Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Nederlandse variant van de Auschwitzlüge?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Nederlandse variant van de Auschwitzlüge?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op io mei 1944 werd ik als elfjarige per fiets naar de gereformeerde pastorie van P.H.Wolfert in Mariënberg gebracht. Door de grote zware koffer achterop was het moeilijk om mijn evenwicht te bewaren. Waarom ik zoveel bagage moest meenemen voor een korte logeerpartij was me niet verteld. Ik vond die geheimzinnigdoenerij maar niks, want ik had het gevoel dat er voor mij thuis geen geheimen bestonden. Waarom dan nu wel, nu het mezelf betrof? Goed, ik wist dat vader was gearresteerd en in de koepelgevangenis in Arnhem zat.1 De kans was groot dat hij daar niet levend uit zou komen. Ondergedoken verzetsmensen, die bij ons thuis in de pastorie te Heemse waren geweest, waren voor minder verzet doodgeschoten. Maar op de morgen van i z mei werd ik in de studeerkamer van Wolfert geroepen. Daar zat een politieman in uniform, die een papier begon voor te lezen: “Opsporing en voorgeleide verzocht van Fredrik Slomp, geboren 5 maart 1898” enz. “ Ze hebben hem toch al” , reageerde ik. “Heb je de datum dan niet gehoord?” , zei Wolfert. En de agent begon opnieuw te lezen: “Heden iz mei 1944 enz...” . Toen begreep ik dat vader bevrijd was en de tranen van blijdschap sprongen me in de ogen. “Tot het eind van de oorlog heet je Jan de Jong” , zo kreeg ik te horen. “Vandaag komt iemand je ophalen om je naar je onderduikadres te brengen” . Het bleef niet bij één adres. Na de bevrijding hoorde ik dat Wolfert, 4Z jaar oud, door landverraders kort voor de bevrijding op Z9 maart 1945 was vermoord. Zijn foto staat in deel 1 van Het Grote Gebod. Gedenkboek van bet verzet in LO ( Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) en LKP (Landelijke Knokploegen) samen met die van 1670 anderen; ieder met een eigen verhaal.2

Gereformeerd?
Was de lo-lkp in feite een gereformeerde organisatie? Dit wordt vaak beweerd.
Een min of meer omgekeerde suggestie werd op 26 januari 2005 gewekt in de nrc in een artikel van Simon Kuper (zie hieronder). De titel is provocerend: “De Denen - die hebben echt joden gered. Nederland heeft zich - met dank aan Anne Frank - lang gewenteld in warme mythe van het verzet.” De gereformeerden hadden het volgens Kuper zo druk met kerkelijke twisten (de Vrijmaking) dat ze aan verzet niet toekwamen. Wat is werkelijkheid, wat mythe? Bij de oprichting van de lo, eind 1942., ging het inderdaad om een gereformeerd initiatief. Gereformeerde netwerken werden gebruikt voor het zoeken van medewerkers. De eerste landelijke voorzitter was een gereformeerde predikant, de ondergedoken ds. F. Slomp uit Heemse, die de kansel gebruikte om verzet te prediken. Ook zijn opvolger, de Delftse ingenieur H. van Riessen, was gereformeerd. Bij de knokploegen was het net zo. Johannes Post, Bertus Valstar en ‘Bob’ Scheepstra waren gereformeerd. Maar de lo-lkp werkte als een ‘open’ christelijke organisatie, volgens het model van dr. Abraham Kuyper. Vergaderingen werden meestal met gebed geopend. Net als in de Gereformeerde Kerken in Nederland hadden plaatselijke afdelingen een grote autonomie. Er waren in totaal ruim 16.000 medewerkers. Hun kerkelijke herkomst was tijdens de oorlog echter weinig relevant.
In de lijst van gevallenen in deel ii van Het Grote Gebod wordt wel de kerkelijke achtergrond genoemd. Analyse van deze lijst levert een veel genuanceerder beeld op wat het gereformeerde karakter betreft. Ruim een derde van de gevallenen was gereformeerd op een totaal van 8% van de totale bevolking, minder dan een derde was hervormd, een vijfde roomskatholiek. Maar het in meerderheid katholieke zuiden werd veel eerder bevrijd dan de rest van Nederland.
En juist aan het eind van de oorlog vielen veel slachtoffers. Bijna negentig gevallenen kwamen uit de kleinere kerken. Ruim honderd waren geen lid van een kerk. Deze cijfers worden bevestigd door de aanvragen voor verzetspensioenen in relatie tot het percentage van de mannelijke beroepsbevolking van een bepaalde kerkelijke denominatie. Leden van kleine kerken, niet-kerkelijken (vooral communisten) en gereformeerden zijn daarbij sterk over vertegenwoordigd. Ter verklaring kan men wijzen op de sterke groepsmoraal van de gereformeerden in die periode en op hun soms dissidente opstelling.
Maar deze sociologische verklaringen blijven aan de oppervlakte.3 Wie publicaties van direct na de oorlog leest, bijvoorbeeld in het weekblad De Zwerver (19451950), ontdekt een sterke religieuze motivering. Verzet hield voor velen bereidheid in tot het brengen van een offer. In interviews wordt het grote gebod (Mattheüs 22: 36-40) vaak als diepste motivering genoemd. De leiding van de lo-lkp wees na de oorlog onderscheidingen voor nog levende verzetsmensen af, omdat men slechts zijn plicht had gedaan. Het zich niet laten voorstaan op eigen prestaties leidde soms tot publicitaire bescheidenheid, met als gevolg publieke miskenning.
Deze positieve bijdrage werd overschaduwd door het dubieuze gedrag van andere geloofsgenoten. Enkele gereformeerde woordvoerders riepen op om van verzet af te zien en de bezetter als wettige overheid te erkennen (Rom.13). Ze kregen weinig gehoor. De reeds genoemde kerkelijke twisten dreigden bovendien het verzet te verzwakken en bezorgden de gereformeerden in Nederland in en na de oorlog een slechte naam. Gereformeerde verzetsmensen hebben gelukkig iets van die geschonden eer gered. Zijn ze er ooit voor bedankt?

Discussie na zestig jaar
Sedert de gebeurtenis waarmee ik deze kroniek begon zijn ruim zestig jaar voorbij gegaan. Maar er is geen sprake van een tanende belangstelling voor die periode. De geschiedenis blijft medespeler in veler bestaan. Naast het oorlogsmuseum in Overloon, het bevrijdingsmuseum in Groesbeek en het verzetsmuseum in Amsterdam, heeft Aalten sedert december 2004 een onderduikmuseum.
Oude en nieuwe films draaien in de bioscoop en worden vertoond op de televisie. De film Der Untergang vond ik vooral aangrijpend omdat de echte Traudl Junge, de laatste secretaresse van Hitler, wier herinneringen de makers hadden gebruikt, nog in beeld kwam. Zij verklaarde op een video, die nog voor haar dood was opgenomen, zich niet persoonlijk schuldig te voelen. Maar ze was wel tot de conclusie gekomen, toen ze in München het monument zag van haar leeftijdgenote, de om haar verzet vermoorde ‘Sophie Scholl der Weissen Rosé’, dat ze ook een andere keuze had kunnen maken.4
Een zelfde eerlijkheid kenmerkt ook het ontroerende relaas van Hanneke Wijgh, Het Kaïnsteken, Mijn eigen kleine oorlog (2004), waarin ze op zoek gaat naar het oorlogsverleden van haar foute vader.
Enkele herdrukken zijn opvallend, zoals van de joodse Johanna Reiss, De Schuilplaats (2005). Ze schreef het voor haar kinderen. Na de oorlog emigreerde ze naar New York. De oorspronkelijke editie The Upstairs Room werd een bestseller. Haar zuster zat aanvankelijk bij ons in Heemse ondergedoken (p. 108), maar moest worden overgebracht naar een veiliger plek. De verzetsgedichten van Jan Campert, Dat ik van binnen brand, werden herdrukt. In mijn woonplaats, Leusden, bevond zich het beruchte Kamp Amersfoort, waarvan de poort alleen in deze plaats stond. Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel schreef een schokkende monografie onder de titel Kamp Amersfoort (2003).
Steeds weer nieuwe historische onderzoekingen verdiepen en verbreden onze kennis over deze periode. (Nu wijlen) dr. Loe de Jongs Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog blijft het onovertroffen standaardwerk. C.M. Schuiten, “ En verpletterd wordt het juk Verzet in Nederland 1940-1945 biedt een prachtig overzicht van het verzetswerk (1995). De beste verhalen blijven die van ooggetuigen.

Grijs?
Maar de betrouwbaarheid van het beeld dat honderden publicaties over de jaren 1940-1945 oproepen, wordt sedert enkele jaren betwist. Nu kan men als de geschiedenis niet bevalt, die ontkennen, zoals Turken doen met de massamoord op Armeniërs in 19 15 . Je kunt die ook vervalsen of herschrijven met weglating van wat niet bevalt. Deze ‘herschrijvers’ of revisionisten worden door oud-journalist Dick Verkijk neo-historici genoemd. Het begon met Nanda van der Zee, Om erger te voorkomen. De voorbereiding en de uitvoering van de vernietiging van bet Nederlandse jodendom (1997). Ze werd in 2001 bijgevallen door Chris van der Heijden met Grijs Verleden Nederland en de Tweede Wereldoorlog (2001 en vele herdrukken), die de hele Nederlandse samenleving uit die jaren opnieuw doorlichtte. Ook het in het begin van deze kroniek genoemde artikel van Simon Kuper onderschrijft de these van Van der Heijden, dat historici als dr. L. de Jong en anderen een mythe hebben geschapen over het Nederlandse volk, als zouden brede lagen van de bevolking zich verzet zouden hebben tegen de nazi’s. Van der Heijden verwijt De Jong te veel te werken met zwart-wit en goed-fout schema’s. Maar nog voordat deze zijn eerste deel uitgaf, wijdde dr. A.E. Cohen als medewerker van het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in 19 52 al een artikel aan de problematiek van een evenwichtige geschiedschrijving over deze tijd.5

De tegenwoordige directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, J.C.H. Blom, pleitte al in 1976 voor meer onderzoek door deelstudies naar de vraag over continuïteit en verandering. 6 Van der Heijden gaat echter veel verder en maakt bijna alles grijs. Antwoorden lieten niet op zich wachten. Dick Verkijk, Tijmen Knecht, Bert Buddingh e.a. reageerden fel en verweten genoemde auteurs geschiedvervalsing.7 Buddingh herinnert aan de NSB-achtergrond van de familie Van der Heijden. De schrijver verweerde zich, maar met weinig succes (in: L. P. Boon e.a. Hij was een zwarte, Amsterdam 2003). Tijdens een discussiebijeenkomst aan de Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht op 12 jan. 2005 bleef van het grijze beeld, dat de auteur had opgericht, niet veel heel. Nederland zou jammerlijk zijn tekortgeschoten zijn tegenover de Joden: 102.000 kwamen om. Maar J. Presser (Ondergang, dl. 11, 260) wees er reeds op dat de Joodsche Raad joden had ontraden onder te duiken. De Joodsche Raad in Enschede spoorde wel tot onderduiken aan en 50% van hen werden gered (Knecht, 190). Bovendien weigerden velen onder te duiken omdat ze het gevaar onderschatten. Niettemin werden 25.000 joden (Verkijk, 139 , noot 140) gered, altijd nog ruim drie keer zoveel als er in een bliksemactie van Denemarken naar Zweden werden overgebracht (tegen Kuper).8
Verkijk rekent de lezer voor dat alleen al om de 300.000 (joodse en niet-joodse) onderduikers op te vangen bijna 1,2 miljoen mensen direct of indirect werden ingeschakeld. Hij komt tot de conclusie dat minimaal 2 1% van alle Nederlanders op een bevolking van 9 miljoen, eenmalig door de Februaristaking, incidenteel of permanent verzet pleegden (Verkijk, hfdst. 4). Kuper heeft het over 1% . Op zijn artikel kwamen reacties van o.a. D. Verkijk, J.C.H. Blom, C. Steijvers en J. Slomp.9 Blom toonde in zijn reactie aan dat Kuper een valse vergelijking tussen Nederland en Denemarken had gemaakt door geheel aan de verschillen van de omstandigheden in beide landen voorbij te gaan.

Auschwitzlüge?
Hebben we bij deze schrijvers te maken met een Nederlandse variant van de Auschwitzlüge? (die immers de volle omvang ontkent van wat daar en in andere kampen gebeurd is). In ‘onze’ discussie wordt verdoezeld, dat er veel mensen bij het verzet betrokken waren. Wat mij zelf stoorde was dat Van der Heijden met veel begrip vier uitvoerige portretten tekent van de nazi voormannen Blokzijl, Mussert, Snijder en Seyss-Inquart. “Mensen zoals wij” , volgens hem, die ongelukkigerwijs verstrikt raakten in een gevaarlijke ideologie. Hij spreekt in navolging van Abel Herzberg van een menselijke tragedie. Maar van de andere, goede (zo blijf ik ze maar noemen), Nederlanders komen we geen enkel portret tegen. Over Johannes Post weet hij niet meer te vertellen dan dat hij een Drent was, erg gereformeerd en bovendien een vrijbuiter en avonturier. Geen woord over het feit dat, dankzij Post, zijn Drentse dorp Nieuwlande de hoogste concentratie joodse onderduikers had van heel Nederland. Kortom: Van der Zee en Van der Heijden zadelen Nederland op met een “Historikerstreit” , die voor Duitsland onvermijdelijk was, maar die ons land niet verdiend heeft.10

Dr. J. Slomp (geb.1932), studeerde theologie aan de Vrije Universiteit. Gereformeerd predikant in 1962; vanaf 1967 missionair predikant te Pakistan, van 1977-1994 predikant in algemene dienst voor de toerusting van de kerkleden m.h.o. de ontmoeting met moslims in Nederland. In 1994 doctor h.c. Theologische Universiteit Kampen.

Noten
1. Jan Hof, De dubbele slag in Arnhem. De KP-Kraken van de Koepel en het Huis van Bewaring, Kampen, Ten Have, 2004.

2. Verder: Th. Delleman (red.), Opdat wij niet vergeten. De bijdrage van de Gereformeerde Kerken,van haar voorgangers en leden, in het verzet tegen het nationaal-socialisme en de Duitse tyrannie, Kampen, Kok 1949, 281-282.

3. Jan Bank, “Het protestantisme en de Tweede Wereldoorlog. De casus Nederland en de casus Frankrijk” , Bijdragen_en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 1 19 ' jg, aflevering 4 (2004), 518-520. Prof.dr. J.C.H. Blom pleitte reeds voor vergelijkende studies.

4. Ger van Roon, Widerstand im Dritten Reich, München, Beek, 1998 (siebente Auflage) blz 4850. Hiervan verscheen recent de film “ Sophie Scholl - de laatste dagen” . Zie voor recensie: Trouw, 18 febr. 2005.

5. A.E. Cohen, “Problemen der geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog” , Tijdschrift voor geschiedenis, 65' jrg (1952), 5285. Met dank aan Dick Kaajan, die me op dit artikel attendeerde.

6. J.C.H. Blom, “De Tweede Wereldoorlog en de Nederlandse samenleving: continuïteit en verandering” , in: C.B. Wels e.a. (red.), Vaderlands Verleden in Veelvoud, dl. II, 19 ' en zoe eeuw, Den Haag, 1980, 336-357 (oorspr. 1976); Idem, In de ban van goed en fout. Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland, Bergen (n-h), 1983. G.R. Zondergeld, ‘De these van J.C.H. Blom nader bezien’, Kleio (1984), nr. 8, 1-6.

7. Dick Verkijk, Die slappe Nederlanders- of viel het toch wel mee in 1940-1945? Soesterberg, Aspekt, zooi; Tijmen Knecht, De eeuw achter ons, Budel Damon, 200Z; Bert Buddingh, “Het verhaal van een historicus die kleurenblind is” , Kontakt door Aantreden, Jg 5 6, augustus 200, 2-8

8. J. van Gelderen, 'Het werk in de Tweede Wereldoorlog’, in: H.L. van Stegeren-Keizer e.a., Een kerk op zoek naar Israël. Geschiedenis van het deputaatschap ‘Kerk en Israël’ van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1875-1995, Kampen, Kok, 1995, 86-121; 1 1 5 geeft het volgende overzicht: omkwamen 102.000 joden; gespaard bleven ong. 8000 ‘gemengd’ gehuwden; uit de concentratiekampen keerden 5200 personen terug; uit de onderduik 16.500 (2/3 van alle onderduikers, de rest werd verraden), hieronder 3000 kinderen, die meestal door aparte organisaties werden ondergebracht.

9. NRC, 1, 15, 22 en 24 febr. 2005.

10. Patrick Dassen en Ton Nijhuis (red.), Gegijzeld door het verleden. Controverses in Duitsland van de Historikerstreit tot het Sloterdijk-debat; publicatie van het Duitsland Instituut Amsterdam, Amsterdam, Boom, 2001.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2005

Historisch Tijdschrift GKN | 56 Pagina's

Een Nederlandse variant van de Auschwitzlüge?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2005

Historisch Tijdschrift GKN | 56 Pagina's