Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie is het hoofd der kerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie is het hoofd der kerk?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het antwoord op deze vraag is één van de beslissende punten waarop de kerk van Rome en die der reformatie uiteengaan en waarin ieders eigen aard tot uiting komt. Het antwoord van Rome luidt: het hoofd der kerk dat is de paus als wettige opvolger van dc apostel Petrus op de zetel van de bisschop van Rome.
Het antwoord van de reformatie is: dat alleen Jezus Christus het Hoofd der kerk is erv kan zijn. Dit antwoord heeft de reformatie niet uitgedacht, maar gelezen in de Heilige Schrift, bijv. in Efeze 1 : 21, waar staat dat Christus aan de gemeente (door God) gegeven is tot een Hoofd boven alle dingen; en in Colossenzen 1 : 18, waar van Christus gezegd wordt dat Hij het Hoofd des lichaams is, n.1. der gemeente. Deze Bijbelplaatsen verklaren duidelijk en — voor wie zich voor het gezag der Heilige Schrift als het Woord Gods buigt — onweerlegbaar dat Christus en niemand anders het Hoofd van Zijn kerk is. Met de Bijbel in de hand moet men wel zeggen: indien Christus het niet is, wie zou het dan moeten of kunnen zijn? Hij is het toch die Zijn leven, Zijn bloed voor haar heeft gegeven als een losprijs om haar te bevrijden uit de kluisters van zonde, dood en duivel!
We kunnen vragen hoe Rome tot haar antwoord gekomen is daar zij het nota bene in principe met het bovenstaande antwoord zelf eens is. Immers in vraag 150 van de Catechismus der Nederlandse Bisdommen wordt gevraagd: Is Jezus Zelf niet het Hoofd der kerk? Antwoord: Jezus Zelf is en blijft het Hoofd der kerk. Maar — en nu komt het — Hij is een onzichtbaar Hoofd en daar de kerk zichtbaar op de aarde is, moet er ook een zichtbaar hoofd zijn. Bij dit laatste leggen we de vinger en zeggen dat beweert de kerk van Rome nu wel, maar dat staat nergens in de Heilige Schrift te lezen. En nu verwijdert zij, voortgaande, zich steeds verder van het Bijbels uitgangspunt dat alleen Christus het Hoofd der kerk is en zegt dat de heilige apostel Petrus door Jezus is aangesteld als zijn zichtbare plaatsbekleder op aarde. Petrus was bisschop van Rome, dus zijn zijn opvolgers bisschoppen van llome, de wettige plaatsbekleders van Christus op aarde en dragen als zodanig de titel van paus, d.i. Vader, n.1. der ganse christenheid.
Op deze grondgedachte rust de roomse leer van het pausdom en met deze leer staat of valt Rome's kerk. De eenheid der kerk behoort tot haar wezen en juist in de zichtbaarheid van deze eenheid in de figuur van de paus, bestaat de zichtbaarheid der kerk. Wèl zijn volgens Rome aan alle bisschoppen de volmachten geschonken welke Christus aan Zijn apostelen gaf, maar onder deze bisschoppen is die van Rome de primaat, de eerste in rangorde, omdat hij de opvolger van Petrus is. Nu gaan we na hoe Rome het primaat van Petnis uit de Heilige Schrift afleidt. Uitgangspunt is Matth. 16 : 13-19, in het bijzonder vers 18—19: „En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en Ik zal u geven de sleutelen van het koninkrijk der hemelen, en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn".
Het is duidelijk dat hier aan Petrus een zeer belangrijke plaats en functie wordt toegekend. Hij wordt Petnis, d.i. rotsman genoemd, maar in het vervolg staat niet dat Jezus op deze Petrus Zijn gemeente zal bouwen, maar op deze petra, rots, d.i. op zijn belijdenis van de Christus als de Zoon des levenden Gods. Het fundament der kerk is dus de belijdenis die Petrus uitsprak of de Goddelijke openbaring waarop die belijdenis gegrond is: vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader die in de hemelen is. Dus nog eens: de belijdenis van Petrus of de Godsopenbaring waaraan zij ontsprong, maar in elk geval niet Petrus zelf, is de rots waarop Christus' kerk gebouwd is. Trouwens, hoe zou Petrus zelf He rots, het fundament van de kerk kunnen zijn? Hij wordt ons in de Bijbel getekend als een in zichzelf zwak en zondig mens, die na zijn belijdenis door Christus wordt teruggewezen als een satan, een verleider, omdat hij Christus van het kruislijden wil afhouden. Daarna verloochent hij zijn Meester nog, zodat hij na de opstanding in het apostelambt moet worden hersteld.
Hoe zou Christus Petrus hebben kunnen aanwijzen als de hoeksteen van Zijn kerk waar Hij Zelf dat is (Efeze 2 : 20) gelijk Petnis zelf dat ook getuigt in Handel. 4 : 11. De Heere Jezus getuigt het ook aangaande Zichzelf in Matth. 21 : 42. Paulus zegt in 1 Cor. 3 : 1 1 : „Niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, n.1. Jezus Christus". Nu de z.g. sleutelmacht: deze wordt in Matth. 16 wel aan Petrus gegeven, maar in Matth. 18 : 18 aan heel de apostelkring, waaruit blijkt dat Petrus slechts als vertegenwoordiger van alle apostelen geldt en deze bevoegdheid met hen deelt. Verder steunt de leer van het primaat van Petrus op Lukas 22 : 31 v.v.: „Simon, Simon, de satan heeft u zeer begeerd te ziften als de tarwe,- maar Ik heb voor u eebeden dat uw geloof niet ophoude". Hierop volgt onmiddellijk de voorzegging van de verloochening, waardoor hij wordt herinnerd aan de zwakheid van zijn geloof terwille waarvan hem de voorbede van Christus wordt toegezegd. Hier staat met gee» enkel woord te lezen dat Petrus in plaats van zijn Meester als hoofd van Zij» kerk wordt aangewezen.
Tenslotte wordt het primaat van Petrus afgelezen uit Joh. 21 : 15—17, waar de apostel, zoals reeds werd opgemerkt, alleen wordt hersteld in zijn ambt, dat hij zich door zijn drievoudige verloochening onwaardig had gemaakt, maar waar van enig oppergezag boven zijn medediscipelen geen sprake is. We merken terloops nog op, dat de volmacht der zondenvergeving niet alleen aan Petrus, maar ook aan de andere apostele» wordt gegeven, zie b.v. Job. 20 : 23. Indien op schriftuurlijke gronden zon moeten worden toegegeven aan Rome, dat Christus de apostel Petrus in Zijm plaats als zichtbaar hoofd van Zijn kerk op aarde had aangewezen, dan wai daarmede nog niet aangetoond dat dat ook zou gelden voor diens opvolgers, als bisschoppen van Rome. Wij willen integendeel wijzen op enkele woorden van de Here Jezus, waardoor de gedachte aan enige voorrang va* Petrus of wie ook weersproken wordt. Zeer duidelijk geschiedt dit in Matth. 18, waar de discipelen aan hun Meester vragen, wie de meeste is in het koninkrijk der hemelen.
Dit moet voor de roomse kerk toch wel een heel vreemde en overbodige vraag zijn, indien dat reeds een uitgemaakte zaak is ten gunste van Petnis. Het antwoord luidt: Wie zichzelf vernedert die is de meeste, maar Petrus wordt ook hier niet als eerste aangewezen. Elke gedachte aan hiërarchie, zoals Rome dat noemt en wat wil zeggen een trapsgewijs oppergezag van de één boven de ander, wordt door Christus, het Hoofd Zijner kerk ten enenmale afgewezen in het bekende woord: „Gij zult niet rabbi, d.i. meester genaamd worden, want Eén is uw Meester en gij zijt allen broeders" (Matth. 23 : 8).
Tenslotte kan worden gewezen op de vraag van Jacobus en Johannes om de ereplaatsen te mogen bezetten in Christus' koninkrijk (Mare. 10 : 35-^15). Het antwoord is ook hier weer een vermaning tot ootmoed en nederigheid, maar van enige superioriteit van Petrus boven zijn medediscipelen vinden wij ook hier geen spoor. Wat zou Petrus zelf verbaasd opzien bij het vernemen van de hoge eer en waardigheid welke de kerk van Rome hem boven zijn mede-apostelen heeft toegekend. In zijn eerste brief (hoofdst. 5 : 1), noemt hij zichzelf gewoon een mede-ouderling. Zelf is hij zich blijkbaar nooit van enige superioriteit bewust geweest. In een volgend nummer hopen we de beantwoording van de vraag die ons hier bezig hield te besluiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1956

Protestants Nederland | 4 Pagina's

Wie is het hoofd der kerk?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1956

Protestants Nederland | 4 Pagina's