Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring aangaande het huwelijk tussen reformatorische en rooms-katholieke christenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring aangaande het huwelijk tussen reformatorische en rooms-katholieke christenen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tekst van deze verklaring met twee aanhangsels staat afgedrukt in „Archief van de Kerken" (waarin opgenomen Katholiek Archief) van 27 maart 1970. Een noot vermeldt:

„Dit stuk, opgesteld door de gespreksgroep van rooms-katholieke en reformatorische theologen met betrekking tot het gemengde huwelijk, is nu aanvaard door de gereformeerde kerken in Nederland en de nederlandse hervormde kerk (zie kol. 291). Dr. C. P. van Andel stelde voor geen wijzigingen aan te brengen op kleine punten, omdat die dan ook weer de andere kerken moeten passeren. Het stuk moet nog officieel worden aanvaard door rooms-katholieke kerk, cvangelisch-lutherse kerk en de remonstrantse broederschap. Zodra dit is geschied, wordt het gezonden als handreiking aan kerkeraden, predikanten en priesters voor inzegening en begeleiding van kerkelijk gemengde huwelijken."

In kolom 291 van dit nummer van „Archief van de Kerken" staat o.a.: „De bij het stuk gevoegde bijlagen behoren, strikt genomen, volgens de gespreksgroep niet tot de verklaring. Zij beogen een nadere informatie te geven en behoeven dus niet met de verklaring te worden goedgekeurd." Met de bijlagen zijn blijkbaar de twee aanhangels bedoeld. Aanhangsel II, „Enige opmerkingen vanuit reformatorisch gezichtspunt over het burgerlijk en kerkelijk huwelijk" bevat enkele duidelijke en onschuldige mededelingen. Misschien had de laatste zin van nr. 4: „Deze beloften impliceren dat het huwelijk man en vrouw voor het leven aan elkaar verbindt" beter kunnen luidep: „ . . . . aan elkaar behoort te verbinden". Want reformatorische kerken plegen zich aan de wet te houden; zij zullen een paar na burgerlijke echtscheiding niet als gehuwd blijven beschouwen. Aanhangsel I, „Sluiting van een christelijk gemengd huwelijk naar katholiek kerkrecht", is kennelijk geïnspireerd op de inaugurale rede „De Trentse huwelijksvorm" (1966) van prof. mr. dr. P. J. M. Huizing S. J., die in de redactiecommissie zat. Het is een moeilijk stuk, dat vragen doet rijzen.

In de Verklaring zelf is hetgeen onder „C. De huwelijksinzegening" staat in zoverre misleidend, dat het de indruk wekt, alsof men na de burgerlijke huwelijkssluiting het gemengde huwelijk naar keuze kan laten inzegenen in een R.K. of in een reformatorische kerk. Eerst in Aanhangsel I volgt de onthulling, dat de R.K. partij na het burgerlijk huwelijk door de R.K. Kerk nog als ongetrouwd wordt beschouwd. De huwelijkssluiting, die voor de R.K. Kerk geldig is, geschiedt pas ten overstaan van een priester en getuigen. Daarna kan een inzegening plaats hebben, die geen kerkrechtelijke betekenis heeft. Ten aanzien van doop en opvoeding van eventuele kinderen vermeldt de Verklaring niet, dat de Instructie van de Congregatie voor de Geloofsleer van 18 maart 1966 1) nog van kracht is en dat kardinaal Alfrink zich daaraan terecht houdt, zoals bleek uit hetgeen hij op 17 augustus 1969 voor de radio zei naar aanleiding van het geval Jutphaas. De verplichting om de kinderen R.K. tc laten dopen en R.K. op te voeden is van goddelijk recht. Dat heeft kardinaal Alfrink in zijn interventie namens de Nederlandse bisschoppen op de in oktober 1967 te Rome gehouden bisschoppensynode nog eens uitdrukkelijk bevestigd.2) Een bisschop kan geen dispensatie geven van al wat van „goddelijk recht" is.

Christelijke opvoeding is in R.K. interpretatie R.K. opvoeding en men kan door vagere formuleringen niet van die verplichting afkomen. Ook dat was duidelijk uit de woorden van de kardinaal op 17 augustus 1969. De Verklaring spreekt van „opvoeden in de geest van het Evangelie van Jezus Christus". Dat is zeker zo'n vagere formulering. „Daarbij spreekt het vanzelf dat aan de huwenden geen andere vragen worden voorgelegd dan die in het openbaar gesteld worden" zegt de Verklaring. Maar na het geval Jutphaas spreekt dat helemaal niet vanzelf. Op 1 april 1970 vertelde iemand voor de televisie in de rubriek „Kenmerk", dat hij aan de vooravond van zijn gemengd huwelijk een formulier met Latijnse tekst had thuis gekregen met verzoek het te ondertekenen en aan het bisdom te zenden; hij had het evenwel bij zijn familiepapieren bewaard. De Verklaring veronderstelt de mogelijkheid van aantekening van de doop in de boeken van beide kerken. Wie in een R.K. doopregister staat ingeschreven, is R.K. Dat wordt niet vermeld.

„De kerk die het huwelijk inzegent zal bereid zijn de predikant of priester van de andere betrokken kerk uit te nodigen bij de dienst aanwezig te zijn er na overleg, op verantwoorde wijze hieraan deel te nemen" aldus de Verklaring. Maar kennelijk gaat het niet om een huwelijksinzegening, maar om een R.K. huwelijkssluiting. Aanhangsel I wijst wel op het verschil tussen sluiting en inzegening van een huwelijk in de R.K. Kerk, maar noemt niet de voorschriften van de Instructie van 1966. Het aanhangsel maakt onderscheid tussen „door de Katholieke Kerk erkend huwelijk" en „katholiek huwelijk" (zie N.B. 1 onder het Aanhangsel) en noemt als voorbeelden de burgerlijke huwelijken van protestanten en niet-gedoopten. Accoord, maar protestanten (voor zover zij nooit R.K. gedoopt zijn en nooit R.K. geweest) en ongedoopten zijn in het Kerkelijk Wetboek vrijgesteld van de canonieke vorm van huwelijkssluiting; daarom zijn hun huwelijken, zonder die vorm gesloten, ook geldig voor de R.K. Kerk. Deze kan hen er niet van beschuldigen in concubinaat te leven of hen gerechtigd te verklaren canoniek met een ander te trouwen. Maar zij worden niet tot de sacramenten toegelaten, hoewel het huwelijk tussen twee protestanten als onontbindbaar sacrament wordt beschouwd. In het Aanhangsel gaat het evenwel over leden van de R.K. Kerk, die een gemengd huwelijk kunnen sluiten, dat erkend, maar niet R.K. is. Worden zij dan nog tot de sacramenten toegelaten? Dat wordt niet vermeld. Benedictus XIV heeft bij zijn bekende „Declaratio" van 4 november 1741 voor de Nederlanden en België gemengde nict-canoniek gesloten huwelijken geldig en onontbindbaar verklaard, maar ze tegelijkertijd gebrandmerkt als zeer ernstige misdrijven, waarvoor zwaar geboet moest worden, speciaal door te trachten de niet-R.K. echtgenoot tot de kudde van de R.K. Kerk terug te brengen. Het was oorspronkelijk een maatregel om te beletten dat militairen, die in de barrièresteden in garnizoen lagen, hun in de Noordelijke Nederlanden niet-canoniek gesloten gemengd huwelijk door een bisschop ongeldig lieten verklaren om canoniek met een ander te kunnen trouwen. De „Declarario Benedictina" is tot Pasen 1908 van kracht gebleven. Sedert zijn in Nederland alle niet-canoniek gesloten gemengde huwelijken ongeldig voor de R.K. Kerk. De Instructie van 1966 handhaaft dit uitdrukkelijk; als er echter moeilijkheden ontstaan, moet de bisschop het geval met alle omstandigheden voorleggen aan de Heilige Stoel. Het Aanhangsel spreekt in deze niet van machtiging van de H. Stoel; het bepaalt in nr. 4:
„Vrijstelling van het voorschrift om het huwelijk voor pastoor en getuigen te sluiten wordt door de bisschoppen in Nederland gegeven wanneer de partners of hun pastor dat vragen. In dat geval erkent de Katholieke Kerk het burgerlijk huwelijk. Daar kan ook een inzegening in een reformatorische gemeente op volgen."

Dit is dan een voorbeeld van een erkend, niet-R.K. huwelijk. De bisschoppen hebben misschien een algemene machtiging. Volgens nr. 6 zijn bij een nietkerkelijke huwelijkssluiting geen vragen betreffende de opvoeding van eventuele kinderen voorgeschreven.

Dit is alles duidelijk. Onduidelijk is de tweede alinea van nr-, 4: „Het kan zijn dat de partners wel in de Katholieke Kerk willen trouwen, maar dat ze beiden of één van beiden het burgerlijk huwelijk als de eigenlijke sluiting beschouwen, en het hele gebeuren in de kerk alleen als inzegening. Naar de letter van de kerkelijke wet zou dan ook genoemde vrijstelling nodig zijn, omdat de wederzijdse wil het huwelijk te sluiten tijdens het gebeuren in de kerk niet zou bestaan. O.i. echter blijkt ook daar duidelijk de wederzijdse wil elkaar als man en vrouw te aanvaarden." Volgens het Aanhangsel is hier dus geen vrijstelling nodig, m.a.w.: er wordt een canoniek huwelijk gesloten. Maar de ene partner of beiden wilden dat juist niet. De indruk wordt gevestigd, dat men die ene partner of beiden cr in laat lopen. En hoe staat het in zo'n geval met de vragen omtrent doop en opvoeding? Verwarrend werkt ook nr. 5 over „interkerkelijke" huwelijkssluiting: „Het komt voor dat de partners hun huwelijk willen sluiten voor een reformatorische en een katholieke pastor samen, in een reformatorische of katholieke kerk. Die sluiting wordt ook door de Katholieke Kerk erkend, ook al zou de reformatorische pastor de ondervraging of de uitnodiging betreffende de huwelijkstoestemming stellen, mits hij dit dan mede namens zijn aanwezige katholieke collega doet." Aangezien in Nederland geen huwelijk voor een reformatorische pastor gesloten kan worden, betreft het hier een huwelijk, gesloten voor een R.K. pastor. Zijn reformatorische collega mag als spreekbuis fungeren, hetgeen het huwende paar alleen maar op een dwaalspoor kan brengen. De „uitnodiging betreffende de huwelijkstoestemming" is een verwijzing naar het nieuwe R.K. huwelijksritueel, dat met ingang van 1 juli 1969 van kracht is: In plaats van de vragen te stellen kan de priester het paar uitnodigen elkaar de vragen te stellen. Toevoeging van deze informatie was misschien niet overbodig geweest. Nr. 7 suggereert, dat de R.K. Kerk vandaag of morgen wel eens het burgerlijk huwelijk zou kunnen gaan erkennen: „Erkenning van het burgerlijk huwelijk door de Katholieke Kerk óók voor katholieken is niet principieel uitgesloten. In ons land neemt het aantal katholieken, die het burgerlijk huwelijk als de eigenlijke sluiting beschouwen, toe. Dat zou eventueel na verloop van tijd tot plaatselijk kerkelijk gewoonterecht kunnen worden, zo dat de katholieke kerk in Nederland het burgerlijk huwelijk voor alle katholieken zou erkennen."

Op een nog te vormen R.K. gewoonterecht kunnen de reformatorische Kerken thans niet bouwen. Zij moeten afwachten wat er te voorschijn komt bij de herziening van het Kerkelijk Wetboek, waaraan thans gewerkt wordt. Dat erkenning van het burgerlijk huwelijk door de R.K. Kerk óók voor R. Katholieken niet principieel uitgesloten is, heeft prof. Huizing uitvoerig bepleit in zijn inaugurale rede. Hij baseert dit hoofdzakelijk op twee stellingen, die uit zijn betoog te distilleren zijn:
1. Het ging in Trente alleen om de openbaarheid. Aangezien een ambtenaar van de burgerlijke stand niet bestond, werd huwelijkssluiting ten overstaan van een priester voorgeschreven.
2. De R.K. Kerk heeft altijd zo tegen het burgerlijk huwelijk gefulmineerd, omdat in zijn oorsprong het burgerlijk huwelijk tégen het kerkelijk huwelijk was gericht.

Beide stellingen zijn onjuist, de tweede in elk geval wat Holland betreft. Het Concilie van Trente heeft geweigerd alle geheime huwelijken ongeldig te verklaren; alleen die, welke voor de Kerk geheimgehouden werden, zouden ongeldig zijn. De Kerk zelf kon canoniek gesloten huwelijken geheim houden, ook voor de ouders van de huwenden en voor de burgerlijke overheid, hoewel de openbare bekendheid van huwelijken een zaak is, die juist de burgerlijke overheid aangaat. Op deze wijze beheerste de Kerk de civiele status van alle gedoopten; het Trents huwelijksrecht was het meest efficiënte wapen van de contra-reformatie. Wie zich niet onderwierp aan de voorwaarden, die de Kerk stelde, kon niet geldig trouwen en geen wettige kinderen hebben. Het was de logische consequentie van de aloude rechtsregel van Rome: de dwaling heeft geen recht. Als het Trents huwelijksrecht voor deze gewetensdrang niet bedoeld was, is het schandaal van de toepassing in die zin des te groter. Om niet in dezelfde fout van zulk een gewetensdrang te vervallen heeft voor het eerst de regering van Holland en West-Friesland in 1580 de mogelijkheid geopend van een zuiver burgerlijke vorm van huwelijkssluiting, zonder enige bemoeienis van de volkskerk. Het was een maatregel ter wille van de gewetensvrijheid, speciaal voor R. Katholieken en dissenters, om iedereen in staat te stellen een geldig huwelijk te sluiten en een civiele status te hebben. Prof. Huizing ziet hierin echter alleen maar een dwangmaatregel: „Het spreekt vanzelf, dat dit burgerlijk huwelijk niet door het kerkelijk recht kon worden erkend". Die vanzelfsprekendheid is in het kader van het betoog van prof. Huizing minder duidelijk. De zaak is, dat de R.K. Kerk zich niet interesseert voor bekendheid van de huwelijken van haar leden bij de burgerlijke overheid; dat is althans niet het beslissende punt. De hoofdzaak is voor haar, dat haar leden een huwelijk sluiten, dat door het canonieke recht beheerst wordt en niet door een ander recht. Duidelijk blijkt dat in Italië. Nauwelijks was, ten gevolge van het Concordaat van 1929, het tot dan bestaande verplichte burgerlijke huwelijk facultatief geworden, of de R.K. Kerk verbood haar leden een burgerlijk huwelijk te sluiten. Het lijkt wat voorbarig om in een stuk, bedoeld als informatie voor reformatorische kerkeraden en pastores, de verwachting te wekken, dat erkenning van het burgerlijk huwelijk door de R.K. Kerk voor de deur staat.

Conclusie: de Verklaring en Aanhangsel I zijn als „handreiking" voor reformatorische kerkeraden en predikanten op sommige punten niet duidelijk genoeg en zelfs misleidend.


Noten:
1) Nederl. vertaling in „Katholiek Archief" van 22 april 1966.

2) Kosmos en Oecumene, jrg. 1968, no. 1, blz. 24.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1970

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Verklaring aangaande het huwelijk tussen reformatorische en rooms-katholieke christenen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1970

Protestants Nederland | 12 Pagina's