Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In memoriam Paus Paulus VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In memoriam Paus Paulus VI

30 juni 1 9 6 3 . 6 augustus 1978

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Aanvaard de tiara, versierd met drie kronen, en weet dat gij zijt de vader van vorsten en koningen, regeerder van de wereld op aarde, plaatsbekleder van onze Verlosser Jezus Christus, aan wie is de eer en de glorie in de eeuwen der eeuwen." Onder het uitspreken van dit aloude kroningsformulier zette kardinaal Ottaviani op 30 juni 1963 de tiara op het hoofd van Paulus VI. Letterlijk bovenmenselijk, want goddelijk is de taak, die de paus op zich neemt. Hij moet de Kerk en de wereld regeren als ware hij Christus zelf; bij afwezigheid van de vorst regeert de stadhouder.

Hoezeer Paulus VI doordrongen was van de bovenmenselijkheid van de hem door Christus aangewezen positie blijkt uit zijn eerste encycliek, waarin hij zijn regeringsprogramma bekend maakte, Ecclesiam Suam, gedateerd 6 augustus 1964, op het feest van de Transfiguratie van Christus. God heeft hem geplaatst in het middelpunt van de mensheid, die in vier concentrische cirkels om hem gegroepeerd is (nr. 100). Met al die cirkels wil de paus een dialoog beginnen als beste vorm tot uitoefening van zijn apostolische taak tegenover de mensheid. De buitenste cirkel omvat de mensheid als geheel, de wereld. De tweede cirkel: de nietchristelijke monotheïsten. De derde: de afgescheiden broeders. De vierde: de huisgenoten, de kinderen van de éne, heilige, katholieke en apostolische Kerk.

In de eerste cirkel voelt de paus zich wereldvorst: „Overal, waar de volken in vergadering bijeen zijn om de rechten en plichten van de mens vast te stellen, zullen wij, als men het ons toestaat, graag tegenwoordig zijn, en wij beschouwen dit als een eer." (nr. 101). Wat betreft de tweede cirkel, hoewel de paus hoopt, dat zij de ene ware godsdienst zullen erkennen, spreekt hij zijn eerbied uit voor de geestelijke en morele waarden van die godsdiensten en hij wil de gelegenheid openen voor een dialoog met hen over gemeenschappelijke waarden, (nr. 112). Met de afgescheiden broeders in de derde cirkel is de dialoog al begonnen. Op sommige punten is misschien tegemoetkoming mogelijk, maar aan de door Christus verleende prerogatieven kan niet getornd worden; het ligt ook niet in de macht van de paus om afbreuk te doen aan de ongereptheid van het geloof. Hij vermoedt op dit punt wantrouwen en weerstand. „Maar omdat de katholieke Kerk het initiatief heeft genomen, de éne kudde van Christus te herstellen, zal zij met alle prudentie en consideratie op deze weg blijven voortgaan." Met droefheid constateert de paus, dat hij zelf de grootste hinderpaal voor de hereniging is: wordt er niet gezegd, dat de vereniging gemakkelijker zou zijn, als het primaat van de paus werd opgeheven? (nrs. 113, 114).

„Wij smeken onze gescheiden broeders, te willen bedenken, hoe onhoudbaar deze opvatting is, niet alleen omdat de katholieke Kerk zonder de paus zou ophouden te zijn wat zij is, maar ook, omdat zonder het opperste, doeltreffende en beslissende herdersambt van Petrus de eenheid van de Kerk van Christus uiteen zou vallen. En tevergeefs zou men trachten de eenheid te herstellen langs een weg, die verschilt van de ware norm, door Christus gegeven. Terecht zegt Sint-Hiëronymus: 'Er zouden in de Kerk evenveel schisma's zijn als Priest e r s ' . . . . . . "

„Onder gehoorzaamheid verstaan wij het onderhouden van de kerkehjke wetten en het zich onderwerpen aan de wettige overheid, en wel met bereidwilligheid en rust, zoals aan vrije en liefhebbende kinderen past. De geest van onafhankelijkheid, van kritiek, verzet en aanmatiging is geheel in strijd met de liefde, die in de Kerk de solidariteit, de eendracht, de vrede in stand houdt en bevordert."

Hoe is het tijdens Paulus VI met die dialogen gegaan? Het meeste succes heeft de paus met de buitenste cirkel gehad, met de wereldpolitiek. Als diplomaat en jurist was hij op dat gebied het beste thuis. Alle groten der aarde kwamen hem bezoeken. Steeds meer Staten knoopten diplomatieke betrekkingen aan met de Heilige Stoel. Deze was vertegenwoordigd bij alle internationale organisaties en conferenties. Zelf sprak hij de Verenigde Naties toe. Dit alles gaf hem grote voldoening. Maar hij meent dat het hem ook toekomt, wereldarbiter te zijn, zoals de pausen in de Middeleeuwen. Op 21 oktober 1970, tijdens de algemene audiëntie, sprak hij het uit: „Tot verrassing van menigeen komt, op merkwaardige wijze in ere hersteld, het woord van de heilige Paulus weer opduiken: „Spiritualis homo iudicat omnia": de geestelijke mens kan alles beoordelen (1 Kor. 2 : 15). Met typisch middeleeuwse kracht heeft dit woord al eens weerklonken in de befaamde en omstreden uitspraak van Bonifatius VIII waarin werd beweerd, dat 'ratione peccati', dit is, onder het transcendente morele aspect, vanuit de gerichtheid op God, 'alle menselijke zaken onderworpen zijn' aan Petrus' sleutelmacht." 1) Vanzelfsprekend moet de pauselijke politiek in de eerste plaats in het belang van de Kerk zijn, daarom opportunistisch, zij moet zich richten naar de winnende partij.

V^oor contacten met de groepen uit de tweede cirkel bestaat er een pauselijk secretariaat voor de nietchristelijke godsdiensten.

Wat betreft de dialoog met de gescheiden broeders, de derde cirkel, de Orthodoxe patriarchen houden vast aan het standpunt, dat zij de bisschop van Rome alleen een ereprimaat willen toekennen, maar geen regeermacht over hun Kerken. Het is de taal van het Concilie van Chalcedon uit 451. Toen kardinaal Willebrands in november 1973 het feest van Andreas in Constantinopel kwam meevieren, bracht patriarch Dimitrios hem onbewimpeld aan zijn verstand, dat hij hem ontving als vertegenwoordiger van zijn „oudere broeder". 2)

De leiding van de Wereldraad van Kerken daarentegen is tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie door nauwe contacten met het pauselijk Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen in de waan ge^ raakt, dat het pausambt wel zou veranderen, zodat alle Kerken zich onder de paus zouden kunnen scharen. Men ging streven naar eenheid van organisatie van alle Kerken en liet de voor samenwerking bedoelde oecumenische beweging van de Wereldraad opgaan in Rome's oecumenisme3). Dit moest op onderwerping aan de paus uitlopen in zijn bestaande machtspositie. Men begreep niet, dat die positie, als zijnde van goddelijk recht, niet veranderen kan. Wie het misverstand begreep was de paus zelf. En hij had het fatsoen herhaaldelijk te waarschuwen, het eerst in een rede op 20 januari 1965: men moest de afgescheiden broeders niet om de tuin leiden door de leer van de Kerk te verdoezelen. Zijn geloofsbelijdenis op 30 juni 1968, die de dogma's van 1870 omvatte en waarbij hij de hoop uitsprak op vereniging in één kudde onder één Herder, veroorzaakte consternatie op de Algemene Vergadering van de Wereldraad te Uppsala, maar een R,K, waarnemer suste de zaak. Bij zijn bezoek aan de Wereldraad te Genève op 10 juni 1969 presenteerde Paulus VI zich met de woorden: „Onze naam is Petrus", waarbij hij de charisma's en de plichten memoreerde, die aan die naam vastzitten. Maar ook dat werd niet begrepen. Men bleef hopen op toetreding van de R.K. Kerk als lid van de Wereldraad op voet van gelijkheid. Maar op de vergadering van het Centraal Comité van de Wereldraad in januari 1971 te Addis Abeda maakte de secretaris Hamer O.P. van het Secretariaat voor de Eenheid duidelijk, dat daarvan geen sprake kan zijn. De misverstanden bij de Wereldraad over het wezen van de R,K. Kerk zijn inmiddels niet opgelost.

De dialoog ten slotte met de vierde kring, de huisgenoten, bleek de moeilijkste van alle. De kinderlijke onderwerping was soms ver te zoeken. In een rede op 29 augustus 1973 over de eenheid binnen de Kerk leverde de paus felle kritiek op degenen, die het juridische, institutionele aspect in discrediet brengen, maar betuigen in de Kerk te willen blijven, of liever „Kerk" te willen zijn. Zij verklaren Katholieken te zijn, maar op hun manier, met vrije en persoonlijke emancipatie van gedachten en houding en tevens met de trotse ambitie van onaantastbare autenticiteit. 4) In een toespraak over de Kerk als Volk Gods op 5 september 1973 raakte de paus dermate in vuur over zijn „van Christus ontvangen" primaat, dat hij afweek van de voor L'Osservatore Romano geschreven tekst. Volgens het dagblad La Stampa van 7 september onthulde de paus, dat hij zelfs van een R.K. theoloog in die dagen een brief had ontvangen, waarin hem gevraagd werd afstand te doen van het primaat. „Als ge eens wist hoeveel schema's en hoeveel boeken mij bereiken om een nieuw type Kerk voor te stellen. Wat een kinderachtigheid!" aldus de paus. Een theoloog had hem geschreven: „Maar doe afstand, doe afstand. Paus, van uw macht en dan zult ge zien hoe goed de zaken zullen gaan, allen zullen in vrede zijn". Commentaar van Paulus VI: „En ik zou de sleutels moeten nemen, die Jezus aan Petrus en daardoor aan zijn opvolger gegeven heeft en ze weggooien om de Kerk nieuw te maken? Dat zou wat moois zijn!"

In het kader van de Romeins-Katholieke Kerk (Rooms is alleen maar een verouderd woord voor Romeins) kan de paus inderdaad zijn machtspositie niet veranderen. Voor een Romein is de organisatie het belangrijkste van alles. De structuur van de Kerk, de positie van de paus en de apostolische successie, zijn bovendien van goddelijk recht verklaard, kunnen daarom niet veranderd worden. 5) In een toespraak tot de kerkelijke rechtbank de Heilige Romeinse Rota op 4 februari 1977 heeft Paulus VI gezegd, dat er geen scheiding gemaakt mag worden tussen theologie en recht, tussen de Kerk als instituut en de Kerk als mystiek Lichaam van Christus 6). Heft men de goddelijkheid van de juridische organisatie op, dan valt dus de Kerk van Christus in elkaar.

Tot zover enige kanttekeningen bij de toepassing van de encycliek Ecclesiam Suam. Op de veertiende verjaardag van die encycliek, 6 augustus 1978, op het feest van de Transfiguratie van Christus, is paus Paulus VI de eeuwigheid ingegaan. Onmiddellijk daarna heeft een aantal R.K. persoonlijkheden een brief opgesteld aan het College van kardinalen onder de titel: „De paus, die wij wensen". De volledige tekst is o.a. gepubliceerd in The Times van 14 augustus en in Le Monde van 15 augustus. Tot de ondertekenaars behoren bekende geëmancipeerde theologen, zoals Congar, Küng, Schillebeeckx, en vooraanstaande leken, onder wie Marga Klompé. Van hun wensen zijn verschillende misschien wel te vervullen zonder dat het wezen van de R.K. Kerk wordt aangetast: een paus, die open staat voor de wereld, die meer zieleherder dan diplomaat is; decentralisatie, meer macht aan de bisschoppen; herziening van het stelsel van nuntiaturen wordt reeds een riskante eis. Maar wat te denken van het opruimen van de dogmatische obstakels voor de eenheid van de Kerken? De grootste obstakels zijn de dogma's van 1870. Kunnen die zomaar afgeschaft worden? De breuk tussen Rome en Luther is ontstaan doordat Luther beweerde, dat de Concilies wel eens gefaald hadden (de pauselijke onfeilbaarheid was nog niet aan de orde). Luther meende zijn eigen, aan het Evangelie gebonden geweten te moeten gehoorzamen, tenzij men hem uit de Schrift overtuigde, dat hij dwaalde. Hij had geen bezwaar tegen een opperbisschop in de Kerk, maar wel tegen een bisschop van goddelijk recht, die de gewetens beheerst. In de R.K. Kerk is het geloof omgezet in gehoorzaamheidsplicht aan het onfeilbaar leergezag, een juridische plicht, gegrond op de doop. Die gehoorzaamheid is noodzakelijk voor het zieleheil; dat is al bepaald in de bul Unam Sanctam van Bonifatius VIII uit 1302 en bevestigd in de dogma's van 1870, die door Vaticanum II gehandhaafd zijn. Er is geen plaats voor een gewetensbezwaar, dat de kerkelijke gehoorzaamheid zou opheffen, heeft Paulus VI op 4 februari 1977 tot de Heilige Romeinse Rota gezegd. Sinds de onfeilbaarheidsverklaring liggen de dogma's onherroepelijk vast. Opheffing kan alleen door een revolutionaire daad van een paus. Dan zou de zichtbare Kerk als volmaakte maatschappij van goddelijk recht, die uitsluitend zichzelf gerechtigd acht Gods Woord te interpreteren, weggevaagd zijn. Dan zou de R.K. Kerk zijn als iedere andere Kerk. Bedoelen de ondertekenaars dat? Dan moeten zij het duidelijk zeggen. In zijn testament heeft Paulus VI over het oecumenisme geschreven: „voortgaan met de toenadering tot de afgescheiden broeders, met veel begrip, veel geduld en grote liefde, maar zonder af te wijken van de ware katholieke leer." 7)

1) L'Osservatore Romano, 22 oktober 1970. Nederl. vertaling Archief van de Kerken, 11 december 1970, kol. 1112.
2) Zie Protestants Nederland januari 1975, p. 4 en 5, in NASCHRIFT bij artikel „Het verraad der oecumenisten".
3) Zie artikel, vermeld in noot 2.
4) L'Osservatore Romano van 30 aug. 1973.
5) Dat Christus zelf zijn éne Kerk gesticht heeft en aan het hoofd daarvan zijn plaatsbekleder Petrus en diens opvolgers gesteld heeft en hun goddelijke macht heeft verleend, werd door Bonifatius VIII in zijn bul „Unam Sanctam" van 1302 vastgelegd. Dit is dogmatisch bekrachtigd in 1870 en juridisch bevestigd in het Kerkelijk Wetboek van 1917.
6) L'Osservatore Romano van 5 februari 1977.
7) L'Osservatore Romano van 12 augustus 1978.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

Protestants Nederland | 8 Pagina's

In memoriam Paus Paulus VI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

Protestants Nederland | 8 Pagina's