Waarom wordt gij een protestant genoemd?
In de Heidelberger Catechismus staat de vraag: „Waarom wordt gij een Christen genoemd?" Het antwoord daarop is geen historische uiteenzetting, maar een geestelijke uitleg: „Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo Zijner zalving deelachtig ben". Zou het niet zinvol zijn om ook de vraag eens te stellen: „Waarom wordt gij een Protestant genoemd?" ? Dat is slechts dan het geval, als die naam behalve een historische, ook een geestelijke inhoud heeft. Ik wil in dit artikel proberen om dat aan te tonen. Mijn doel daarbij is, dat wij zuiniger en zorgvuldiger met die naam omgaan en het ware van het valse woordgebruik leren onderscheiden.
Voor zover ik heb kunnen nagaan, komt de naam Protestant bij Luther alleen voor in zijn geschrift: Wider das Papstthum zu Rom (Tegen het pausdom te Rome) uit 1545. Daarin zegt hij, dat de reformatorische christenen door hun rooms-katholieke tegenstanders vaak worden aangeduid als „die protestirenden Stände".
In het woord „stenden" ligt een verwijzing naar de staatsorde van het oude Duitse Keizerrijk, waarin de verschillende groepen der bevolking corporatief waren georganiseerd en allen hun eigen vertegenwoordigers hadden in de Rijksdag, die hun belangen moesten behartigen. De historie- schrijver Johannes Sleidanus uit de 16e eeuw heeft het optreden van die protesterende stenden beschreven. Het vond plaats op de Rijksdag te Spiers in 1529. En dan vermeldt hij erbij: „Dit is de oorsprong van de naam Protestanten, die niet alleen in Duitsland, maar ook bij de volken daarbuiten zeer verbreid en bekend is". Klaarblijkelijk is wat in Spiers is gebeurd, zó belangrijk geweest, dat de reformatorische christenen in de hele wereld tot op vandaag ernaar vernoemd zijn.
Wat heeft zich op die Rijksdag in 1529 afgespeeld? Door de politieke omstandigheden en onder druk van de keizer heeft daar een meerderheid het in 1526 met algemene stemmen genomen besluit, dat aan de afzonderlijke Rijksdelen de vrijheid gaf om de plaatselijke kerk te hervormen, tenietgedaan. Deze ingrijpende koerswijziging vond plaats uit politieke overwegingen. Men wilde een halt toeroepen aan afvalligheid, onvrede, tweedracht, strijd. Staatsrechtelijk was nu de minderheid verplicht om zich te onderwerpen aan dit meerderheidsbesluit. Dat betekende, dat men de keizer steunen moest in het onderdrukken van allerlei erschreckligen neuen Lehren und Sekten" (allerlei verschrikkelijke nieuwe leringen en secten). In die dreigende situatie zijn toen de vertegenwoordigers van de evangelisch-gezinde stenden bijeengekomen en besloten zij gebruik te maken van het enige middel, dat hun nog ten dienste stond: het indienen van een bezwaarschrift tegen die noodlottige daad van opheffing van de vrijheid tot kerkreformatie. Zulk een bezwaarschrift was een wettig politiek middel, al werd er weinig gebruik van gemaakt. Dat bezwaarschrift droeg nu de naam Protestatio. Het was een uitvoerig en weloverwogen stuk, waarin men zich bereid verklaarde om de keizer de verschuldigde eer en gehoorzaamheid te bewijzen; maar in zaken, „die Gottes Ehre und unserer Seelen Heil und Seligkeit angehen und betreffen" (die de eer van God en het heil en de zaligheid van onze zielen aangaan en betreffen), is men alleen God, onze hoogste Koning en de Heer aller heren, gehoorzaamheid verschuldigd. Hierin staat een ieder „für sich selbst vor Gott und musz Rechenschaft geben" (voor zichzelf voor het aangezicht van God en moet rekenschap afleggen).
Het is eigenlijk niet zo verwonderlijk, dat dit optreden der reformatorisch-gezinde stenden met hun plechtige Protestatio het geboorte-uur is geweest van een naam, die tot in onze eeuw toe bewaard is gebleven. Daar in Spiers en in het jaar 1529 heeft het reformatorisch geloof immers voor het eerst een duidelijke gestalte gekregen. Het is sociaal en politiek mondig geworden. En wat daarbij opvalt is, dat die mondigheid het geloof voor het eerst sinds twaalf eeuwen weer terugplaatst in de situatie der eerste christenen, die immers ook om des gewetens wil tegenover de keizer en de wereldse machthebbers kwamen te staan. Om de betekenis van die Protestatio volledig te beseffen, moeten wij nu enkele facetten ervan goed tot ons laten doordringen.
1, Deze plechtige geloofsverklaring ging niet uit van theologen of kerkelijke ambtsdragers, maar van niet-theologisch-geschoolde gemeenteleden. Zij was dus uitvloeisel van de reformatorische prediking en lag geheel in de lijn van Luthers optreden te Worms in 1521, waar hij tegenover de wereldlijke machtshebbers de woorden sprak: „Ik ben door de woorden der Schrift gebonden in mijn geweten en gevangen in Gods Woord; herroepen kan en wil ik niets, want het is onjuist en gevaarlijk om iets tegen het geweten te doen!" Het is dus daar in Spiers, als oorspronkelijk reformatorisch erfgoed, duidelijk aan het daglicht getreden, dat er een ambt der gelovigen is! Voor het echte Protestantisme is dat geenszins een „vergeten ambt". De gelovige leeft, woont en werkt in de wereld te midden van de niet-gelovigen. Hij is daar niet zonder meer solidair met zijn medemensen. Hij is daar zeker ook niet een geïsoleerde enkeling. Als gelovige vertegenwoordigt hij daar Christus en het Evangelie. En dat houdt in, dat hij daardoor telkens komt te staan tegenover de anderen, die niet geloven. Ja, wat nog belangrijker is, - hij komt daardoor in zijn wereldse beroep en maatschappelijke functie meermalen tegenover de machten, die in de wereld werkzaam zijn. Hij moet en mag dat „tegenover" niet uit de weg gaan. Dat is zijn ambt!
2. De Protestatio van de evangelische stenden in Spier draagt het oorspronkelijke karakter van belijden. Daar is voor het eerst sinds eeuwen de eigenlijke inhoud van het woord confessie weer naar voren gekomen. Als vervolg op die Protestatio is immers in 1530 de Augsburgse Confessie ontstaan, die de rnoeder is van alle reformatorische belijdenissen. Het waarachtige belijden wordt geboren in de critieke situatie, waarin men zich om des geloofs wil gesteld ziet tegenover de machten van het ongeloof, en daarvan openlijk kennis geeft en verantwoording aflegt. Er ligt dus in het woord Protestatio geen negatieve, maar veeleer een sterke positieve klank. Het is niet een tegenspreken, doch een nadrukkelijk, openlijk, plechtig belijden wat men gelooft, om daarmee de anderen, de ongelovigen, in het aangezicht te weerstaan. In die zin is belijden oorspronkelijk reformatorisch erfgoed. Zó zijn ook onze hervormde belijdenissen ontstaan. Iemand, die dat als echt protestants christen beseft heeft, is Groen van Prinsterer geweest. Van hem zijn de woorden: „Belijden is het uitkomen voor de waarheid op het punt, waar de tijd bezwaar heeft en waar het belijden met lijden vergezeld is. De aard van de tijd wijst het belijden aan, dat in dat tijdsgewricht den gelovigen voegt. Ten aanzien daarvan is plichtsbetrachting en moedbetoon aan de orde van de dag". Zulk een protesterend belijden is een daad, een beslissing, omdat het een duidelijke stellingname en openlijke positiekeuze is tegenover de wereld en het ongeloof.
3. Het protesterend belijden van de reformatorisch- gezinde stenden in Spiers was geen vrijwillige, eigenmachtige daad. Het was geen politiekrevolutionaire beslissing. Men stelde zich niet overmoedig tegenover de keizer en het rijksgezag terwille van een politiek en sociaal ideaal. Men handelde zelfs niet vanuit het verlangen naar godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid. Zó heeft men het wel vaak voorgesteld, maar de inhoud van de Protestatio weerspreekt dat. Er lag een heel ander motief achter dit protesterend belijden. Dat was een motief, dat onafscheidelijk verbonden is met de wijze waarop men in de Hervorming het Evangelie nieuw had leren verstaan, namelijk als de rechtvaardiging door het geloof. Daarin was men immers als enkeling in een persoonlijke verhouding tot God gekomen. Daarin was men persoonlijk de vergeving der zonden en de verlossing uit het gericht deelachtig geworden. Daarin was men persoonlijk Christus ingelijfd en al Zijn weldaden deelachtig geworden. Zó wezenlijk had men daarin de genade ervaren en omhelsd, dat het een onmogelijkheid was om dat geloof te verloochenen. God, ziel en zaligheid waren ermee verbonden! Kan al een man zijn vrouw niet verraden, en een moeder haar kinderen niet, hoe dan een gelovige zijn Heer en Heiland?! Zó staat het in de Protestatio: „In zaken, die de eer van God en de zaligheid van onze zielen betreffen, staat een ieder voor zichzelf voor het aangezicht van God en moet rekenschap geven". De eer van God en de zaligheid der zielen maakten het onmogelijk om een andere beslissing te nemen. En ook dat is nu oorspronkelijk reformatorisch erfgoed: om die dingen het laatste en diepste motief te laten zijn in ogenblikken, waarin men in het ambt van gelovigen tegenover de wereld staat. Wie zich dan door andere beweegredenen laat leiden, wordt gedreven door onzuivere bedoelingen. Hij handelt sociaal, politiek, menselijk, werelds. De ware christen bedoelt alléén Gods eer en de zaligheid der zielen. Dat is protestants!
(Bovenstaand artikel „Waarom wordt gij een Protestant genoemd?" - geschreven door dr. W. Aalders - werd met toestemming van de redactie overgenomen uit het „Kerkblaadje", uitgave van de „Kring van Vrienden van Kohlbrugge".)
Het door dr. "W. Aalders ter jaarvergadering uitgesproken referaat „Calvijn en het Gereformeerd Protestantisme" werd in uitgewerkte vorm gepubliceerd in het december-nummer 1972 van Theologïa Reformata". In enigszins bekorte vorm hopen wij dit stuk te kunnen plaatsen in het nummer van februari a.s.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973
Protestants Nederland | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973
Protestants Nederland | 8 Pagina's