Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Frans Jacob Boer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Frans Jacob Boer

8 minuten leestijd

(Groningen 9 juli 1947 - Driebergen-Rijsenburg 17 februari 2006)
Studie theologie Vrije Universiteit te Amsterdam. Gereformeerd predikant te Zoetermeer 8 feb. 1976; Breda 18 jan. 1981; Alphen aan den Rijn 1 sept. 1985; Zeist (Oosterkerk) 1 juli 1990. Emeritus 27 nov. 2005.
Gehuwd met Ingrid G.L. Wold; drie kinderen: Lydia, JaapJan en Marije.

Frans Boer was geen doorsnee predikant. Hij volgde in Den Haag gymnasium B, omdat zijn ouders hoopten dat hij net als zijn vader arts zou worden, maar hij koos voor theologie. In zijn studententijd aan de vu was hij een veelgevraagd d j op Uilenstede. Hij was 24 toen hij met een vriend in zijn eigen eend de Citroën Deux Chevaux Ralley Parijs - Persepolis v.v. reed. Studeren vond hij een opgaaf, maar toen hij (als student nog) in Zoetermeer ‘bijstand in het pastoraat’ werd, ontdekte hij dat dit zijn hart had. Het stimuleerde hem om snel af te studeren. In Zoetermeer ontmoette hij op een Youth for Christ-bijeenkomst Ingrid Wold. Beiden vonden ze dat de kerk aan vernieuwing toe was en zo van kwam van het één het ander. Ze trouwden december 1975. Er ontstond een vacature in Zoetermeer en Frans werd er beroepen. Ingrid en hij gingen wonen in het huis bij de nieuwgebouwde kerk De Olijftak. In 19 77 was hij betrokken bij de Jongerensynode, waarvan hij de openingsdienst in de Wilhelminakerk te Dordrecht leidde.
Ds. Frans Boer was een doener meer dan een denker. Hij wilde met het evangelie staan in de werkelijkheid van alledag. De samenleving trok hem meer dan de studeerkamer. De kerk moest naar buiten herkenbaar, verstaanbaar het goede nieuws doorgeven in woorden en daden. Hij had een optimistische levensinstelling en zag overal kansen en mogelijkheden, die hij dan ook graag wilde benutten. Bij de eeuwwisseling van 2000 werd er in Zeist op zijn instigatie een tijdelijke ‘inloopwinkel’ van de kerken geopend voor mensen die angstig waren voor het einde of andere vragen hadden.
Al heel vroeg vond hij dat een kerkdienst levendig moest zijn. Zijn oom, ds. Jan Kremer, die hij in Den Haag geregeld hoorde, preekte altijd in drie punten (“ dit evangelie is tintelfris, bitterzoet en waardevast” ). Van hem leerde hij dat pakkende verhalen belangrijk waren. Mensen moesten een paar trefwoorden kunnen onthouden. In een dienst moest je iets beleven, iets ervaren, maar wel zo dat je er iets van vast kon houden en er later nog over vertellen. In die lijn heeft Frans Boer op een heel eigentijdse manier gewerkt. Hij was daarin oprecht en enthousiast.
Zijn geloofsbeleving was mee gekleurd door wat hij van thuis en uit de familie had meegekregen. Bij twee broers van zijn grootvader Heule zie je iets van dezelfde drive om het evangelie onder de mensen te brengen. De één heeft in de eerste helft van de twintigste eeuw de Bij bel Kiosk Vereniging opgericht, de ander in diezelfde tijd de Vereniging tot Verspreiding van de Heilige Schrift.
Die aandacht voor het zoeken en vragen van mensen herkende Frans in de beweging van Willow Creek. Deze toen nieuwe jonge gemeente in Chicago wilde het ‘kerk binnenste bmten’ (Hoekendijk) in praktijk brengen en richtte zich daarom vrijwel geheel op ‘seekers’ . Ze onderbouwden dat theologisch en ontwikkelden er methoden en modellen bij. Frans werd erdoor gegrepen. Dat gebeurde in een tijd waarin ondanks vele goedbedoelde pogingen het evangelisatorisch elan binnen de Gereformeerde Kerken ongeveer tot nul gereduceerd was. Vanaf de jaren zeventig heerste er een grote verlegenheid met het naar buiten brengen van de boodschap van het evangelie. Frans reisde meerdere malen naar Chicago, werd daardoor geïnspireerd, zag mogelijkheden en probeerde waar mogelijk deze beweging op gang te brengen binnen de gevestigde kerken, met name waar hij werkte. Zijn verlangen naar een open wervende kerkgemeenschap was groot en zijn inzet navenant. Maar wie leeft uit een groot verlangen, ontloopt ook teleurstelling niet. Wanneer die hem overviel, had hij het daar weinig over. Hij was gauw bang een ander tekort te doen of kwaad te spreken en liever keerde hij zich dan snel weer naar wat wel mogelijk was.
Frans Boer was een bescheiden mens. Je kon hem plagen door hem een compliment te maken, want daar wist hij niet goed raad mee. Hij was sterk gericht op anderen. In zijn pastorale betrokkenheid had hij bijna iets grenzeloos. Mensen mochten hem desnoods midden in de nacht opbellen, wanneer ze helemaal wanhopig waren. En omdat ze dat wisten, deden sommigen dat ook. Hij kon dan rustig een hele tijd met hen aan de telefoon zitten en de volgende dag weer opgewekt verder gaan. Hij was heel sterk. Tegelijk had deze bescheiden pastor iets gedrevens als het om de kerk of de toekomst van de gemeente ging. Dan kon hij op een vergadering of bijeenkomst enthousiast en aanstekelijk bezig zijn, motiverend op het dwingende af. Niet altijd makkelijk voor wie zijn visie niet deelden. Hij was een man met passie voor de gemeente en het Evangelie vandaag, ook concreet in het doen.
Hij werkte aan een gastvrije kerk, ook voor kinderen en jongeren. In Zeist werd in de Oosterkerk onder een van de gaanderijen een royale jeugdruimte gecreëerd: de EastCoast. Er werd een jeugdwerker aan de kerk verbonden. In de lijn van Willow Creek kwamen er groeigroepen. De Oosterkerk werd een bloeiende gemeente.
De laatste jaren preekte hij vaak heen en weer lopend over het ruime liturgisch centrum, zijn bijbel en een papiertje met wat aantekeningen in de hand, op de beamer een paar punten of een verhelderend beeld - heel rechtstreeks pratend met de gemeente. Vaak met een verrassend inzicht in de tekst. Tot in de vormgeving van de liturgie werd zijn verstaan van de blijde boodschap voelbaar, want na het kyrie nodigde hij de gemeente uit om op te staan: “want wij zijn Opstandingsmensen, mensen van Pasen!” . Het ging erom niet bij de pakken neer te zitten: de verrezen Heer en zijn Geest geven kracht en moed om verder te gaan.
De binnenkant van zijn gedrevenheid was gebed. Frans kon in feite altijd en overal en met bijna iedereen bidden. Hij kon op onverwachte momenten voorstellen dat samen te doen. Hij bad eenvoudig, in een groot vertrouwen. Zijn bidden was niet alleen vragen maar evenzeer danken.
Theologisch en kerkelijk wilde hij zich liever niet met een bepaalde stroming identificeren. Hij had iets van een vrijbuiter. Hij had wel feeling met de charismatische vernieuwing, maar begaf zich daar verder niet in. Hij bewoog zich vooral in de kringen van het Evangelisch Werkverband. Belangrijk was voor hem een kring collega’s uit de regio, die geregeld samen kwamen om uit te wisselen en ook voor elkaar te bidden. Dat vond hij heel belangrijk en het steunde hem ook.
Kerkelijke grenzen deden er voor hem eigenlijk niet toe. Hij werkte samen met het Leger des Heils of met de pastoor, al naar het uitkwam. Intussen had hij wel zulke uitgesproken opvattingen over kerk-zijn dat niet iedereen makkelijk met hem door één deur kon. Binnen de nieuw te vormen plaatselijke protestantse gemeente in Zeist leverde dat de nodige spanningen op.
Midden in zijn werkzame bestaan wordt hij eind van de zomer 2004 overvallen door de diagnose pancreaskanker. Het is een bijna niet te bevatten bericht: onbehandelbaar, nog hooguit een half jaar te leven. Dankzij zijn sterke constitutie wordt het anderhalf jaar. In de gemeente vormt zich een gebedsgroep, die bidt om zijn herstel. Zelf zegt hij daarover: “ Ik zie geen enkele reden waarom God voor mij een uitzondering zou maken...” Tegelijk houdt hij in zijn hart de mogelijkheid van een wonder open. Nadat de gemeente hierover is geïnformeerd ontvangt hij de ziekenzalving. Hij weet zich met zijn gezin gedragen door het gebed van de gemeente. In de Oudejaarsdienst van 2004 zegt hij: “De namen van allen die heen zijn gegaan dit afgelopen jaar - én van allen die zullen heengaan in het jaar dat komt - zijn geschreven in de palm van Gods hand. ” De afscheidsdienst in november 200 5 is aangrijpend, ook al doordat hij getekend is geraakt door zijn ziek zijn. “Wat ons drijft is de liefde van Christus” (2 Kor. 5, 14) is de tekst. Aan het eind van de dienst wordt ‘zijn’ lied gezongen: “ Groot is uw trouw, o Heer, mijn God en Vader, er is geen schaduw van omkeer bij U” .
Aan het eind van zijn leven is hij verwonderd over de eenvoud van het geloof: “ Ik heb geen hoge ervaringen en ook geen hoog getuigenis,” zei hij in een gesprek, “wel een stil vertrouwen. De kinderen vragen wel eens: kun je je geloof nog vasthouden? Nee, zo is het niet, zeg ik dan, het is meer dat ik word vastgehouden.” Hij ervoer de laatste maanden van zijn leven met Ingrid en de kinderen als een rijke tijd, vooral door de gesprekken en de band van liefde. Hij verwonderde zich erover.
17 februari 2006 overleed hij thuis in de kring van zijn gezin: in vrede. Bij zijn begrafenis liepen we van de Oosterkerk naar de begraafplaats buiten het dorp: een lange, lange stoet mensen die dankbaar waren dat zij hem hadden gekend en ontmoet.
Soli Deo Gloria.
Jan van der Linden, Driebergen-Rijsenburg

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

Historisch Tijdschrift GKN | 68 Pagina's

Frans Jacob Boer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

Historisch Tijdschrift GKN | 68 Pagina's