Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zelf-verdediging òf Zelf-verblinding? (Vervolg)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zelf-verdediging òf Zelf-verblinding? (Vervolg)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII. (vervolg) Is de Mar ia-verering Bijbels?

Wie is Jezus' moeder? Wie zijn Zijn broeders en zusters? Heeft in het Koninkrijk Gods de bloedverwantschap betekenis? Of allen gééstverwantschap? Op deze vragen geeft de Heiland een duidelijk antwoord. Zijn arbeid en strijd waren begonnen; cle botsing met de Joodse groten, de schriftgeleerden, was niet uitgebleven. Dat werk nam Hem geheel in beslag, zó zelfs, dat er geen tijd overbleef om te eten! „En toen zijn naastbestaanden dit hoorden", zo meldt ons Marcus 3 : 21, „gingen zij heen om Hem te halen(!), want zij zeiden: Hij is niet bij zijn zinnen".
Jezus is overwerkt, overspannen, lijdt aan verstandsverbijstering. Ze zullen Hem gaan halen! En vers 31 en 32 vervolgen: „En Zijn moeder en Zijn broeders kwamen, en buiten staande, zonden zij iemand tot Hem om Hem te roepen. En een schare zat rondom Hem en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders en Uw zusters staan buiten en zoeken U". Die mogen er toch wel bij; de familie heeft toch wel een streepje vóór!
Zal Jezus nu ophouden met Zijn werk, en met Ziin moeder (versterkt door de broers en zusters) meegaan als gehoorzame zoon van Maria? Hij l&at hen echter niet ingrijpen in het werk, waarin Hij als gehoorzame Zoon van God bezig is; laat Zich niet onttrekken aan de dingen Zijns Vaders. Niemand mag zich stellen tussen Hem en die hemelse Vader: „En Hij antwoordde en zeide tot hen: Wie is Mijn moeder en broeders? En rondziende over degenen, die in een kring rondom Hem zaten, zeide Hij: Zie, Mijn moeder en Mijn broeders. Al wie de wil Gods doet, die is Mijn broeder en zuster en moeder" (vers 33—35). Zijn spijze was de wil te doen Desgenen, Die Hem gezonden had. Welnu, wie Zijn géést-verwant is, dezelfde geloofsgehoorzaamheid kent en de wil Gods doet, die is naar Jezus' woord Zijn broeder en zuster en moeder! Duidelijker kan de plaats van Maria in de Heilige Schrift nauwelijks worden aangegeven.

Jezus heeft Zijn moeder zalig gesproken! Hetgeen Lucas II : 27 cn 28 ons verhaalt, gebeurde misschien wel bij dezelfde gelegenheid als het voorafgaande. We lezen daar: „En het geschiedde toen Hij deze dingen sprak, dat een vrouw uit de schare haar stem verhief en tot Hem zeide: Zalig is de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die Gij hebt gezogen". Onder de indruk van Zijn woord, dat Hij met macht sprak, raakte haar vrouwelijk gemoed vol. Wat heerlijk, de moeder van zo'n zoon te zijn! Wéér die relatie: moeder-zoon. „Maar Hij zeide: Zeker, zalig die het Woord Gods horen en het bewaren". Ja zeker, dat is heerlijk, maar dat ligt niet aan die bloedverwantschap als zodanig, maar aan de geestverwantschap: Zalig zijn niet degenen, die Maria vereren, maar alleen zij, die Gods Woord horen en bewaren! Ze is zalig, omdat zij als Gods kind luistert naar cle stem van de hemelse Vader. Dit heeft Maria gedaan, ze heeft het Woord Gods bewaard, overleggende dat in haar hart. Zó heeft Jezus Zijn moeder zalig gesproken! Niet zoals de roomse kerk dit doet, doch zoals Hij allen zalig spreekt, die het Godswoord horen èn bewaren.

Eén der zeven kruiswoorden was ten behoeve van Maria. Méér dan anderen heeft zij geleden. Gebeurde het allervreeslijkste met haar zoon, met Gods Zoon? Ondoorgrondelijk. Maar Hij zorgt voor haar met volmaakte liefde, vertrouwt haar toe aan de discipel, die Hij liefheeft: „Vrouw, zie uw zoon. Zooii, zie uw moeder".
Hier is het Kind, dat in volmaakte gehoorzaamheid kent het gebod: „Eer uw vader en uw moeder". De banden, die vóór Zijn dood hadden bestaan, moeten nu worden verbroken. Na Zijn sterven en opstanding komen er heerlijker banden: Dan is Hij het Hoofd der Zijnen, en Maria niet meer Zijn moeder, maar een door Hem gezaligde, die haar eigen plaats zal hebben in het volk, dat Hij kocht met Zijn bloed. Zo moet Hij nu van Maria als moeder afscheid nemen. Dat offer doet Hem lijden. Het profetisch woord van Simeon gaat in vervulling; 't zwaard gaat door haar ziel en zij beseft zeker nog niet tot welke hogere gemeenschap Zijn offer leidt.

Is het wonder, dat er verder in de Heilige Schrift nauwelijks meer over Maria wordt gesproken? In afwachting van de Heilige Geest wacht en bidt de gemeente. De apostelen „bleven als één man volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broeders", Hand. 1 : 14. De apostelen worden het eerst genoemd. Zij treden op de voorgrond, want hun heeft de Heiland de leiding van Zijn kerk toevertrouwd. Ook de vrouwen zijn met hen bijeen, en met name noemt Lucas Maria, de moeder des Heeren. Zij toont zich één met het volk Gods, één in geloof, één in hoop, één in liefde tot aller Zaligmaker.

Dit is de laatste maal, dat Maria's naam in de Bijbel wordt genoemd, nü al, vóór de uitstorting van de Heilige Geest! En als de apostelen de wereld ingaan, predikende het Evangelie des Koninkrijks, spreken zij van de verlossing, die in Christus Jezus is, en niet over Maria! Als Paulus in Galaten 4 over die redding spreekt, zegt hij: „Toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw". Maria wordt niet genoemd, slechts aangeduid: een vrouw. Het gaat niet om haar, het gaat om Hèm! Die roemt, roeme in de Heere!

Dezelfde Johannes, die Maria als zijn moeder in huis heeft genomen, wijst uitsluitend op Jezus: „Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige" (1 Joh. 2 : 1). Niet Maria is die voorspraak, voorbidster, middelares, uitdeelster aller genaden. Zijn de apostelen ontrouw geweest, dat ze niet begonnen zijn met de Maria-verering? Neen, zij waren getrouwe getuigen, geleid door de Heilige Geest, slechts wetende Jezus Christus en Die gekruisigd.

Zo zagen we de plaats, die Maria in de Heilige Schrift heeft. Zie daartegenover de weelderige Maria-verering bij Rome, een steeds verdere afdwaling van de bijbelse leer. Dat de kerken der Reformatie maar getrouw mogen zijn in hun zuiver-schriftuurlijk belijden, zoals onze vaderen toen die bij het zich ontworstelen aan de roomse dwaalleer in Zondag 11 van de Heidelberger Catechismus neerschreven: „Geloven dan die ook in de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart zoeken bij de heiligen (Maria, de apostelen, kerkvaders, en verder een onafzienbare rij!), bij zichzelf (door de goede werken) of ergens elders (bij aflaten, reliquieën, bedevaartplaatsen e.d.)? Neen zij; maar zij verloochenen met de daad de enige Heiland Jezus, ofschoon zij metde mond in Hem roemen; want van tweeën één: óf Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, óf die deze Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, dat tot hun zaligheid van node is".

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1956

Protestants Nederland | 4 Pagina's

Zelf-verdediging òf Zelf-verblinding? (Vervolg)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1956

Protestants Nederland | 4 Pagina's