Berendinus Johannes Frederik Schoep
(Rotterdam 8 mei 1928 - Ede 7 december 2007)
Studie aan de Theologische Hogeschool te Kampen (Broederweg). Gereformeerd (vrijgemaakt) predikant te Amstelveen 24 mrt. 19 57 -15 dec. 1968. Gereformeerd predikant te Bodegraven 12 jan. 1969; Groningen-Zuid 26 aug. 19 7 3 ; Gouda 3onov. 1980. Emeritus 3 1 dec. 1990.
Gehuwd met T.M. Vos. Vader van drie kinderen.
Eens waren er gnesio-lutheranen, échte lutheranen (en dat proef je). Heussi vertelde erover in zijn boek over kerkgeschiedenis. Eens waren er gnesio-vrijgemaakten, échte vrijgemaakten. Ze dienden zich pas goed aan toen Schilder en Holwerda, leidslieden van de Vrijmaking in en na 1944, binnen een paar weken na elkaar in 19 52 overleden. Leiders van een ander kaliber stonden op. ‘Doorgaande reformatie’ werd het sleutelwoord. Als je niet meer samen in één kerk kon zitten, dan ook niet meer in één politieke partij, of in één christelijke school. Alle verhoudingen werden op scherp gesteld: ‘Wil de zaak van Jezus Christus nog een toekomst hebben in ons land, dan zullen degenen die bij deze zaak betrokken zijn, elkander vóór alles hebben te vinden in de benoeming en waardering van wat in 1944 in Nederland is geschied binnen de Gereformeerde Kerken.’ Zo kwam het in De Reformatie te staan.
Berend Schoep kon jaren later deze zin nóg uit het blote hoofd citeren: Vrijmakings-ideologie, vond hij. De vrijgemaakte kerk van Amstelveen was niet zo scherp. Nogal wat VU-prominenten waren daar gemeentelid. Als jong predikant had Berend in het plaatselijke gestencilde kerkblaadje al een paar beschouwingen aan de Vrijmaking gewijd. Het kwam hem toen al op een reprimande van Jongeling in het Gereformeerd Gezinsblad te staan. De leiding las ook stencils.
De ‘synodalen’ trokken de gewraakte leeruitspraken uit 1943 en 1944 in, maar elke samenspreking werd door de vrijgemaakte synode afgewezen. Ds. A. van der Ziel, predikant in Groningen-Zuid, ging tóch met de synodalen samenspreken. Hij kwam via schorsing en afzetting buiten het kerkverband te staan. Zijn Tehuisgemeente stuurde een brief naar alle kerkenraden met de vraag om hulp en gebed. Op 3 1 oktober 1966 werd een Open Brief van Berend Schoep gepubliceerd. Met 25 ondertekenaars nam hij stelling tegen de Vrijmakings-ideologie, die bijna als vierde belijdenisgeschrift ging functioneren. Het ging hem om de integriteit van de kerk. Zij moet niet méér willen weten dan het geopenbaarde gebod en zich met aan speculatieve gedachten overgeven: dan wordt zij te smal en verklaart zij anderen tot besmet gebied. Ook al ging het nog niet om eenwording, samen spreken moest toch minstens kunnen?
De leiding reageerde als door een wesp gestoken. De ondertekenaars van de Open Brief moesten hun beroepingsbrieven maar aan hun kerkenraden teruggeven, als zij tenminste mannen van eer waren. Maar Amstelveen en Noord-Holland hadden geen problemen met hun predikant Berend Schoep. De particuliere synode Noord-Holland vaardigde hem af naar de generale synode van Amersfoort-West in 1967. Bij de openingszitting werden de credentiebrieven goedgekeurd en betuigden allen door opstaan de instemming met de belijdenis. Daarna (niet bij het punt van de credentiebrieven!) kwamen de Drentse afgevaardigden met een vraag: hoe verhoudt zich de instemming met de belijdenis van ds. Schoep met zijn Open Brief? Daarmee werd de visie op de Vrijmaking toch tot confessionele zaak gemaakt. De synode nam de zaak in behandeling en stuurde na drie dagen vergaderen Berend Schoep naar huis. Het ‘synodaalste’ kerkrecht in vrijgemaakte kringen: buiten de kerkenraad van Amstelveen en de particuliere synode Noord-Holland om, en zonder dat er ooit een klacht tegen Berend was ingediend. Uiteindelijk kwam het beroep van Bodegraven als een verlossing. Want zijn ambt neerleggen was voor Berend ondenkbaar, en hij voelde niet voor een iets ruimer nieuw vrijgemaakt kerkverband.
Het gaat om de integriteit van de kerk, die niet te smal mag denken. In 1979 kwam dat thema nog eens terug. De gereformeerde synode van Delft brak zich het hoofd over de positie van het homofiele (zo heette dat toen) gemeentelid. De ene na de andere synode, het ene studiedeputaatschap na het andere, was er al mee bezig geweest. Ook nu waren deputaten er niet uitgekomen. Berend was rapporteur van de betreffende synodecommissie. Ik zie hem nóg achter de lessenaar in Lunteren staan: een forse gestalte met twinkelende en bebrilde ogen en een lange rabbijnenbaard. Wat hij zei was onvergetelijk: de integriteit van de gemeente is in het geding als bij het Avondmaal (homoseksuele) gemeenteleden in de wachtkamer moeten zitten. ‘We aanvaarden elkander in de kerk voor alles als mensen, die zonder enige uitzondering slechts leven en toekomst hebben door de genade van de Here Jezus. Wanneer we dan in de kerk hen ontmoeten, die homofiel geaard blijken te zijn, past het ons niet in het licht van Gods rechtvaardiging over hun mens-zijn enig oordeel uit te spreken. Als christenen in al hun verscheidenheid elkaar ontvangen rondom de kansel, bij het doopvont, aan de tafel is dat een onbedrieglijk kenmerk dat zij niet (degenen) achter stellen, die de Here gelijke rechten bij Hem en zó onder ons geeft.’ Hoe je ook over de Schriftgegevens denkt: het laatste woord over medemensen, hun geaardheid en hoe zij daarmee omgaan is aan de Heer zelf. En er klonk uit de synode tot allen een welkom aan de tafel en in het ambt. Met bijna algemene stemmen. Want de integriteit van de gemeente stond op het spel, zij het dan ook uit een andere invalshoek dan we gewend waren.
Tobias Bos en ik, zonen van vroeger vrijgemaakte predikanten, stonden vaak met Berend te praten. Toen is eigenlijk al de basis gelegd voor de latere synode-uitspraak, dat onze kerken in de jaren rond 1944 niet hadden moeten overgaan tot het nemen van tuchtmaatregelen. Berend en ik kwamen later samen in het moderamen terecht. Omdat hij van zijn kerkenraad niet weer beschikbaar mocht zijn als afgevaardigde naar de synode, werd ik van tweede assessor ineens preses. Bij gebrek aan beter, zo voelde ik het zelf. Het heeft de onderlinge verhouding nooit beschadigd: ik kwam hem nog vaak tegen als voorzitter van de deputaten voor het verband met de theologische faculteit van de vu. En achter de schermen is hard gewerkt om hem alsnog die koninklijke onderscheiding toe te kennen, die hij verdiende. ‘Bent u daar al weer?’, vroeg de burgemeester van Gouda, toen Berend van ridder in de orde van Oranje-Nassau tot officier bevorderd werd...
Waar het om ging: de integriteit van de kerk. Niet te smal. Dat maakt Berend voor mij bijzonder. Het kon minder, zeggen ze dan in Groningen (niet alleen in Zuid).
Evert Overeem, Leusden
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011
Historisch Tijdschrift GKN | 64 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011
Historisch Tijdschrift GKN | 64 Pagina's