Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de kansel van Monster

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de kansel van Monster

21 minuten leestijd

Bij het noemen van de plaatsnaam Monster moeten we niet denken dat deze plaats verwantschap heeft met een log en angstaanjagend gedierte waar men graag een straatje voor om zou gaan. Monster is afgeleid van Monasterio, zoals Monster in de twaalfde eeuw ook wel genoemd werd. Monasterio, afgeleid van het latijnse monasterium betekent klooster. We moeten dus denken aan een klooster dat daar in vroeger eeuwen is geweest en waarbij op den duur een dorp ontstond.

In 1238 wordt er al melding gemaakt van een kerk te Monster. Toen werd een scheiding aangebracht tussen de parochies van ’s-Gravenzande en Monster. Overigens blijkt uit opgravingen dat er voor die tijd ook reeds een kerk stond op dezelfde plaats als de huidige. Deze moet een millennium geleden gebouwd zijn geweest.

De kerk is toen gewijd aan de heilige Machutus (520-620). Machutus was een monnik afkomstig uit Wales en werkte als missionair in Bretagne. Waarom de keus op deze geestelijke viel bij de stichting van de kerk is onbekend. In ieder geval werden enkele relikwieën van deze ‘heilige’ bewaard en was de kerk het doel van pelgrimage voor mensen die leden aan vallende ziekte. Bij de beeldenstorm zijn deze relikwieën verdwenen. Het parochiebestuur van de huidige Rooms-katholieke kerk in de Choorstraat heeft, nadat zij na de Reformatie hun diensten niet meer in de oude kerk mocht houden, hun kerk opnieuw aan Machutus gewijd.

Was de kerk aanvankelijk een kruiskerk, rond 1450 is de bouw van de kerk voltooid en is het een hallenkerk geworden, voorzien van een forse toren met een hoogte van 49 meter (inclusief het kruis er bovenop). Deze toren heeft in het verleden gefunctioneerd als baken voor de stuurlui die vanaf de Noordzee de Maas invoeren. Vandaar dat in 1662 subsidie verleend werd bij de restauratie van de toren door de admiraliteit te Rotterdam.

Toen in 1566 her en der hagenpreken werden gehouden en de leer der Reformatie door velen werd omhelsd, ging dat ook Monster niet voorbij. Een beeldenstorm vond plaats en in Monster trad de gewezen pastoor van Poortugaal, Wouter Simonsz, op. Bij timmerman Hendrick Diericksz vond hij onderdak en preekte ‘op ’t Kerckhoff tot Monster in seeckere schuyre ende oick dair buyten’. Hij beperkte zich niet tot Monster. Ook in Poeldijk en Naaldwijk trad hij op. Hij werd echter voor de inquisitie gedaagd en opgesloten in het gevang te Den Haag. Hij verkeerde daar samen met Arent Diericksz Vos, voormalig pastoor van het nabijgelegen De Lier, Sybrand Jansz, ex-priester te Schagen en Adriaen Jansz, ex-pastoor te IJsselmonde. Wouter Simonsz is samen met de andere drie op 30 mei 1570 in Den Haag de marteldood gestorven door middel van een wurgpaal. In het Martelarenboek wordt daar uitgebreid melding van gemaakt. De avond voor hun terechtstelling zongen ze samen o.a. Psalm 16. Vandaar dat het randschrift van het kerkzegel van Monster -dat in 1959 door de toenmalige hulpprediker J.A. Kruithof ontworpen is - luidt: ‘Bewaert my o Godt’. Toen als laatste van de vier voormalig Rooms-katholieke geestelijken Wouter Simonsz aan de beurt was om gewurgd te worden viel hij vooraf op zijn knieën en bad: Ik dank U, hemelse Vader, dat Gij mij uitverkoren hebt om een deelgenoot te zijn van het lijden van Jezus, om alzo met Hem te worden verheerlijkt. Laat toch onze dood goed en kostelijk zijn voor U. Niet dat hij een voldoening is voor onze zonden, want dat is alleen de dood van Uw enige Zoon Jezus Christus. Maar dat hij zij de afsterving onzer zonden en alzo de toegang tot het eeuwige leven, opdat wij van de tweede dood verlost worden. Amen. Het volk beantwoordde het gebed ook met Amen.

Ondanks de zegen die van de prediking van Wouter Simonsz uitging, bleef de kerk in handen van de Rooms-katholieken, hoewel het aantal kerkgangers voortdurend afnam. Er wordt zelfs beweerd dat het uiteindelijk reduceerde tot drie gezinnen.
Het definitieve einde kwam twee jaar na Simonsz’ terechtstelling.

Nadat op 1 april 1572 Brielle door de watergeuzen werd herwonnen uit Spaanse handen onder leiding van de hertog van Lumey, vestigden zij in het Westland hun hoofdkwartier. In juli werden pastoor Adriaan Janssen van Hilvarenbeek en kapelaan Jacobus Lacopius en diens vader van hun bed gelicht door de troepen van Lumey. Op 19 juli werden zij in Brielle - samen met zestien uit Gorcum getransporteerde Roomsgezinden - na allerlei folteringen opgehangen. Zij zijn de geschiedenis ingegaan als de zogenaamde ‘Gorcumse martelaren’. In 1867 zijn deze martelaren heilig verklaard.

Zo eindigden dus zowel de laatste Rooms-katholieke geestelijken als de eerste protestantse prediker van Monster hun leven in martelaarschap, mogelijk een historisch unicum.

Nu de Rooms-katholieke voorgangers op wrede wijze waren afgevoerd, kon de bevestiging plaatsvinden van een reformatorische predikant. In proponent Allardus Theodorie werd de eerste predikant gevonden. Hij diende Monster tot zijn vertrek naar Spijkenisse van 1572 tot 1574. Hij werd gevolgd door meer dan veertig predikanten, waarvan geldt dat de eersten tot 1664 naast Monster de nabijgelegen gemeente Ter Heijde aan Zee dienden. Vanaf die tijd kwam deze gemeente samen op de zolder van het gasthuis. In 1668 kregen ze een eigen kerkgebouw.

Een van de predikanten waar we nader bij willen stilstaan is Casparus Streso. Hij diende Monster slechts van 1637 tot 1638 om de rest van zijn ambtelijke bediening in het nabijgelegen ’s-Gravenhage te arbeiden tot zijn dood in 1664. Streso was een verdediger van de gereformeerde belijdenis.
Hij stond ook voor een leven in overeenstemming met die belijdenis. Zo schreef hij een boek getiteld Christelyk en bescheyden oordeel over Danseryen en Schouspelen die onder de litmaten van de Geref. Kercke gepleegt werden. Hij kruiste de degens met de bekende remonstrantse predikant Passchier de Fyne die op badinerende wijze een tegenschrift het licht deed zien op zijn Het voorbeeld van de gezonde woorden of de gronden der zaligheid. De Fynes reactionaire geschrift was getiteld Veenboers wegkorting of samenspraak tussen een predikant en een veenboer. Op Streso’s weerlegging antwoordde hij met Winterturf aan Caspar Streso van zijn veenboer uit Roelevaartsjensveen en de zieke veenboer.

Ook Jacobus Trigland mogen we rekenen tot de onverdacht gereformeerde predikanten die Monster dienden. Hij stond in deze gemeente van 1646 tot 1648, waarna hij naar Alkmaar vertrok om vervolgens de herdersstaf op te nemen in Haarlem en Amsterdam. Jacobus was een zoon van Jacobus Trigland die bekend is geworden vanwege zijn Kerkelijke Historiën waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan de Remonstrantse en Contra-remonstrantse twisten die de aanleiding vormden van de roemruchte Dordtse Synode van 1618-1619, waar hij zelf ook lid van was. Wat een voorrecht als het Schriftwoord op mag gaan in plaats van uw vaderen zullen uw zonen zijn.

Van 1786 tot 1788 werd Monster gediend door Johannes Wilhelmus Bussingh (1761-1828). Hij was een boezemvriend van Willem Bilderdijk en deelde met hem de liefde tot de dichtkunst. Toen Bilderdijk in 1783 promoveerde tot doctor in de rechtsgeleerdheid, was Bussingh een van zijn paranimfen. Wat Bussingh ook bond aan Bilderdijk was zijn liefde voor het huis van Oranje. Gedurende de Franse overheersing heeft Bussingh - die van gegoede afkomst was - Bilderdijk financieel ondersteund. Toen Bussingh 50 jaar werd, schreef Bilderdijk te zijner ere een gedicht. Bussingh werd in 1795, toen hij inmiddels predikant te Gouda was, uit het ambt ontzet vanwege zijn oranjegezindheid.

Op den duur kwam er verval in de gereformeerde prediking in de Monsterse kerk. In het midden van de negentiende eeuw gingen er mede daarom verschillende gemeenteleden bij de Afgescheidenen kerken in ’s-Gravenzande, waar men meer voedsel kreeg voor de ziel. Met het verval van de prediking ging ook het verval van het kerkgebouw gepaard.
In 1856 werd besloten het oostelijk gedeelte van de kerk te slopen vanwege de slechte staat waarin het verkeerde. Gelukkig is dat niet gebeurd en werd in 1862 de kerk geheel gerestaureerd.

Gedurende de periode dat ds. H.A. van der Ven Hervormd Monster diende (1873-1878), kregen de Afgescheidenen een eigen kerkgebouw. Ds. Van der Ven trachtte een en ander tegen te houden, maar de Christelijke Gereformeerde Gemeente kreeg vergunning een kerk te bouwen. Vandaar dat men boven de gevel van de ingang van de Gereformeerde Kerk een steen plaatste met als opschrift: ‘Zoo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn!’

Van 1881 tot 1885 werd Monster gediend door ds. H.C. Voorhoeve, die voorheen werkzaam was geweest in Ophemert, Leerdam, Delfshaven, Amersfoort en Harlingen. We mogen aannemen dat in zijn periode een opleving kwam betreffende de prediking naar Schrift en belijdenis. Hij was de zoon van een rijke koopman die het Reveil een warm hart toedroeg. Heette het voorgeslacht aanvankelijk Verhoeven, vanwege de toenemende welvaart veranderde men de naam in het duurder klinkende Voorhoeve. Hermanus Cornelis was een neef van de gelijknamige Hermanus Cornelis Voorhoeve die grondlegger is geworden van de Vergadering der gelovigen. Ds. Voorhoeve schreef in de dagen dat hij de Monsterse pastorie bewoonde een alleszins lezenswaardig boekje getiteld Homiletische gedachten. De verleiding is groot uitgebreid uit dit boekje te citeren, maar we laten het bij een paar citaten.

Allereerst de eerste regels van het boekje: ‘De evangelieprediker moet een gelovige zijn. Wat hij anderen verkondigt, moet hij zelf in meerdere of mindere mate doorleefd hebben. Een goede prediker zal als getuige der waarheid heldere bladzijden uit zijn ervaring en geestelijk leven kunnen opslaan en met den Apostel zeggen: ‘Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij aanschouwd en met onze handen getast hebben van het woord des levens, dat verkondigen wij u’. Verder: ‘Als de zonde in hare diepte voorgesteld wordt, zal de prediking van de noodzakelijkheid der wedergeboorte uit den H. Geest niet ontbreken (…) Als de ernstige opvatting van zonde en schuld ontbreekt, wordt het kruis der verzoening in de schaduw geplaatst of geloochend, en komt de genade Gods als de eenige grond van des zondaars behoudenis niet tot haar recht’. En dan ten slotte: ‘Als ik den kansel beklim, is dan de gedachte bij mij levendig: Wellicht is er eene ziel, die voor het laatst het Evangelie hoort prediken, wat zou ik dan wenschen dat ik haar verkondigd had?’

In Voorhoeves ambtsperiode preekte als kandidaat de ethische ds. J.H. Gunning, de dichter van het lied ‘Ga niet alleen door ’t leven’. Gunning schrijft daarover in zijn Herinneringen uit mijn leven: ‘Van 19 Oct. 1879 tot 4 Dec.1881 had ik niet minder dan 41 maal gepreekt, soms in plaatsen, die voor een candidaat nogal groot en gewichtig waren, als Goes, Maastricht en Monster, in welke laatste plaats men mij thans niet licht tot een beurt meer zou uitnoodigen. Maar onder den ouden, bekwamen Voorhoeve (was hij er toen nog of niet meer?) heerschte er destijds een milder geest in het vruchtbare Westland dan later’.

Ds. Voorhoeve werd opgevolgd door ds. Jan Wouter Herman Kalkman (1852-1927) die in 1886 uit het nabijgelegen Maassluis kwam om in 1889 weer te vertrekken naar Alphen aan den Rijn. Toen hij in Maassluis stond, kwam men uit de wijde omgeving bij hem onder het gehoor. Hij had bij zijn intrede aldaar gezegd dat hij de gewelven van het kerkgebouw zou doen weergalmen van de donders van Sinaï en van het bazuingeklank des Evangelies.
Aanvankelijk was ds. Kalkman een fervent aanhanger van Abraham Kuyper en bond hij de strijd aan tegen de synodale organisatie. In de dagen dat hij in Nieuw-Lekkerland stond, was hij het die op de conferentie van 11 april 1883 mede besloot ‘dat gereformeerde belijders, die onder een kerkenraad verkeerden, wiens doen en toeleg tegen Jezus’ koningschap inging, gehouden waren eendrachtelijk de gemeenschap met zulk een kerkenraad af te breken en als dolerende kerk op te treden’. Ten diepste was hij het ook die in Maassluis de oorzaak was dat er een dolerende kerk na zijn vertrek ontstond. Toen in 1886 vele ambtsdragers in Amsterdam werden afgezet, daar ze het synodale juk afwierpen, preekte hij voor de Dolerenden Odeon en Frascati te Amsterdam. Verschillende preken zijn opgenomen in de bundels Uit de diepte. Allerwegen werd verwacht dat hij in zijn nieuwe gemeente Monster met de Doleantie mee zou gaan, daar hij ook vanuit deze gemeente voor de dolerenden in Amsterdam voorging. Toch keerde hij zich op den duur van hen af. In De Doleantie van J.C. Rullman wordt hij samen met bekende leraren, die aanvankelijk Kuyper volgden, gerekend tot degenen ‘die sinds teruggingen en zich zijdelings of direct tegen de reformatie der kerken stelden’. Hoewel ds. Kalkman niet met de Doleantie meeging, zijn er toen toch nog verschillende Hervormden overgegaan naar de Christelijke Gereformeerde Kerk die in datzelfde jaar een nieuwe predikant hadden gekregen in de persoon van ds. J.H. Landwehr.
Hij diende die gemeente tot 1892. In dat jaar werd ook het besluit genomen dat de gemeente zou toetreden tot de Gereformeerde Kerken.

Van alle predikanten die Hervormd Monster hebben gediend, blijkt ds. Kalkman het meest populair te zijn geweest, daar hij in de drie jaren dat hij Monster diende 46 beroepen ontving. Na zijn vertrek uit Monster - hij was inmiddels predikant te Woerden - stond hij in 1901 aan de wieg van de Gereformeerde Zendingsbond. Hij was nog maar enkele maanden bestuurslid in 1902 toen hij weer bedankte, omdat in de statuten opgenomen werd dat de Zendingsbond in hun samenkomsten alleen de Psalmen zou laten zingen, ‘omdat men door ervaring geleerd heeft dat het vrije lied Gods Woord op den achtergrond dringt, en een zeer bekwaam vervoermiddel is tot het inprenten van alle wind van leer’. Kalkman meende dat het houden aan de gereformeerde belijdenisgeschriften genoeg waarborg gaf. Wie de preken van ds. Kalkman leest die in later dagen zijn uitgegeven in de serie Van Goedertierenheid en Recht zal merken dat deze voluit een Schriftuurlijk bevindelijke inslag hebben. Dat men in Monster deze predikant niet vergeten was, bleek wel in 1895. Hij werd toen na het vertrek van ds. K.E. van Griethuysen vanuit Alphen aan den Rijn opnieuw beroepen naar het Westland. Hij bedankte en ds. A.M. van der Sluis uit Neerlangbroek vervulde een jaar later de vacature.

Op zaterdag 13 juli 1901 brandde de kerk uit, waarschijnlijk als gevolg van werkzaamheden door de loodgieter aan het dak. Het enige (tevens het belangrijkste!) wat gered werd uit de brandende kerk was een koperen lezenaar en de oude kanselbijbel. Helaas is de oude Bijbel in 2002 gestolen.
De zondag daarna (14 juli) mocht de gedupeerde gemeente ’s avonds in de gereformeerde kerk bijeenkomen. In het notulenboek van de Hervormde Gemeente lezen we: ‘Zondagavond 14 juli vergaderde de gemeente in het Kerkgebouw der Gereformeerden, ons welwillend aangeboden. Het was een aandoenlijke ure voor gemeente en leeraar.
De smart was zichtbaar. De tekst door ds. van der Sluis gekozen was Klaagl. 2:7: Hij heeft zijn Heiligdom te niet gedaan werd met ontroering behandeld en aangehoord. Gezongen werd Ps. 63:2; Ps. 74:7; Ps. 102:8; Ps. 124:1,2 en Ps. 147:3.’

Op zondag (!!) 21 juli werd de verwoeste kerk voor het publiek opengesteld. Er kwamen zo’n 10.000 ramptoeristen een kijkje nemen. Tot de voltooiing van de restauratie van de kerk werden de kerkdiensten gehouden in de Hervormde kerk te Ter Heijde. Al op 21 december 1902 was de kerk in zo verre gerestaureerd dat er weer diensten konden worden gehouden. Aanvankelijk zonder orgel, maar in 1904 mocht ook het orgel, gebouwd door de fa. L. van Dam uit Leeuwarden, in gebruik worden genomen. Inmiddels werd de gemeente gediend door ds. J.G. Dekking, die in Monster stond van 1902 tot 1913. Met zijn voorganger ds. A.M. van der Sluis behoorde hij in 1901 tot degenen die om verschillende redenen de oprichting van de Gereformeerde Zendingsbond niet bij konden wonen maar wel betuigden sympathie met grondslag en doel der vereniging te hebben.
Ds. Dekking nam enkele jaren later alsnog zitting in het bestuur in de periode van 1904-1907. Van deze om zijn bevindelijke prediking bekend staande predikant is helaas op een meditatie in Alle den volcke na geen enkel geschrift bewaard gebleven. De verbondenheid met de Gereformeerde Zendingsbond is trouwens wel opvallend bij de predikanten in de beginfase van die zendingsvereniging. Ds. G. Lans, die van 1917 tot 1920 in Monster stond, verliet de gemeente door een drietal jaren fulltime in dienst van de Zending te treden als algemeen secretaris.

Ds. Lans was de opvolger van ds. A.M. den Oudsten en werd opgevolgd door ds. G. Benes. Van beide predikanten zijn preken terug te vinden in de serie Tot de wet en de getuigenis. Een zoon van laatstgenoemde predikant - die in Hedel een van de opvolgers van zijn vader was - liet zijn naam veranderen om mogelijk hilariteit te voorkomen bij het noemen van zijn naam. Hij ging voortaan als ds. E.J. Beens door het leven.

Ds. A.F.P. Pop heeft Monster gediend van 1930 tot februari 1945. Hij was een gezien predikant in de rechterflank van de gereformeerde gezindte.
Hij werd geboren in de pastorie van Hagestein waar zijn vader predikant was, en behoorde tot een tweeling. Zijn tweelingbroer werd ook predikant maar behoorde tot de Confessionele Vereniging. Toen ze beiden 80 jaar werden schreef men in het Gereformeerd Weekblad: ‘De confessionele ds. Pop aanvaardde het ambt in 1909 te Rijnsaterwoude. Deze gemeente werd door een hele reeks gevolgd: ’s-Graveland, Zuilen, Puttershoek, Maassluis, Gorinchem, Zevenbergen, Zwammerdam (waar hij het langst heeft gestaan, nl. van 1938 tot 1948) en Vorchten bij Heerde, waar hem in 1950 emeritaat verleend werd. Dat het verschil in richting de broederlijke gemeenschap niet in de weg stond, bleek wel toen de ‘bonder’ ds. A.F.P. Pop te Sprang bevestigd werd door zijn broer. De twee gebroeders bleven ook veel gemeen houden.
Want ook ds. A.F.P. Pop diende in totaal negen gemeenten. Sprang werd gevolgd door Elden, Middelharnis, Ameide, Nijkerk op de Veluwe, Vaassen, Monster (van 1930 tot 1945), Kockengen en Schoonrewoerd. Twee jaar na zijn broer in 1952 ging hij met emeritaat. Ook na hun emeritaat bleef de overeenkomst zich voortzetten. Ds. J.J.H. Pop werd voorganger in de evangelisatie te Poortugaal, vervolgens in die van Callantsoog en werkte toen nog enige jaren in het bejaardenpastoraat te Lisse. Ook ds. A.F.P. Pop bleef na zijn emeritaat actief. Van 1952 tot 1958 verleende hij bijstand in het pastoraat in het vacante Randwijk.
De tweelingbroers hebben nog meer gemeen: hun strijdlust, vooral als het gaat om de vrijzinnigheid. Ds. A.F.P. Pop herinnert zich nog, hoe hij tegen de vrijzinnigheid vocht in Middelharnis samen met godsdienstonderwijzer J. Vroegindeweij (de vader van de vier predikanten). De vrijzinnigen staken zelfs een boerderij in brand van een gezin dat niet mee wilde doen. Ze kregen hun zin: de gemeente ging om, de kerkenraad werd hervormd-gereformeerd. Daarna vertrok ds. Pop naar Ameide. Maar ook de confessionele ds. J.J.H. Pop ging na zijn emeritaat speciaal naar de evangelisaties te Poortugaal en Callantsoog om de strijd aan te binden tegen vrijzinnige kerkenraden. Beiden zaten in classis- en ringbesturen en in besturen van christelijke scholen. Opmerkelijk is dat hij stierf op zaterdag 29 juni 1965, de dag waarop zijn tweelingbroer ds. J.J.H. Pop begraven werd. Ds. A.F.P. Pop behoorde van 1940 tot 1946 tot het hoofdbestuur van de S.G.P. en heeft in zijn Monsterse tijd op de vierde plaats gestaan bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1937, met op de zesde plaats de Monsterse huisarts A.B. Leemans.
Na de oorlog werd hem geraden niet langer in het hoofdbestuur te blijven vanwege zijn opstelling jegens de Duitse overheersers, die hij zag als wettige overheid vanwege het oordeel Gods over ons land.
Ondanks de zuivere prediking die hij zondag aan zondag vanaf de kansel in het midden der gemeente neerlegde, werd hem zijn opstelling jegens de nazi’s kwalijk genomen en kostte dat kerkgangers.
Op wonderlijke wijze werd in de vacature van ds. Pop voorzien. In de afscheidspreek die Pops opvolger, ds. Jac. van Dijk, in juni 1947 hield bracht hij het als volgt onder woorden: ‘In het verleden zorgde Hij wonderbaar voor Monster. De reine leer mocht gebracht worden. In een tijd toen het scheen of alles verloren was en we nergens vandaan een leraar zouden kunnen krijgen, in het begin van het jaar 1945 schonk de Heere op twee kilometer afstand aan een blinde leraar het liefelijk licht’.
Hij doelde daarbij op zijn krachtdadige omzetting op 14 maart 1945, toen hij nog predikant was van de vrijzinnige Uniegemeente te ’s-Gravenzande, als in een punt des tijds. Over het uitbrengen van het beroep vertelde zijn vrouw in haar nooit uitgegeven memoires die getiteld zouden moeten worden Van podium naar preekstoel, dat een der ouderlingen tegen Van Dijk zei toen hij wat bezwaren maakte: ‘Ga u zelf maar na: Punt 1: Monster zit zonder dominee; Punt 2: Wij kunnen door de staking niet gaan horen; Punt 3: Op het dorp naast Monster wordt een dominee bekeerd; Punt 4: Het dorp is per fiets te bereiken.’
In zijn ambtsperiode heeft hij veel voor Monster mogen betekenen. Het kerkbezoek nam enorm toe. Er moesten extra plaatsen worden gerealiseerd, terwijl hij met het oog op de jongens die naar Indië moesten een kerkbode in het leven riep en dat tot op de dag van vandaag nog bestaat. Hij besprak in dat blad boeken en beantwoordde vragen van lezers. Zelfs redigeerde hij het blad nog vanuit de pastorie te Putten totdat in zijn vacature was voorzien. Het blad werd ook buiten de eigen gemeente gelezen. In die kerkbode schreef hij in kernachtige woorden met het oog op zijn naderend vertrek naar Putten: ‘Wat IK gebouwd heb, wordt afgebroken - dat geeft niets. Al wat GIJ wrocht, zal juichen tot Uw eer!’
Na zijn vertrek werd de gemeente respectievelijk gediend door ds. L. Trouwborst (die de opening van verenigingsgebouw De Haven mocht verrichten) en ds. H.G. Abma (die later lid werd van de Tweede Kamer namens de SGP). Deze schreef bij zijn afscheid in de kerkbode: ‘Jeruzalem had voor de psalmdichter een schier onvergetelijke betekenis. Maar ik zou toch u niet graag vergeten, gemeente van Monster. Monster, indien ik u vergete. Velen, zelfs ook bewoners van de gemeente, wisten op Monster nog wel eens wat af te dingen. Ik heb in mijn beste ogenblikken me nooit beter gevoeld dan de gemeente. Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet! De meesten voelen zich net als de farizeeër verheven boven hun naaste. Dat is ongelukkig’.
Mocht men op ds. J.W.H. Kalkman ooit een vergeefs beroep doen toen hij voor de tweede maal naar Monster werd beroepen, dat was niet het geval met ds. Van Dijk. Nadat ds. D. van der Ent Braat met emeritaat ging werd ds. Van Dijk, die inmiddels leraar godsdienst was geworden aan het Groen van Prinsterercollege te ’s-Gravenhage, opnieuw in Monster beroepen, welk beroep hij aannam. L.J. Ruygrok schreef in zijn verslag over de intreepreek op 2 februari 1969, nadat hij in dezelfde dienst door prof. dr. H. Jonker bevestigd was, het volgende: De intreeprediking handelde over Romeinen 1:11 en 12: Geestelijke gave en vertroosting. Ds. Van Dijk legde de nadruk op de wisselwerking, die er tussen predikant en gemeente moet bestaan. Hij herinnerde eraan, hoe hij de bediening in Monster aanvangt in een tijd, waarin de kerk van alle kanten bestreden wordt. Hij ziet zijn komst naar Monster als een soort thuiskomst.
Thuiskomst in de glazen stad. “Als het goed is zullen we elkaar leiden naar de glazen zee. We zullen samen iets moeten kennen van het ware geloof, want daar gaat het om. We zijn er ook om elkaar te vertroosten als het gaat kraken in het leven, in ziekte, in tegenspoed, in zorgen. We hebben daartoe de grote Trooster, de Heilige Geest nodig. Daar kunnen we niet buiten. Zo gaan we beginnen”, aldus ds. Van Dijk, “als kleine mensjes, die soms kunnen zeggen: ‘Ik geloof Heere’. Want deze God is onze God! ‘Ik geloof Heer’, kom mijn ongelovigheid te hulp’”.
Nu werden het geen twee jaar, maar ruim vier jaar dat hij Monster diende. Na voor een beroep naar Maarssen bedankt te hebben, ging hij opnieuw voor de klas, nu in Zutphen. De tweede periode was voor hem niet zoals de eerste. Het ontbrak hem bepaald niet aan kerkgangers, maar de eendracht zoals deze er was in en net na de Tweede Wereldoorlog miste hij.
Inmiddels was er sinds 1950 een hulpprediker aangetrokken in de persoon van J.A. Kruithof. Toen deze naar Lekkerkerk vertrok, werd een tweede predikantsplaats gesticht. Ds. B. Haverkamp was de eerste predikant die in 1972 die tweede plaats in mocht nemen. Dat was precies vierhonderd jaar nadat de eerste predikant aan Monster mocht worden verbonden. Deze tweede predikantsplaats was echter geen lang leven beschoren, want na ruim twintig jaar vervuld te zijn geweest, is deze opgeheven.
Na het vertrek van ds. Van Dijk werd de gemeente gediend door ds. A. Muilwijk, ds. H. van der Post, ds. L.W.Ch. Ruijgrok (die er ook zijn jeugd doorbracht, daar zijn vader L.J. Ruijgrok daar ambtsdrager was), ds. M. Messemaker en thans ds. P. Nobel. Helaas is in 2004 bij de totstandkoming van de PKN de scheiding tussen broeders van hetzelfde huis ook niet aan Monster voorbijgegaan.
Een groot gedeelte van hen die zich samen rondom de kansel in de oude kerk van Monster schaarden, komt nu samen in de Hersteld Hervormde Gemeente Monster - ’s-Gravenzande.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2014

Oude Paden | 64 Pagina's

Rondom de kansel van Monster

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2014

Oude Paden | 64 Pagina's