Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hervormingsdag 1964 - Dag van bezinning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hervormingsdag 1964 - Dag van bezinning

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Utrecht 31 oktober 1964. 's Middags om 3 uur is het intieme kerkgebouw van de Evangelisch L u t h e r s e Gemeente aan de Hamburgerstraat tot de l a a t s t e plaats bezet, als ds. L. Lagerwey, voorzitter van „ P r o t e s t a n t s Nederland ', de door deze vereniging georganiseerde Hervormingssamenkomst opent. Hij begroet de aanwezigen, in het bijzonder dr. K. H. E. Gravemeyer, als „voortrekker" van „ P r o t e s t a n t s Nederland" en de drie sprekers, „die aan onze bezinning en onze gedachten op deze dag wijding willen geven". Na de wens uitgesproken te hebben, dat deze bijeenkomst zou mogen s t r e k k e n tot verdieping en versteviging van het reformatorisch besef onder ons volk, leest Ds. Lagerwey Psalm 46 en enkele verzen uit het begin van Romeinen ) I0.

Dan is —na het gebed en het zingen van Psalm 17 : 1 en 10 — het woord aan Prof. Dr. J. van Genderen, Chr. Geref. hoogleraar te Apeldoorn over „De Kracht van de Reformatie". Is het wel verantwoord, zo vraagt de hoogler a a r zich af, om van de kracht van de Reformatie te spreken? Zijn er geen verschijnselen genoeg, die juist het tegendeel bewijzen? „Als wij ze zelf niet zien, zal Rome ze ons wel aanwijzen!"
Tegenstrijdige opvattingen, een grenzeloos individualisme en een steeds verdergaande verdeeldheid, behoren tot de gebreken en zwakheden van de Reformatorische Christenen. „En dan toch blijven spreken van de kracht van de Reformatie?" Het maakte indruk, dat Maarten Luther in zijn 95 stellingen de a f l a a t - p r a k t i j k aanviel en dat hij op de Rijksdag te Worms weigerde te herroepen wat hij geschreven had, tenzij hij overtuigd werd uit de Heilige Schrift.
Het maakte indruk, dat Johannes Calvijn zich als pleitbezorger van de vervolgde gelovigen in F r a n k r i j k wendde tot koning Frans I: ons b l i j f t niet anders over waarop wij bij God mogen roemen dan Zijn barmhartigheid. „Luther en Calvijn hebben verwezen naar het Woord van God. Zij hebben het Evangelie van Gods genade opnieuw verstaan en wisten zich gedrongen om er van te getuigen. Zij lieten zich het zwijgen niet opleggen, zij deinsden niet t e r u g voor de s t r i jd en zij hebben er iets van gezien, dat het Woord overwint. Het Woord van God is levend en krachtig, dat hebben de hervormers ook persoonlijk ondervonden". Prof. van Genderen herinnert aan de s t r i jd van Luther tot het licht voor hem opging en hoe de tekst Romeinen 17 (de rechtvaardige zal uit het geloof leven) h em in waarheid de poort van het paradijs is geworden. Luther, Calvijn en de andere hervormers hebben de bevrijdende en vernieuwende kracht van Gods Woord uit ervaring leren kennen en Zijn genade aan den l i i . e gevoeld. De Reformatie herdenken betekent voor ons de daden Gods gedenken, die mensen uit de duisternis tot het Licht riep en inschakelde in Zijn werk, in Zijn Kerk.
„De overmacht van het woord van God maakte dat de h e r v o r m e r s niet anders konden doen dan de s t r i jd aanbinden tegen leringen en inzettingen van mensen, die in de Kerk overheersend waren geworden. Het was voor hen een heilig moeten!" De belijdenisgeschriften zijn daarvan een a u t h e n t i e k en specifiek getuigenis. De Apeldoornse hoogleraar noemt het dan onze roeping om tegenover alle vervlakking en verw a r r i n g te handhaven wat werkelijk reformatorisch is. Dit is een eis t.o.v. het Rooms-Katholicisme van vandaag. Want het conflict met Rome bestaat nog. De s t r i jd van de Hervormers moet worden voortgezet, al is er in vier eeuwen wel wat veranderd.
Maar de deelnemers aan het huidige Vaticaanse concilie hebben allen de geloofsbelijdenis van T r e n t e moeten onderschrijven, die dezer dagen 400 j a a r geleden het licht zag. En die geloofsbelijdenis vraagt aanvaarding van de traditie, van de k e r k e l i j k e v e r k l a r i n g van de Bijbel, van de zeven sacramenten, van de leer der rechtvaardiging, van de mis, van de transsubstantiatie, van het vagevuur, van de Mariaverering en van het pausschap. Daarom moeten wij ook staan voor onze belijdenis.
Wij, die alle dingen verwerpen, die in s t r i j d zijn met Gods Woord. De roomse praktijk vervult de evangelische christen met een diep wantrouwen en een sterke afkeer van een kerk, die zulke p r a k t i j k e n in stand houdt en bevordert. Eerst waren wij voor Rome k e t t e r s en scheurmakers, toen te goeder t r o uw dwalenden en nu afgescheiden broeders. Maar één ding b l i j f t gelijk: de oproep om t e r u g te keren in de veilige schoot van de moederkerk. In het gesprek met Rome zullen wij de Bijbel moeten laten spreken, want dat is de kracht van de Reformatie, dat wij Gods Woord aan onze zijde hebben. „God roept Zijn Kerk altijd weer terug naar Zijn Woord, daarom gaat de r e f o r m a t i e door, daarom heeft de kerk van de Reformatie toeko&ist!"

„Het Woord van God is een bron van kracht, van altijd nieuwe kracht voor hen, die het door het geloof alleen van Gods genade verwachten. De hervormers zijn ons op deze weg voorgegaan, wij hebben hen te volgen door de reformatorische belijdenis hoog t e houden. Wij mogen hen volgen door ons vertrouwen te stellen op de Here onze God, zoals zij het hebben gedaan. Een vaste burg is onze God, een toevlucht voor de zijnen!"

Na het zingen van Psalm 146 : 1 spreekt Prof. Dr. S, van der Linde uit Utrecht over: „Antipapisme". De Hervormde hoogleraar vraagt zich af of antipapisme eigenlijk wel bestaat. In de grote theologische woordenboeken staat het niet, het is kennelijk onbekend in de theologie op hoog niveau. Dit, in tegenstelling tot de meer populaire encyclopaedieën en daarom is het gewettigd om zich af te vragen: is antipapisme geen spooksel, is het niet sterk overtrokken, is het niet opgeblazen.
Aan de r.k. klacht: Nederland is zo antipapistisch, kan men dan ook met reden twijfelen. Doelend op de Irene-kwestie zei Prof. v. d. Linde, dat wat toen opvlamde en prompt als anti-papisme werd gebrandmerkt, met werkelijk anti-papisme weinig had te maken. Het spont a n e protest dat toen van rechts naar links opklonk, betrof niet een speciaal roomse, een paapse daad, maar betrof een niet-openlijke, niet eerlijke, een verheimelijkte daad. Als men van orthodoxe of liberale kant zo was opgetreden, had ons volk ook neen gezegd. Op de stelling, dat anti-papisme 'n felle, blinde, laaiende haat is tegen al wat rooms, wat paaps is, kan men tegenwerpen „Maar is ons volk, dat in een brede laag van den beginne tot op deze dag zo erasmiaans, zo irenisch, zo onverschillig, zo gemakkelijk, zo gezapig is, is dat volk in zijn grote stroom wel in staat tot zulk een felheid? Wij dachten dat de Roomse kerk in de eeuwen na de Reformatie wel verstoring heeft geleden, tegenwerking, maar nooit vervolging, die ook maar enigermate leek op de stroom van vervolging en van leed en verdriet, die zij uitgestort neeft over deze onze landen." Als anti-papisme zou zijn een felle haat tegen al wat Rooms is, dan willen wij daarmede — als zijnde van te laag allooi — niets te maken hebben.
Op Hervormingsdag, als wij het feit herdenken, dat het woord van Christus alleen zijn recht weer krijgt, kan er geen sprake zijn van haat. Christus heeft immers de zin van het Evangelie zo gezegd: God liefhebben en onze naaste liefhebben als ons zelf. En onze naaste, dat is ook onze dwalende, onze roomse naaste. „Wij hebben geen behoefte om in die zin (haat) te zijn anti-papist, integendeel, maar wij mogen toch, wij moeten toch zijn anti-papist. Men kan met goede grond zeggen: een goed Protestant kan alleen zijn een anti-papist, maar op een heel ander, aanzienlijk hoger, edeler plan".
Anti-papist (anti = tegen; papa = paus) wil zeggen: neen tegen de paus zeggen, niet uit haat, maar uit de liefde van en tot Christus. Waarom moet een belevend Protestant wel antipapist zijn? Omdat hij de pausfiguur onverdragelijk acht met de grond van het Evangelie. De paus wil zijn de zichtbare stadhouder van Christus. Maar Christus hééft geen stadhouder. Hij is onvervangbaar. De apostelen waren geen vertegenwoordigers, wel getuigen, wel dienaren- „Wanneer onze Kerk mag zijn een christelijke, protestantse kerk, kan daar de pausfiguur, hoewel soms persoonlijk sympathiek, geen plaats hebben. En in het bijzonder moet gezegd zijn, dat wij met leedwezen, verdriet en ook met diepe ergernis afwijzen zulk een paus, overladen op een vreemde wijze, naar de eenvoud van het Evangelie gemeten, met een byzantijnse pracht en praal en pretentie".
In deze pausfiguur kunnen wij geen beeld zien van de gekruisigde Christus, ook niet van de v e r h e e r l i j k t e Christus, die aan Gods rechterhand staat en voor ons bidt. Anti-papisme betekent ook afwijzing van de mispriester, vroeger wel paap genoemd. De p r i e s t e r l i j k e bevoogding verdraagt zich niet met de heerlijkheid van de vrijheid van het kindschap van God. De herhaling van het offer van Christus in de mis wijzen wij af, want het offer van Christus verdraagt geen herhaling. Het heeft geen verlevendiging nodig. Christus heeft ons zo geheel met God verzoend, dat priesterlijke bemiddeling uitgesloten is. Waar die zich toch aandient, dringt ze Christus van Zijn unieke en onmiddellijke plaats, ook als men dat niet bedoelt.
Een wettig, een geoorloofd, een positief antipapisme — geen paus, geen priester — is geboden en daarom „Protestanten, Christenen van Nederland, let op Uw zaak, let op de zaak van Uw Koning, om wille van Uzelf en van Uw kinderen, want in het teken van het naakte, harde kruis hebt gij overwonnen in Uw Reformatie, in dit teken alleen overwint ge".

Na samenzang van Psalm 77 : 7 betreedt Prof. Dr. L. W. G. Scholten uit Amsterdam de kansel om te spreken over „De Nederlandse Staat als objectivering van het Protestantisme". De Gereformeerde hoogleraar noemt zich in dit theologisch gezelschap van sprekers een leek, maar hij spreekt ook over een lekenonderwerp. En toch betreft dat onderwerp ook de Reformatie, die wij heden herdenken. Het Protestantisme is een vorm van godsdienst. Maar, geen godsdienst blijft beperkt tot het interne. Als zij beleefd wordt, de persoonlijkheid beheerst, treedt zij naar buiten en objectiveert zich in zeden en gewoonten, in rechtsinstellingen, in onderwijs en in ziekenverpleging, in kunst en wetenschap, in vormen van economie en ook in staatsrecht.
In het Nederlandse staatsrecht is zo het Protestantisme geobjectiveerd; neergelegd in de wet, nageleefd door het Nederlandse volk. „De hoogleraar Kranenburg schrijft in zijn Nederlands Staatsrecht, kort en duidelijk, over de vorming van de Noord-Nederlandse staat: het doel van de nieuwe staat was de erkenning en de waarborging van het recht der burgers op geestelijke vrijheid. Daarom is de belangrijkste bepaling van de Unie van Utrecht art. 13, laatste lid: mits dat een ieder particulier in zijn religie vrij zal mogen blijven en dat men niemand ter oorzake van de religie zal mogen achterhalen of onderzoeken."
Daar, zegt Kranenburg, daar ligt het fundament van de Unie, daar ligt haar rechtsgrond, daar ligt de grote betekenis van de Nederlandse staat en de Nederlanders hebben als taak van de staat gesteld, de waarborging van de onaantastbaarheid der geestelijke vrijheidssfeer van de burgers. Een wolk van getuigen is er om aan te tonen, dat het beginsel der vrijheid van religie, van geweten, in de Nederlanden juist door het Protestantisme werd beleden. Van Willem van Oranje is het bekende woord: God in waarheid te dienen is een gave van de Heilige Geest, waartoe nooit de staatsmacht mag dwingen. Marnix en Voetius hebben zich in gelijke geest uitgelaten, terwijl ook het bekende theologische leerboek, de Synopsis, deze strekking ademt. Op grond daarvan kan toch moeilijk ontkend worden, dat het beginsel van de Noord-Nederlandse staat een principe was,, dat door de Protestanten werd beleden. Dat het niet altijd en terstond in de prakijk kon worden gebracht, was een gevolg van het feit, dat men — na het verraad van Rennenberg — gegronde redenen had om aan de betrouwbaarheid van vele roomsgezinden te twijfelen.
„Maar in verhouding tot hetgeen in het buitenland regeerpraktijk was, kon hier een geestelijke vrijheid opbloeien, die van heinde en ver de vervolgden om het geloof deed toestromen!" Joden, Lutheranen, Doopsgezinden, de Engelse Independenten, Cartesius, Spinoza en de Hernh u t t e r s werden gastvrij ontvangen, konden hun religie vrij belijden en hun zeden en gewoonten vrijelijk beleven. „In de 18e en de 19e eeuw waren er Rooms- Katholieke vervolgden in het eigen land en ze hebben zich hier vrij kunnen vestigen. Dit is alles de objectivering van het Protestantse beginsel der geestelijke vrijheid, dat in art. 13 lid 2 van de Unie van Utrecht als eerste op de hele wereld is geformuleerd. En nu is dat Nederlandse volk door dit beginsel van zijn staatsvorm geworden tot een eenheid in verscheidenheid. En dat Nederlandse volk kan alleen zichzelf blijven, als het die eenheid verbonden aan de verscheidenheid weet te bewaren."
De objectivering van het Protestantse vrijheidsbeginsel uit de Unie van Utrecht is in de Nederlandse Staat gebleven. Prof. Scholten illustreert dit door het begrip vrijheid te omschrijven. „Vrijheid is niet alleen de afwezigheid van dwang. Vrijheid is dat men zich in eigen aard en persoonlijkheid kan ontwikkelen tot op eigen wijze te zijn een beelddrager Gods". Een typisch voorbeeld, er zijn er velen, is de regeling voor gewetensbezwaarden.

Na nog enkele voorbeelden gegeven te hebben hoe zuiver Protestants gedacht vele overheidsregelingen zijn, vervolgt de hoogleraar: „En zo zou ik U ook kunnen spreken over het onderwijs. Eerst heeft men gezegd: het onderwijs is vrij, gij kunt een school oprichten, maar U moet het zelf betalen. Later werd het anders — en daar leven wij nu onder — de Overheid zegt: onderwijs is opvoeding, dat is een kwestie van het geweten, dat is een kwestie van overtuiging en wanneer Gij meent ,dat op die manier Uw onderwijs moet worden ingericht, zal ik U de middelen verschaffen om Uw taak als ouders na te komen. Een typische toepassing van art. 13 lid 2 van de Unie van Utrecht". „Zo werd Nederland Nederland. Zo ontwikkelde zich de kracht °van ons volk. Vrijheid van overtuiging voor ons zelf en dus ook gegund aan de ander." En dan besluit Prof. Scholten met er op te wij- 5 zen hoe het Utrechtse Domplein symbolisch is voor de objectivering van het Protestantse beginsel in de Nederlandse staat.

„Daar ziet U in het plaveisel afgetekend de grondslagen van een Romeins castellum, dat is een herinnering aan de macht, waaronder voor het eerst het Christendom in deze landen werd gepredikt. Dat was humanisme. Dan ziet U aan het Domplein staan, als machtige herinner i ng aan het middeleeuwse Christendom, de majestueuze Domkerk. En ginds in die hoek de Universiteit van Voetius, als geen andere van de Nederlandse Universiteiten verbonden aan het in zijn stedelijke bestuursvorm georganiseerde volk.
En dat alles gegroepeerd om dat kunsteloze standbeeld van Jan van Nassau, de schepper van de Unie van Utrecht, opgericht in de onmiddellijke nabijheid van de zaal waar die Unie van Utrecht werd gesloten. Een zaal, die in haar herboren pracht, blijvend herinnert aan die grootse staatkundige schepping om geweld van 's koningswege te weren en gesloten om dit kostbare kleinood — dat een ieder in zijn geweten vrij zal mogen blijven en dat men niemand ter oorzake van de religie vervolge — te beschermen .
Dat staat alles in de schutse van de Domtoren, waarvan de klokken, zoals een geschiedschrijver dat vermeldde, zeer dreunden toen die Unie op 23 januari 1579 werd gesloten. Alles in steen uitgedrukt; de samenstelling van het Nederlandse volk, de geestelijke verscheidenheid van teen volk, uit vrijheid geboren. Een vrijheid, die door het Vrijheidsbeeld op het Domplein wordt uitgedrukt, uitgedragen naar de toekomst. Alles tesamen beeld van de historische oorsprong van de Nederlandse staat, alles tesamen symbool van het dragend beginsel van nu en ook symbool van de kracht van het Protestantisme voor de toekomst!"

Ds. A. Vergunst, predikant van de Geref. Gemeente te Rotterdam-C., besluit, nadat gezongen is het lied uit Valerius' Gedenkklank: „De Heer heeft eertijds zijnen volke geholpen uit veel angst en pijn", (in de Ned. Herv. bundel Gez. 146 : 3) de samenkomst met de enkele woorden: „Bewaar het pand U toebetrouwd" en gebed.

En dan bruist in het kerkgebouw op het Lutherlied als een waardig besluit van een waardige hervormingsbijeenkomst. Een hervormingsbijeenkomst .die leerde, dat het kostbare goed der Reformatie waard is om er voor te leven en voor op de bres te staan

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1964

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Hervormingsdag 1964 - Dag van bezinning

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1964

Protestants Nederland | 8 Pagina's