlijk dat de hogere wedde de doorslag gaf. Hij ging van 2200 gulden per jaar in Zaltbommel naar 3600 gulden per jaar in ’s-Gravenzande. Speelde bij zijn komst naar Zaltbommel geld geen rol, nu hij inmiddels een gezin had lag dat allemaal wat anders. Een collega schreef hem dat hij, voor hij op 27 september 1942 afscheid van Zaltbommel nam, nog maar eens naar het predikantenbord in de Maartenskerk moest kijken om vrienden te worden met enkele voorgangers van hem zoals Abraham Hellenbroek en Petrus Immens. Van Dijk lachte om dit schrijven, niet wetend dat hij later hun gedachtengoed zou gaan delen en zelfs uit Hellenbroek zou catechiseren.

De vrijzinnige ds. G. Westmijse uit Rotterdam leidde de bevestigingsdiens in de kerk van de Evangelische Unie aan de Langstraat. Westmijse was destijds zeer populair. Toen hij de vrijzinnigen in Rotterdam diende van 1932 tot aan zijn dood in 1948 konden er een tijdlang wekelijks nieuwe leden worden ingeschreven, zodat het tot een groep van maar liefst 2800 leden werd. Van Dijk deed intrede met Romeinen 1:11-12.

Voor een benoeming naar Middelburg, ter bearbeiding van de vrijzinnigen aldaar in november 1943, bedankte hij. Hij kreeg in die tijd nog een brief van professor Wisse die de Christelijke Gereformeerde Kerk aldaar diende. Het zal geen brief zijn geweest met als uitgangspunt het verzoek van de Macedonische man aan Paulus: ‘Kom over en help ons’. Voor een beroep naar Wildervank in 1944 bedankte hij. Een beroep naar Purmer nam hij aanvankelijk aan omdat hij dan dicht bij Amsterdam woonde en gebruik kon maken van de universiteitsbibliotheek. Hij was namelijk onder leiding van professor dr. Van Rhijn begonnen om zich voor te bereiden op het doctoraal examen. Hij zou afstuderen op de Rooms-katholieke theoloog Alphonsus Maria de Liguori, stichter van de orde der Redemptoristen. Toch bedankte hij voor het beroep. Hij schrijft daarover: ‘maar op aandrang van gemeenteleden heb ik de plank maar weer ingetrokken. Ach, je deed alles zo oppervlakkig…’

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Van Dijk ondubbelzinnig blijk gegeven van zijn afschuw van het Duitse regime. Weliswaar heeft hij later wel eens gezegd: ‘Als ik had gedaan wat ik had moeten doen, dan had ik niet meer geleefd’. Desondanks verrichtte hij genoeg ‘strafbare’ feiten om zich de geduchte straffen van de Duitse overheerser op de hals te halen, zoals het verbergen van een Joods jongetje, adressen realiseren voor onderduikers, wapensmokkel, verspreiden van illegale blaadjes, het beluisteren van de Engelse zender, voorbede voor de koningin en het veelvuldig opgeven van gezang 301 (Wilhelmus). In de lijvige studie ‘Het verzet der Hervormde kerk’ maakt ds. H.C. Touw melding dat hij in 1942 verhoord werd in Zaltbommel in verband met het feit dat een N.S.B.-er hem had aangeklaagd vanwege voorbede in de kerk voor de koningin en de Joden. Het gebeurde op de dag van verhuizing naar ’s-Gravenzande. Van Dijk kwam er toen met een waarschuwing vanaf. Op 9 november 1944 werd hij in ’s-Gravenzande door de Duitse Sicherheitsdienst gearresteerd, daar er een aanklacht tegen hem werd gedaan vanwege opruiing tegen het ‘wettig’ gezag en zijn relatie met de ondergrondse. Redenen te over om hem via Amersfoort naar Dachau af te voeren. Deze arrestatie viel samen met de grote razzia die gehouden werd in Rotterdam en het Westland, waarbij 50.000 mannen in de leeftijd tussen 17 en 40 jaar werden meegevoerd naar het Oosten. Tijdens de voettocht naar Waddinxveen, waar ze zouden overnachten om de reis te vervolgen naar kamp Amersfoort, kwam hij langs Zoetermeer en Benthuizen. Daar hij inmiddels in een geestelijke crisis was gekomen, gingen zijn gedachten uit naar Jodocus van Lodenstein en ds. L.G.C. Ledeboer, die in die gemeenten in vroeger dagen Gods Woord bedienden. Die hadden houvast. Evenals ogenschijnlijk de jonge mannen uit Monster die steevast in hun Bijbeltje lazen en psalmen zongen. Co van Dijk had dat niet.

Op wonderlijke wijze is hij vrij gekomen. Op appel werd zijn naam geroepen door een commandant. Hoewel de naam Van Duin genoemd werd meende hij Van Dijk te horen. Hij werd toen vrijgelaten. Overigens bleek later dat de bewuste Van Duin al vrij was doordat hij in Delft was ondergedoken. Toen de vergissing aan het licht kwam en hij inmiddels weer thuis was gekomen, werd hij verplicht om zich elke dag te melden bij de Duitsers. Opnieuw zou een wegvoering plaats hebben gevonden als niet een gemeentelid, die een beruchte N.S.B.-er was, zich sterk had gemaakt om hem vrij te krijgen.

Na deze wederwaardigheden nam de geestelijke onrust toe. Vrede in zijn ambtelijke bediening had hij niet meer. Hij ging studeren in de Institutie van Calvijn en de Keurstoffen van Bernardus Smytegelt. Zo ook op 14 maart 1945. Hij las een preek van Smytegelt over Mattheüs 6:19: ‘Vergadert u geen schatten op aarde’. Bij het lezen van die preek, die hij vroeger als student eens op de markt had gekocht zonder ooit er uit gelezen te hebben, behaagde het de Heere Zijn Zoon in hem te openbaren. In zijn autobiografie lezen we: ‘De uitgever J.P. van den Tol vroeg me, na de bevrijding, er iets over te willen schrijven. Ik kon het niet. In een radiointerview in 1981 kon ik het nog niet. Hij, Hij, Hij alleen!’ Zijn ambt legde hij neer. Bij de Evangelische Unie stuitte dit op onbegrip, zelfs op boosheid. Ze voelden zich door Van Dijk in de steek gelaten. Hij raakte met zijn ontslag brodeloos. Toch zorgde de Heere ook in die tijd. Elke woensdag kreeg hij een envelop met fl.25,- door de bus terwijl een bakker hem wekelijks twee grote broden bracht. Niet direct was er de behoefte om opnieuw de kansel op te gaan. Van Dijk werd aanvankelijk een gezelschapsmens. Uit de wijde omgeving kwam er ‘volk’ over de vloer, niet in het minst uit de kring van de Gereformeerde Gemeenten, al of niet met de toevoeging Christelijk- of Oud-. Later gaf hij betreffende de gezelschappen aan Rik Valkenburg de volgende ontboezeming: ‘Al spoedig ontdekte ik dat daar veel copiewerk bestond. Cliché- gesprekken zonder veel inhoud op de duur’. Wie wel een onuitwisbaar stempel op hem zette was ds. J.P. Paauwe. Hij had contact met hem en ging regelmatig bij hem ter kerk op woensdagavond. In zijn levensbeschrijving schrijft hij: ‘De man door wie ik het meest beinvloed ben, was Ds. J.P. Paauwe (…) ik heb hem honderden keren beluisterd en lees nog steeds de preken die van hem verschijnen’. En verder: ‘Niemand heeft meer voor mijn geestelijk leven betekend dan Ds. Paauwe’.

Ds. W. Banning te Naaldwijk ontfermde zich over hem en adviseerde hem de journalistiek in te gaan. Op den duur kwam echter toch weer de lust om te gaan preken. Het gerucht van zijn ommekeer werd snel bekend in het Westland. Al spoedig werd hem gevraagd voor te gaan in de rechtzinnige evangelisatie te Naaldwijk aan de Dijkweg, nadat door de vrijzinnige ds. Banning daar toestemming voor was gegeven. Van Dijk heeft deze opstelling van Banning, ondanks het grote verschil dat tussen hen was ontstaan, altijd zeer gewaardeerd. In Naaldwijk werd hij ‘ontdekt’ door nieuwsgierige luisteraars uit Monster. Al spoedig werd hij in Monster beroepen waar ds. A.F.P. Pop eerder afscheid had genomen in verband met zijn vertrek naar Kockengen. Er had in de Monsterse kerk een geweldige leegloop plaatsgevonden vanwege de houding die ds. Pop in de oorlog innam ten opzichte van de Duitse bezetter. Na de komst van ds. Van Dijk groeide het aantal kerkgangers, zodat de Grote Kerk nauwelijks de mensenmenigte kon bevatten. Hij begon met doordeweekse Bijbellezingen in Poeldijk die zo goed bezocht werden, dat al spoedig ook daar op zondag kerk werd gehouden. Men noemde hem wel ‘het wonder van het Westland’. Het beroep naar Monster was mede op aanraden van tante Trijn, een bekende godvrezende vrouw uit Monster in die dagen die aan bed gebonden was. Toen de kerkenraad het beroep kwam brengen bracht Van Dijk als bezwaar in dat men hem nog nooit had horen preken. Dat was zo. Maar de mannenbroeders wuifden dit bezwaar weg omdat ze hadden gehoord wat de Heere aan zijn ziel had gedaan. Zijn intrede vond plaats op 29 juli 1945. Hij sprak over Efeze 3:8 ‘Mij de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus’. Hij werd bevestigd door ds. J.W. van der Linden uit Kootwijk. Van Dijk kende hem uit zijn studententijd toen zij veel met elkaar optrokken, hoewel ze geestelijk destijds mijlen ver uit elkaar lagen.

Vanuit Monster kreeg hij in 1946 een beroep naar Gameren en Oude-Tonge, terwijl een jaar later Wezep en Putten een beroep uitbrachten. Het beroep naar Putten meende hij te moeten aannemen. Het betrof een nieuw gestichte derde predikantsplaats naast ds. L. Kievit en ds. G. Boer. Op 27 juli 1947 nam hij afscheid van Monster met een preek over zondag 52 van de Heidelberger Catechismus.

Putten was voor hem een bijzondere roeping. Vanwege de vele wonden die er geslagen waren in 1944 trok het hem zeer daar het Evangelienet uit te werpen, terwijl hij anderzijds Monster heel slecht los kon laten. Het aannemen van dit beroep was dus verre van gemakkelijk voor Van Dijk. Toen jaren later ds. Doornenbal een beroep aannam naar Arnemuiden, maar later alsnog bedankte en heel kerkelijk Oene als het ware in verwarring was, schreef hij in de Veluwse Kerkbode van 9 december 1961: ‘Meerdere brieven en telefoontjes uit Oene bereikten mij. Wat een alleraardigste mensen wonen daar! Zo begaan met het leven van hun pastor. Zaterdag 2 december schreef een van die sympathieke mensen: ‘Ik heb er niet van kunnen slapen, onze dominee staat op het punt ineen te kraken’. Beste mensen- ‘ineen kraken’ doet een mens niet zo gauw hoor! Zal ik eens wat verklappen? Toen ik het beroep naar Putten moest aannemen, heeft mijn vrouw de telefoon moeten overnemen in Monster, toen ik met Ds. Kievit praatte. Ik weet nog dat ze zei: ‘zo heb ik mijn man nog nooit gezien, dominee’. En ik zie nog de verbaasde ogen van mijn 3-jarig dochtertje. Maar ineen-kraken?! Ds. A.F.P. Pop (welbekend in Nijkerk) zei ons in die tijd: ‘d’r heeft ‘r nog nooit een de tering van gekregen hoor, dat een dominee wegging’. Hoewel we zijn Wel Eerwaarde toen in z’n gezicht hadden willen slaan, weten we nu dat hij gelijk had. Kalm aan- Oene! Jaren geleden zei eens een dominee tegen me: Heel de wereld keek er van op dat ik het beroep naar …had aangenomen’. Kalm aan-dominee! De wereld weet er niets van hoor, maar de HEERE zegt of Zijn knechten zullen gaan of niet. En zo belangrijk zijn wij niet. Het zou ons ontzaglijk spijten en de kerkbode wordt op slag ongenietbaar,- maar als Ds. Doornenbal gaan moet, moet hij gaan!

Ds. P. Zandt bevestigde hem in Putten. Van Dijk deed intrede met Jesaja 40 vers 1 ‘Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen’… Ondanks de onmiskenbare kanselgaven van zijn collegae Boer en Kievit, trok van Dijk het meeste volk. Raakte hij een snaar die de anderen niet raakten? Er ontstonden al spoedig moeilijkheden over zijn prediking in Putten, met name vanwege een preek die hij hield over Psalm 51: ‘Verwerp mij niet van Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij’. Deze prediking werd afbrekend voor de gemeente geacht en was zo anders dan die van Kievit en Boer. Het komt me voor dat de kerkenraad in Putten destijds vooral de Baarnse school van ds. I. Kievit voorstond. Deze laat zich niet in alles verenigen met de theologie van Paauwe, waardoor Van Dijk was beïnvloed. Tijdens een Bijbellezing in die spannende tijd zei Van Dijk met een sneer naar de Baarnse school: ‘Ik kom nooit op het hoofdkantoor’. De verstoorde verhoudingen zullen een van de redenen zijn geweest dat hij na anderhalf jaar al vertrok. Uit een beroep dat in 1948 werd uitgebracht door Hervormd Oldebroek en Gameren nam hij dat van het in de Bommelerwaard gelegen Gameren aan. Hij nam afscheid met Mattheüs 28:20: ‘En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’.

De nieuwe gemeente Gameren was bekend terrein, daar hij eerder de buurgemeente Zaltbommel diende. Hij had echter niet zo’n schitterend onderkomen als destijds de Maartenskerk. De oude kerk van Gameren was immers in 1945 verwoest door oorlogsgeweld. De diensten werden gehouden in de tot noodkerk omgebouwde voormalige openbare school. Opnieuw trad ds. P. Zandt op als bevestiger. In 1950 kreeg hij een beroep naar Vinkeveen, Kamperveen en Garderen. Alle keren bedankte hij voor het beroep. Een jaar later brachten Aalburg, Giessendam-Neder Hardinxveld, ’s Grevelduin-Capelle, Elburg, Kesteren, Garderen en Nieuw-Lekkerland tevergeefs een beroep op hem uit, hoewel hij aanvankelijk het beroep naar Garderen had aangenomen. In dat jaar werd ook de nieuwe kerkorde ingevoerd. Tegen de invoering daarvan werd een proces gevoerd. Naast de vrijzinnige ds. Van Lunzen uit Odoorn waren dat uit de rechterflank van de kerk o.a. prof. dr. J. Severijn en de predikanten J.G. Abbringh, L.J. Bloemsma, C. van de Bosch, J.R. Cuperus, P.J. Dorsman, D. van der Ent Braat, A. van der Kooij, A.J. Wijnmaalen, A. Wisgerhof, P. Zandt en Jac. van Dijk. Nadat dit proces verloren werd gingen er ook nog in hoger beroep. Onder hen behoorde opnieuw L.J. Bloemsma, C. van den Bosch, P.J. Dorsman, P. Zandt en Van Dijk. Samen met ds. L.J. Bloemsma en dr. H.O.R. baron Van Tuyll van Serooskerken schreef hij een brochure genaamd ‘Waar het in het proces tegen de Ned. Herv. Kerk om gaat.’ Met name werd daarin verdedigd dat men toch de toevlucht mocht nemen tot de wereldlijke rechter met betrekking tot kerkelijke zaken. Er zijn heel wat voorvallen te verhalen uit zijn pastoraat. Veel heeft hij aan het papier toevertrouwd en anders op de kansel gebracht, zij het zonder het noemen van namen. Zoals het volgende voorval: Eens kwam hij op bezoek bij een oud echtpaar. Ze hadden beiden de leeftijd der zeer sterken. Ds. Van Dijk vroeg of zij vrede met God hadden. Ze antwoordden: ‘Nee, dat hebben we niet, dominee.’ ‘Maar’, zeiden ze, ‘we hebben er wel ons hele leven lang om gevraagd.’ Toen antwoordde ds. Van Dijk het volgende: ‘Als God twee van die oude tobbers niet verhoort, vind ik Hem een grote tiran!’ ‘Als we er van uit gaan, dat je op je tweede of derde jaar begint te bidden, dan hebben jullie ruim zeventig jaar voor niets gebeden.’ Het echtpaar reageerde verbaasd ‘Zo mag je toch niet over God spreken? ‘Ja’, zei Van Dijk, ‘dat doe ik niet, dat doen jullie!’ In de periode dat Van Dijk Gameren diende was hij ook mentor van de evangelisatie Elim te Zwolle die in 1918 was opgericht, een grote groep Zwollenaren die de gereformeerde prediking begeerden, en in de volksmond ook wel ‘Elamieten’ werd genoemd, en bijeenkwamen in een eigen gebouw. Ds. P. Zandt was er de ‘erevoorzitter’ van. Blijkbaar zal de afstand Gameren - Zwolle hebben meegespeeld dat Van Dijks pastorale arbeid in Zwolle, die men van hem verwachtte, te wensen overliet. Ook was hij betrokken bij interne moeilijkheden van de evangelisatie omdat een groep van de ‘Elamieten’ een afdeling van de Gereformeerde Bond oprichtte en mede door de nieuwe kerkorde wegen zag om een eigen plek te krijgen binnen de hervormde gemeente te Zwolle. Omdat ds. Van Dijk behoorde tot de procesvoerders tegen de nieuwe kerkorde was hij en ds. Zandt niet welkom op de kansel van de Hervormde Kerk. Ze werden wel ‘persona non grata’ genoemd.

In 1952 volgde een beroep naar Rijssen, waarvoor hij bedankte. Toen echter in april 1953 voor de derde maal een beroep uit Garderen kwam, nam Van Dijk dit beroep met volle overtuiging aan. In de tijd dat het beroep liep naar Garderen, legde hij op 23 april de eerste steen van de nieuwe kerk die in 1954 in gebruik werd genomen. Bij die eerste steenlegging hield ds. Van Dijk een preek over Ezra 3:11b ‘En al het volk juichte met een groot gejuich als men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN’. Een oorkonde in de kerk herinnert nog aan dit heugelijke feit.

Het laatste jaar waarin Van Dijk Gameren diende was het jaar waarin het tot een breuk kwam met de SGP., de partij waarvan hij een zestal jaren hoofdbestuurslid was. Uit grote achting voor ds. P. Zandt is hij betrokken geraakt bij deze partij. In 1946 werd hij hoofdbestuurslid samen met ds. P.J. Dorsman en ds. C. Smits. Hij bedankte nog in datzelfde jaar. Op aandrang van ds. G.H. Kersten kwam hij in 1947 opnieuw in het hoofdbestuur. Deze plek nam hij in tot en met 1952.

Bij de huldiging van ds. P. Zandt op 15 september 1950 vanwege zijn 25-jarig Kamerlidmaatschap was het ds. Van Dijk die het openingswoord verzorgde naar aanleiding van Psalm 77:12 ‘Ik zal de daden des Heeren gedenken, ja ik zal gedenken Uw wonderen van oudsher’. Daarbij sprak hij o.a. de woorden: ‘Hoe zouden we Gods Woord te schande maken, wanneer wij u gingen huldigen. Nochtans, dat ligt in onze aard. Van nature zijn wij eerrovers Gods en dus past ons de bede: Heere bewaar ons er voor, dat wij de mens gaan huldigen. Nee, de Vorst der aard’ is alle hulde waard!’ Aan ds. Van Dijk was ook opgedragen om ds. Zandt en zijn vrouw, ter ere van dit jubileum, geschenken aan te bieden, waaronder een postcheque ter waarde van f. 2278,50. Dit was door leden en vrienden van de partij bijeengebracht. Van Dijk deed dit alles met ‘treffende woorden’ volgens de verslaggever.

Bij de Kamerverkiezingen van 1948 en 1952 stond hij op de vierde plaats van de kiezerslijst. Omdat hij rondom vaccinatie, assurantie en vrouwenkiesrecht een ruimer opvatting had, was het moeilijk opereren voor hem binnen de partij. Nadat hij geroyeerd werd schreef hij een brochure getiteld ‘Staatkundig Gereformeerd?’ die uitgegeven werd door zijn vader. Aan het eind van die brochure schrijft hij: ‘Neen lezer -ik ben niet Anti Revolutionair geworden. Er is nog veel wat mij aantrekt in de S.G.P.; oprechte kinderen Gods mocht ik er in ontmoeten (al ontkende ik nooit, dat die ook bij A.R. en C.H. zijn). Ontelbare goede uren had ik met Ds. Zandt. En toch- de breuk is gekomen (…) De Heere wijkt met Zijn Geest en met Zijn Woord van ons land. Verdeeldheid en verscheurdheid alom. Kon het toch zijn, dat wij samengebracht werden. Hij komt, Hij komt om de aard’ te richten! Spoedig staan we voor de Rechterstoel. Laat ons veel het verborgene zoeken, met de bede des harten: ‘Heere, maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend’. Hoewel hij als lid geroyeerd werd, heeft hij volgens intimiti op een keer na, toen hij op de ARP stemde, zijn stem altijd uitgebracht op de SGP. Overigens leidde dit royement bij de Statenverkiezingen in 1954 in de provincie Gelderland tot een belangrijk stemmenverlies.

Van Dijk diende de gemeente Garderen van 1953 tot 1960. Hij werd op 30 augustus 1953 bevestigd door ds. H.A. Leenmans uit Driebergen. Deze bevestigde hem met Hand. 6:4. Zelf deed hij intrede met Psalm 2:6, waarbij de correspondent van het Gereformeerd Weekblad opmerkte: ‘In een boeiend betoog wees ds. Van Dijk er op, dat de mens geneigd is eigen ik voorop te stellen, maar dat het Koningschap van Christus staat boven alle machten der wereld, omdat Hem gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Alle machten die met dit Koningschap geen rekening houden zijn tot ondergang gedoemd, maar het Koningschap van Christus blijft tot in eeuwigheid. Aan de hand van vele voorbeelden uit de Bijbel en de historie werd dit nader toegelicht. Wanneer de mens zijn eigen ik leert verliezen, roemt hij in Gods genade en is voor eeuwig een onderdaan van dit Koninkrijk’.

Tijdens zijn ambtsperiode begon de kerkenraad avonddiensten te beleggen in de hervormde school te Stroe. Het aantal zitplaatsen in de kerk moest ook worden uitgebreid. Ondanks die vermeerdering van zitplaatsen bleef het vol. Een van zijn verre voorgangers in Garderen was Anastasius Veluanus. In het boek ‘Volgen zonder vragen’ schrijft Van Dijk daarover: ‘In Garderen heeft indertijd Prins Hendrik een gedenkteken onthuld naast de preekstoel, voor de hervormer van de Veluwe: Anastasius Veluanus. Deze had als kapelaan de beginselen der reformatie verkondigd en was daarom gearresteerd. In Arnhem zijn de vreselijkste folteringen op hem toegepast, zodat hij kwam tot wat hij zelf noemde zijn ‘zondige herroeping’. Het is niet bekend of hij dat in de kerk van Garderen heeft gedaan, maar hij wist later te ontsnappen en dook in Duitsland weer op. Ik zal de laatste zijn om aanmerking te maken op zijn daden, maar heel dikwijls, dat mag ik gerust zeggen, heeft het mij klein gehouden, wanneer ik aan de voet van de preekstoel in Garderen mijn gebed deed. Wie zal volharden tot het einde? Meelopers zijn er genoeg, maar hoe zullen zij zich gedragen, als er vervolgingen komen?’

In Garderen begon hij ook met uitzendingen van het IKOR. Regelrechte diensten uit de dorpskerk vandaan, die op zondag werden uitgezonden voor de radio. In 1960 leidde hij voor het IKOR de radiorubriek ‘Op de man af’, waarvan ook verschillende lezingen zijn gebundeld in het boekje ‘Hebt u even’. In die tijd kreeg hij ook kennis aan de heer Ingwersen die, nadat hij met zijn vrouw een catechismuspreek in Garderen over het zevende gebod had gehoord, hem uitnodigde om voor de Alledagkerk te Amsterdam te prediken. Deze diensten van een klein half uurtje tijdens de lunchpauze van de Amsterdammers, werden gehouden in de Engelse kerk aan de Begijnhof. Iemand noemde deze middagpauzediensten eens ‘een geestelijk noenmaal’, een ander ‘een pittig potje kort preken’. Predikanten van allerlei pluimage gingen voor. Naast ds. P. Zandt en ds. H.G. Abma waren dat ook Alje Klamer en majoor Bosshardt. Tal van jaren heeft Van Dijk dit gedaan, terwijl de gemeentezang meestal begeleid werd door Piet van Egmond. Veel middagpauzediensten zijn door de NCRV uitgezonden, waarbij de predikanten gehouden waren aan een meditatie van negen minuten en de dienst beëindigd moest worden een minuut voor de nieuwsberichten. Van Dijk behoorde in 1957 tot een van de oprichters van de christelijke kleuterschool te Garderen.

Omdat door de nieuwe kerkorde een predikant vier jaar aan een gemeente verbonden moest zijn voor hij beroepen mocht worden, duurde het tot 1957 voordat hij beroepbaar was. En inderdaad, nauwelijks waren de vier jaar voorbij of een beroep werd ontvangen uit Ouderkerk aan den IJssel, Doornspijk en Opheusden. In 1958 volgden er beroepen naar Ederveen, Boven-Hardinxveld en opnieuw Ouderkerk aan den IJssel. Steeds werd bedankt voor het beroep. Dat gold ook voor beroepen uit Houten, Zoetermeer en nogmaals Houten in 1959. Toen echter in februari 1960 een toezegging uit Nijkerk volgde bedankte hij, maar bij het beroep dat volgde in april, nam hij dit aan terwijl hij voor een beroep naar Driebergen bedankte, waar men over wenste te gaan tot het stichten van een predikantsplaats op gereformeerde grondslag, terwijl bij het kennismakingsbezoek de 94-jarige Johannes de Heer, de bekende evangelist van Het Zoeklicht, op zijn pantoffels nog kennis kwam maken met de beroepen predikant.

Van Dijk bleef dichtbij dit keer. Op zondag 28 augustus 1960 nam hij afscheid van Garderen met een preek over Deut.33:27a: ‘De eeuwige God zij u een woning en van onder eeuwige armen’. Op zondag 4 september werd hij door zijn plaatselijke collega ds. J. Koele bevestigd in Nijkerk. Hij deed intrede in de avonddienst in een overvolle kerk met een preek over 1 Kor. 9:16b ‘Want wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig’. Hij bleef nog enige tijd in de pastorie van Garderen wonen totdat de nieuw gebouwde pastorie in Nijkerk in gereedheid was gekomen. Tevens werd hij consulent van Garderen. Op den duur werd het hem te veel en in mei 1961 werd het consulentschap overgedaan aan ds. W. de Bruijn te Ermelo.

In februari 1963 gaf hij op uitnodiging van prof. dr. H. Jonker een gastcollege aan de Universiteit van Utrecht over de prediking. Dit college is opgenomen in het boek ‘Actuele prediking’. In dat jaar verscheen ook de eerste druk van zijn dagboek ‘Uw vreugde tegemoet’ bij uitgeverij Callenbach. Op z’n minst verschenen negen herdrukken. Later is het boek opnieuw uitgebracht door uitgeverij de Groot-Goudriaan. In 1965 verliet Van Dijk de gemeente Nijkerk om zich als godsdienstonderwijzer en schooldecaan te verbinden aan het Groen van Prinsterercollege te Den Haag. Hij nam op 1 september afscheid van Nijkerk met een preek over Romeinen 12:12: ‘Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed’. Hoewel het onderwijs hem lag en hij bepaald niet hoefde te klagen over ordeproblemen, liet hij na verloop van tijd toch doorschemeren dat hij toch weer liever gemeentepredikant wenste te zijn. In 1968 ontving hij een beroep naar Vlaardingen en Monster. Dat van Monster nam hij aan en zo werd hij na 22 jaar eerder afscheid genomen te hebben van Monster er voor de tweede maal predikant.

Hij deed intrede op 2 februari 1969 met een preek over Romeinen 1:11 en 12 nadat hij ’s morgens bevestigd was door prof. dr. H. Jonker uit Utrecht. Bij zijn intredepreek zei hij dat hij zijn komst naar Monster aanvoelde als het thuiskomen in de glazen stad, maar dat als het goed was hij de gemeente zou leiden naar de glazen zee. In 1972 kreeg hij een beroep naar Maarssen. Hij bedankte daarvoor. Opnieuw nam hij een benoeming naar het onderwijs aan. Hij vestigde zich te Arnhem en werd decaan en leraar godsdienst aan de christelijke mavo te Zutphen. Hij nam afscheid van Monster op 30 september 1973 met de laatste woorden van Ruth 3:1: ‘dat het u welga’.

De tweede maal dat hij voor de klas kwam te staan viel hem zwaar. Hij kreeg een hernia en vervolgens te kampen met zware depressies. Uiteindelijk werd hij na enkele jaren arbeidsongeschikt verklaard. De jaren die volgden waren verre van gemakkelijk voor hem. Grote aanvechtingen maakten zich van hem meester. In zijn autobiografie die een jaar voor zijn plotseling sterven verscheen -op aanraden van zijn vrouwschrijft hij daarover: ‘Ach –ik had veel te weinig de Bijbel bestudeerd –veel te weinig gebedsleven gekend… Te weinig schijnvroomheid gestriemd en de kleintjes in de genade gesteund. Het vergezicht was verloren van mijn kant. Alles wat gezegd en geschreven was, daar stond ik wel achter, maar het verborgen leven met de Heere was er niet meer (…) Totdat de Heere de nevels op deed klaren. Zijn oog zag mij toch in liefde gade. Er was het vergezicht. En nu de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet o God, totdat ik aan dit geslacht verkondig Uw arm, aan alle nakomelingen Uw macht’. Op 14 april 1984 deed hij ’s morgens een boodschap en zei tegen zijn vrouw bij terugkomst dat hij zich niet goed voelde. Ook was hij wat verward. Hij ging maar even tegen zijn gewoonte op de bank liggen om wat te rusten, maar om niet meer wakker te worden.

In alle stilte is hij begraven, zoals hij zelf eerder al kenbaar had gemaakt. Bij de begrafenis waren familie en enkele intieme vrienden. In de aula sprak dr. C.A. Tukker, een persoonlijk vriend van de overledene. Feike Asma bespeelde het elektronische orgel tijdens de rouwdienst. Asma zei later dat er voortdurend een toon bleef hangen, hoewel de aanwezigen dat niet opmerkten. Op de rouwkaart stond als tekst vermeld ‘Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood’. Deze woorden uit Psalm 56 vormden ook het uitgangspunt voor de meditatie in de rouwdienst.

In de radio-programmabladen stond nog een dienst van hem aangekondigd die hij zou houden in de Alledagkerk te Amsterdam met vermelding van titel en liturgie. Ds. G. Spilt heeft deze dienst vervuld. Hij zei: ‘Ds. Van Dijk zou in deze dienst voorgaan, maar hij is ons onverwacht ontvallen. Met dankbaarheid gedenken wij hem, die zo vaak met zijn bijzondere gaven in deze diensten meer dan 25 jaar het Woord van God vertolkte, beeldend, direct, levensecht. Maar het zou niet in zijn lijn zijn, wanneer wij in deze paasdienst ds. Van Dijk zouden herdenken –zelf heeft hij ons in de door hem opgestelde orde van deze dienst op een ander spoor gezet, het spoor dat naar Pasen leidt, Christus’ overwinning op de dood. Dat spoor willen wij dan ook volgen in deze dienst in de Bijbeltekst die hij opgaf en in de liederen die hij uitkoos’. De tekst die Van Dijk wenste te bepreken was ‘Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie (2 Tim.2:8)’.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013

Oude Paden | 48 Pagina's

Hij predikte hen Jezus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013

Oude Paden | 48 Pagina's