Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dankbaarheid van een humanist

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dankbaarheid van een humanist

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hoofdraadsman (van de Humanistische Verzorging in de krijgsmacht) schrijft in zijn maandblad „EGO": „Wij zijn dankbaar". En de reden geeft hij er onmiddellijk bij: „voor het feit dat er tegenwoordig steeds meer christenen komen die begrijpen dat het zo niet moet". Hóe moet het dan niet? Antwoord: zoals legerdominee J. J. Poort het doet!

Op zichzelf is het natuurlijk frappant, dat deze topman van de humanistische verzorging in de strijdkrachten het begrip van „steeds meer christenen" (niet bestrijdt, maar:) huldigt, ja, er „dankbaar" zelfs voor is. Frappant: ik wist niet, dat Jeruzalem een voorstad van Athene was (geworden). Evenzeer frappant is ook, dat deze heer dat blijkbaar wéét, dat hij dat blijkbaar bijhoudt. ,,Steeds meer" christenen doen het zó, dat hij er „dankbaar" voor kan zijn. Is deze kennis resultaat van enquêtes? Rollen er cijfers uit computers? Houdt hij aantekening op grafieken? Ik wist van niets, tot heden.

Maar goed. Dankbaarheid dus „dat het zo niet moet", en dat steeds meer dat goed begrijpen. In concreto: als er een (humanistisch) raadsman door de ouders gevraagd wordt te spreken bij de begrafenis van hun zoon, dan moet een legerdominee, die ook aanwezig is, 't verzoek van de kazernecommandant een woord namens alle kazernepersoneel te spreken, met „NEE" beantwoorden. En als hij spreekt, moet hij NIET het Evangelie gaan verkondigen. Dat deed ds. Poort wèl, en de hoofdraadsman vraagt hem scherp: „is het nu teveel van de dominee gevraagd om zich eindelijk eens voor te stellen wat een pijn hij deze man, die toch al ondersteboven was door het verlies van zijn zoon, heeft p-edaan, door zijn doldriest christelijk optreden?"

Antwoord: ja, dat is teveel gevraagd. En ik wil van mijn kant dan óók „eindelijk eens" (en voorgoed) verklaren waaróm dat te veel, veel te veel, is gevraagd.

Ten eerste: een mens mag toch in dit land, waar vrijheid van meningsuiting heerst, eerlijk en recht uit 't hart spreken, zonder van dat hart een moordkuil te maken? Ik dacht, dat iedereen, ook andersdenkenden, zoals die vader, dat respectéren zou, al hoeft men 't niet te accepteren.

Ten tweede: over de toespraak door de raadsman schrijft de heer Lips, dat „wij weten dat de betrokken raadsman voor de begrafenis tweemaal een lang gesprek heeft gevoerd met de familie en met hen nauwkeurig heeft overlegd wat hun wensen waren voor het laatste woord. En dat laatste woord heeft de raadsman uitgesproken". Ziedaar! De raadsman heeft dus gezegd wat de familie wilde dat gezegd zou wórden. Dat is typerend voor deze humanistische verzorgers. Zij zijn spreekbuis van mensen. Maar de hoofdraadsman zou toch moeten weten dat de christelijke geestelijke verzorgers dat nu juist NIET zijn. Dat zij, intégendeel, spreekbuis van Christus Jézus moeten zijn. Dat is de totaal andere opdracht! En inderdaad: misschien dat de predikant, die deze opdracht (nog) vervult, een luisteraar „pijn" doet (dat doen goede artsen óók, overigens) en misschien ook (wil de heer Lips die mogelijkheid óók eens overwegen?), dat dit ongevraagde Evangelie de man tot zégen is geworden (er zijn méér mensen, die hun gebalde vuist open hebben zien gaan, onder de prediking, tot een bedelaarshand. . . . ja, de christenheid bestaat zelfs, lóuter, uit zulke mensen - óf ze verliest de naam, de kwalificatie „christenheid"!).

Ten derde: „doldriest" noemt de hoofdraadsman zulk christelijk optreden. Het zij zo. Maar een ander christelijk optreden is er niet. Het markeert de identiteit van de christelijke prediking. Christus zelf heeft gesproken, en gehandeld, is gekomen en gebleven, „ondanks" en niet dank zij de adhaesie van zijn auditorium: „gij hebt Mij niet uitverkoren, maar ik heb u uitverkoren". En in de navolging van Hem beweegt zich de gehele kerkgeschiedenis, van Paulus en zijn zendingsreizen" tot en met de christelijke geestelijke verzorging in de strijdkrachten heden ten dage. In navolging van haar Heer; in opdracht van haar Heer; op hoop van zégen door haar Heer! Is dat „doldriest"? Of: authentiek-christelijk?

De hoofdraadsman is „dankbaar voor het feit dat er tegenwoordig steeds meer christenen komen die begrijpen dat het zo niet moet". Dankbaar dus met christenen die beleefd hun mond houden als 't Evangelie blijkbaar niet gewenst wordt. Dankbaar met christenen die hun roeping afhankeliik stellen van niet-christenen. Dankbaar met christenen bij wie de norm „Christus en Zijn Woord" reeds vervangen is door „Ons ego en diens mening". Dankbaar met de vele emigranten, uit Jeruzalem naar Athene. Een bedenkelijke dankbaarheid. Het is de dankbaarheid om de geestelijke verhuizing van de christenheid naar het humanisme; een verhuizing naar, om met de gelijkenis van de verloren zoon te spreken: „een vèr gelegen land".

Wat mij betreft ik zou (héél) dankbaar zijn als er steeds meer christenen zouden komen, die begrijpen dat het zo NIET moet! Is het teveel van de hoofdraadsman gevraagd zich dat eindelijk eens voor te stellen?

J. J. Poort, legerpredikant

(Naar aanleiding van „Soldatendominee" door ds. J. J. Poort, uitgave „De Banier" Utrecht^ en maandblad „EGO", augustus 1972).

N.B.

Graag hebben wij in P.N. ruimte gegeven aan bovenstaand artikel. Immers de door ds. Poort bedoelde publicatie van de humanistische Hoofdraadsman Lips staat niet op zichzelf. Vormt eerder - naar het, zich laat aanzien - slechts een fase in een nogal agressieve ontwikkeling.

Ter illustratie diene, dat de redactie van het ook hiervoor reeds genoemde maandblad „Ego" (van de humanistische geestelijke verzorging voor militairen) enige maanden geleden aan een aantal personen, onder wie de toenmalige Hoofdluchtmachtpredikant ds. A. C. J. van der Poel, gevraagd heeft om medewerking aan een artikelenreeks betr. taak, positie en omvang van de geestelijke verzorging in de strijdkrachten. De bijdrage van ds. v. d. Poel, geplaatst in het mei-nummer van „Ego", is - hoe voorzichtig gesteld ook - de humanistische „raadslieden" kennelijk slecht bevallen. Raadsman A. Zoetebier geeft n.1. in het septembernummer van genoemd blad zijn visie op de geestelijke verzorging en doet dit (let wel: door zijn eigen redactie gevraagde) artikel alsvolgt „af": „Tenslotte nog één opmerking. Op de door ds. v. d. Poel aan ons gestelde vragen ben ik niet bereid te reageren. Niet vanwege de vragen maar vanwege de mentaliteit die tot de opmerkingen en vragen hebben geleid en waaruit duidelijk blijkt, dat de humanistische uitgangspunten al bij voorbaat niet worden gerespecteerd. Daarmede is in feite communicatie onmogelijk geworden."

L. Huizer

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1972

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De dankbaarheid van een humanist

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1972

Protestants Nederland | 8 Pagina's