Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pieter Nanne Holtrop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pieter Nanne Holtrop

7 minuten leestijd

(Sassenheim 31 januari 1943 - Arvika (Zweden) 3 augustus 2012)
Studie theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Gereformeerd predikant te Emmen (voor de missionaire dienst; docent aan de Theologische Hogeschool te Ujung Padang) 16 jan. 1977; Amsterdam-Zuid 4 sept. 1983. Tevens medewerker Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica (IIMO) 1 jan. 1985 - 1 jan. 1988. Hoogleraar aan de Theologische Universiteit te Kampen 1 mei 1987. Emeritus 1 mei 2005.
Van 1968 tot 1998 gehuwd met Agatha Arnoldina (Arnoldien) van Berge (*1943). Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren. Later gehuwd met Gunilla Gunner (“'1953).

Pieter Nanne Holtrop werd hartje oorlog geboren als vierde kind in een (geëvacueerd) Schevenings domineesgezin. Zijn tweelingbroer Bernard was net een paar uur ouder dan hij. Zijn vader, dr. Herman Holtrop (1899-19 6 5), stond net zo stevig in het geloof als in zijn gemeente. Het eerste kwam door zijn gereformeerde traditie. Het tweede door zijn werk als pastor in de voor de Scheveningse vissers vaak hachelijke oorlogstijd. Pieter ging theologie studeren omdat, zoals hij zelf schreef, “mijn vader, van wie ik veel hield, dominee was. Verder dacht ik niet.”
Toen hij in 1968 zijn kandidaatsexamen theologie aan de Vrije Universiteit op zak had en hij dominee zou kunnen worden, was zijn vader intussen overleden, was hij anders gaan denken over wat hij verder in zijn leven wilde en zat de Theologische Faculteit door een even plotselinge als forse budgetuitbreiding te springen om jonge onderzoekers. Zo rolde hij haast vanzelfsprekend de wetenschap in en promoveerde in 1975 bij de kerkhistoricus Jan van den Berg op het ‘Deutsche Christentumsgesellschaft’, een overgangsbeweging tussen het achttiende-eeuwse Piëtisme en het negentiende-eeuwse Reveil. Zijn proefschrift was het begin van een levenslang onderzoeken en schrijven over de geschiedenis van kerk, zending en oecumene. Vooral het spitten in archieven had zijn hart. Geen groter genoegen dan een nog niet verder uitgezocht kerkelijk archief, ’t liefst in niet al te beste staat. Als je hem daarmee bezig zag en hoorde wat hij er over vertelde, besefte je dat nieuwsgierigheid voor een (kerk)historicus de grootste deugd is. Want nieuwsgierig was hij. Een nieuwsgierigheid die hand in hand ging met belangstelling voor mensen en wat ze maakten van hun leven, geloof en kerk. Zijn verbazing er over heeft hij nooit verloren. Hij kon er aanstekelij k over vertellen en al vertellend, want aan zakelijk inzicht ontbrak het hem niet, fondsen voor verder onderzoek veilig stellen. Zo was hij bezig in Oost-Indonesië, in Jakarta, in het Russische Sint-Petersburg en in het Letse Riga en was hij ruim twintig jaar bestuurslid van de stichting Het Reveil-Archief.
Toen zijn proefschrift zijn voltooiing naderde en hij buiten de universiteit moest uitkijken naar een vervolg van zijn loopbaan, zocht hij contact met de zending. Die zond hem uit naar de Theologische Hogeschool van de Kerken van Oost-Indonesië in Ujung Pandang op het eiland Sulawesi (Celebes), waar hij aan verbonden bleef tot 1982. Hij gaf er les, zette zich in voor de kwaliteit van het theologisch onderwijs in Zuid-Oost-Azië en stichtte een Instituut voor de Geschiedenis van de Kerken in Oost-Indonesië. Het was een goede tijd, zij het ook met de nodige frustraties. Hij was er de man niet naar genoegen te nemen met minder als hij vond dat het beter kon. Het bleef hem ergeren. Aan de andere kant had hij altijd iets innemends, hartelijks, waardoor hij de indruk kon wekken dat hij zijn eigen ergernissen ook kon relativeren. Of dat echt zo was, weet ik eigenlijk niet. Soms twijfelde ik er aan.
Zo vroeg hij eens aan zijn studenten wat ze nu eigenlijk het allerliefste deden. “Jalan jalan” (een beetje zonder vast doel op straat slenteren), antwoordden ze. Met als goede tweede “ pigi nonton” (gewoon maar ergens naar gaan zitten te kijken). Hun antwoord bepaalde hem bij de plaats die ze qua prioriteit gaven aan hun theologiestudie, maar het amuseerde hem ook. Hij wist tenminste waar zij stonden - en waar hij zelf stond.
Teruggekeerd in Nederland werd hij gemeentepredikant in de Raphaëlpleinkerk in Amsterdam. Hij deed dat vier jaar. Het waren goede jaren. Hij kon er zijn talenten, zijn gevoel voor humor en liefde voor de mensen in kwijt. De kerk kwam tot bloei. In de zondagse kerkdiensten proefde je geest en bezieling. Er gebeurde altijd wel wat onverwacht. Hij ontzag zich niet met één van zijn vele hoedjes, bijeengebracht op al zijn buitenlandse reizen, de kerk binnen te komen om de kinderen er mee te plezieren (en zichzelf). De kerk vibreerde. Ze was opeens weer een gastvrije, open plek in de buurt geworden.
Toch miste hij de rustige uren, bezig met wetenschap en onderzoek, op zijn studeerkamer. Daarom was hij blij toen hij in 1987 hoogleraar kon worden aan de Theologische Hogeschool in Kampen. Nog wel in zijn lievelingsvak, de zendingswetenschappen. Hij is er gebleven tot 2005, toen hij, 62 jaar oud, met pensioen ging. Zoals hij van zijn Amsterdamse Raphaëlpleinkerk een eigen winkeltje gemaakt had, zo deed hij dat ook in Kampen. Waarbij het hem geweldig hielp dat hij via zijn lidmaatschap van de toenmalige Deputaten Buitenland van de Gereformeerde Kerken in 1989 eerst lid werd van het Dagelijks Bestuur van de World Alliance of Reformed Churches (w a r c ) en in 1997 vice-voorzitter. Door de warc leidde hij een internationaal leven. Hij deed consultaties over de positie van de Nederduits gereformeerde Apartheidskerken na de Apartheid, over de verhouding tussen evangelie en cultuur en over kerkelijke eenheid. Hij was lid van een fact finding mission van w arc en Indonesische Raad van Kerken op Oost-Timor. Wat hij in Kampen miste, vond hij in de w a r c . Onopgemerkt bleef dat natuurlijk met. In Kampen is hij altijd buitenstaander gebleven. Hij kon er mee leven. Zij het soms met moeite. Eigenlijk was hij het liefst beide: buitenstaander én op handen gedragen.
Overzie je zijn leven en werk dan valt op dat hij zich het liefste bewoog op de grens van twee werelden. Dat begon al met zijn interesse voor de zending en daarin in het bijzonder voor de vraag wie in de zending wie nu eigenlijk beïnvloedde. De zendelingen de inheemse cultuur of de inheemse cultuur de zendelingen? Studies in de zendingswetenschappen die wederzijdse beïnvloeding aantoonden hadden zijn speciale belangstelling. Maar ook zijn belangstelling voor de Hervormde Kerk in het Russische Sint-Petersburg komt voort uit die fascinatie voor het in elkander raken van twee werelden. Hoe hielden de Hollandse kooplieden het daar uit? Hoe Russisch werden ze? Hij schreef er een mooi boek over.
Preken was zijn lust en zijn leven. Hij is het zijn hele leven blijven doen. Waar hij ook werkte en of het nu was in de marge van een WARC-bijeenkomst of dicht bij huis. Misschien was hij op de kansel wel het dichtst bij zijn theologische identiteit. Hij zocht naar het raakpunt tussen evangelie en dagelijks leven. Zonder hoge woorden, dicht bij de mensen. Het was zijn manier de traditie van zijn vader voort te zetten.
De laatste jaren van zijn leven had hij in Nederland alleen nog een pied a terre. Hij woonde op het Zweedse platteland. Hertrouwd met een Zweedse theologe die hij ontmoet had op de w a r c waar zij haar kerk vertegenwoordigde. De afstand tot voorheen, letterlijk en figuurlijk, verschafte hem ruimte. Het was of hij tot rust gekomen was. Al bleef hij vol vragen. Aan zichzelf, over zichzelf. Over zijn geloof. Over zijn werk. De gesprekken erover waren nog volop gaande, toen zijn ziekte hem verraste. Hij was daar zeer verdrietig over, maar accepteerde het als een fact of life. Hij is in vrede gestorven.
Jan Greven, Blaricum

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

Historisch Tijdschrift GKN | 68 Pagina's

Pieter Nanne Holtrop

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

Historisch Tijdschrift GKN | 68 Pagina's