Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Semper reformanda

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Semper reformanda

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Rede uitgesproken door prof. dr. C. Graafland op Hervormingsdag 1978 in de Oude Kerk te Delft.)

De aanduiding semper reformanda is ontleend aan een oude uitspraak van onze vaderen. Zij spraken over de kerk der hervorming als de ecclesia reformata quia semper reformanda. Dat betekent letterlijk: de kerk is een gereformeerde kerk omdat zij altijd weer gereformeerd, hervormd moet worden. Kerhervorming is voor onze vaderen dus een voortdurende zaak en een voortdurende noodzaak geweest. Dat is niet iets, dat een keer achter de rug is, als voltooid kan worden beschouwd, maar de kerkhervorming is een voortgaand gebeuren. Zij komt altijd weer tot ons, niet slechts als een gave, maar ook als een opdracht, als een gebod van God.
Als wij dus in de lijn van onze vaderen willen denken en handelen, zullen wij ook nu, wanneer wij de kerkhervorming herdenken, niet kunnen en niet mogen volstaan met stil le slaan bij wat God ons in vroeger eeuwen heeft geschonken, maar zullen wij ons, slaande in het heden, hebben af te vragen, wat onze roeping is om kerk van Christus in deze lijd te zijn, om nu gestalte le geven aan de opdracht des Heren om zijn getuigen te zijn.

Sola Scriptura
Wij willen dat doen door ook nu uit te gaan van het Woord des Heren zelf. Ook in dat opzicht voegen wij ons dan in het spoor van onze vaderen. Want de ziel /an de Reformatie is toch wel geweest, dat de kerk toen is teruggekeerd tot de Bron, waaruit zij leeft, het Woord des Heren: Sola Scriptura, de Schrift alleen. Wij werden getroffen door het woord van de apostel Paulus in Rom. 12:2: „ . . . en wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoed, opdat gij moogt beproeven, welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil Gods zij". Wat ons in het bijzonder in dit apostolisch woord opviel, was, dat hier zo duidelijk in de tegenwoordige tijd wordt gesproken. Paulus zegt niet: u bent deze wereld niet meer gelijkvormig, want u bent al veranderd door de vernieuwing uws gemoeds. Als hij zo zou gesproken hebben, zou hij alleen gewezen hebben op een feit, dat in het verleden had plaats gevonden. Maar Paulus stelt het geheel in de tegenwoordige tijd. Wordt deze wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed. Het is maar niet iets, dat al in het verleden is geschied en dat nu als een voltooide, een bereikte zaak kan worden gezien. Nee, dit proces is nog in volle gang. Daarom komt het nu als een opdracht in het heden tot de gemeente van Rome, om ook nu en weer geheel en al gericht erop te zijn om deze wereld niet gelijkvormig te zijn en veranderd te worden door de vernieuwing van het gemoed.
Dat zo de nadruk op deze opdracht en dit proces van vernieuwing en hervorming in het heden wordt gelegd, zal ongetwijfeld zijn reden gehad hebben. Het zal nodig geweest zijn voor deze gemeente te Rome om hierop uitdrukkelijk te worden gewezen. En dat dit nog steeds nodig is, zal ons duidelijk worden, als wij, ook vanuit dit Schriftwoord, nagaan, waaruit deze vernieuwing, deze hervorming bestaat. Die voortgaande vernieuwing heeft namelijk betrekking op het aan deze wereld niet gelijkvormig worden en op de vernieuwing van het gemoed.

Innerlijke vernieuwing
Ik denk, dat het goed is om bij het laatste le beginnen. Omdat daarin de kern ligt, het hart: de vernieuwing van het gemoed. Voor „gemoed" kunnen wij ook lezen: het denken. Maar dan niet bedoeld in een oppervlakkige zin, maar in de diepe zin van het woord: ons denken over de dingen van tijd en eeuwigheid, van deze wereld, van ons leven, en van alle dingen die hiermee samenhangen. Ons denken is onze gezindheid, ons diepste innerlijk, waar ons hele geestelijke beslaan bij betrokken is. Dat moet worden vernieuwd. En dat niet slechts één keer, maar voortdurend, in een voortdurend proces van vernieuwing. De Schrift laat er geen twijfel over bestaan, dat dit nodig is voor ieder van ons. Dat is immers niet anders dan de boodschap van de bekering, die in gans de Schrift zo indringend tot ons komt. In de prediking van de profeten reeds, maar ook in de prediking van Jezus zelf, en ook bij de apostelen telkens weer. Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Zonder die bekering zullen wij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Het gaat in die bekering om de vernieuwing van ons denken (metanoia betekent letterlijk om-denken). En tegelijk gaat het in die bekering ook om de vernieuwing van ons doen en laten, van ons hele leven.
Deze vernieuwing van het gemoed is noodzakelijk voor ons allen. Want zonder dat missen wij het allerbelangrijkste, en het allernoodzakelijkste. We kunnen gereformeerd zijn, wij kunnen orthodox zijn, wij kunnen voorvechter zijn van de waarheid, wij kunnen trouwe kerkganger zijn, maar als wij niet vernieuwd zijn in ons gemoed, als wij niet bekeerd zijn, slaan wij toch buiten het Koninkrijk Gods. Dan zal de Here toch eenmaal tot ons zeggen: ga weg van mij gij werker der ongerechtigheid. Die vernieuwing van het gemoed is dus een uiterst persoonlijke èn voortdurende èn noodzakelijke aangelegenheid voor ons allen. Bekering is nooit een zaak van het moment. Maar van ons hele leven. Maar dat is ze niet alleen. Het is niet alleen noodzakelijk voor ons persoonlijk, dat wij eenmaal en telkens weer opnieuw vernieuwd worden, maar het is niet minder noodzakelijk voor de gemeente als gemeente, en voor de kerk als kerk. We moeten eraan denken, dat Paulus deze brief schrijft aan de gemeente te Rome. Hij heeft dus ook de gemeente in haar geheel op het oog. Dat heeft hij ook in dit woord. Daarom wordt dit woord ook nu tot ons als gemeente, als kerk gericht. Ook dan geldt het, dat het niet alleen nodig is, dat de kerk eenmaal vernieuwd is, maar dat zij elkens weer vernieuwd wordt. In haar gemoed, haar gezindheid, haar diepste centrum van bestaan, naar binnen en naar buiten. Ja inderdaad, zowel naar binnen als naar buiten. Die vernieuwing naar binnen komt vooral naar voren in de vernieuwing van het gemoed, van het denken. En de vernieuwing naar buiten komt vooral naar voren in het niet gelijkvormig worden aan deze wereld, en het beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God is.

De verzoeking van de aanpassing
Die innerlijke vernieuwing van de kerk als een voortgaand proces: hoe zouden wij deze nü hebben te verstaan? Want daar gaat het natuurlijk om. Als het nodig is om ook nu vernieuwd te worden, als kerk en als gemeente, waarom is dat dan nodig en waarin is dit nodig? Nu, in onze tijd.
Ik denk, dat wij dan toch ook in dit opzicht hebben le luisteren naar dit Schriftwoord. De gemeente van Rome stond namelijk na haar bekering lot het geloven in Christus bloot aan een tweeërlei verzoeking. Die verzoeking was in de eerste plaats, dat zij, staande midden in een heidense wereld, toch weer opnieuw aan het denken van die wereld, van dat heidendom zich zou aanpassen. En de andere verzoeking was, dat zij niet meer werkelijk zou leven uit de bron van het heil, die in Christus ligt, maar dat het leven des geloofs zou verkillen, verslappen en verstarren. Omringd door deze dreigende gevaren kan deze gemeente alleen maar waarachtig gemeente van Christus zijn, wanneer zij voortdurend weer vernieuwd wordt in haar denken, voortdurend weer zich oriënteert aan Christus, die het Hoofd is van zijn gemeente.

Ik ben er zeker van, dat als het erop aan komt, deze twee verzoekingen nog steeds de gemeente van Christus bedreigen. Dan moeten wij wel het eerst letten op de verzoeking om zich aan te passen aan het wereldse denken van deze tijd, dat toch ten diepste kan worden gekwalificeerd als het denken vanuit een modern heidendom. Er is niet zoveel verschil meer tussen de vroeg-christelijke kerk en onze laat-christelijke kerk. Want beide kerken leefden en leven temidden van een god-loze en goddeloze wereld. Dat kan soms in brute vorm openbaar komen. Dat komt het ook steeds meer. Maar het kan ook in zeer geraffineerde vormen openbaar komen. Wij hebben advent Kind, komt Gij ditmaal in ons hart Om alle duisternis en smart en alle zonde en plagen op eenmaal te verjagen? Ach, Heer, wij zijn zo boos gezind, wij hebben 't kwaad alleen bemind, en Uwe ster wil schijnen alleenlijk voor de reinen. Bedek onze ogen voor een wijl en dan — doorlicht ze met Uw heil, en 't hart, dat Uw geboden belacht, ai wil het doden. Wie weet, zijn nare donkerheid wordt glanzend licht als Gij er schreit, want Gij komt zonder vrezen, daar, waar geen mens wil wezen. O, Kind, dat glimlacht zacht en teer, wij zien Uw ster, wij zien U weer, O Jezus wil ons horen: Wordt nu in óns herboren. Willem de Merode Uit: Verzamelde gedichten. met beide vormen te maken. Maar ik vermoed dat die laatste verfijnde vorm van heidendom voor ons nog het meest gevaarlijk is, omdat zij zo geruisloos zich van velen in de kerk meester maakt.

Wat is dan dat modern-heidense denken? Wel, dat kunnen wij kortweg zo omschrijven: het is een denken, een gezindheid, een levenshouding, waaruit God en zijn Wet en zijn Woord zijn weggebannen. Leven alsof God er niet is. Leven alsof er geen gebod van God is. Maar leven naar eigen inzicht, volgens eigen idealen, naar eigengemaakte geboden en inzettingen. Dat is het werelds denken, dat op dit ogenblik zich van ons volk, en helaas ook van grote delen van de christelijke gemeente meester maakt. Het is het proces van de aanpassing, dat momenteel in volle gang is. Nivellering van kerk en wereld.
We zouden dit op meerdere punten concreet kunnen maken. Ik noem slechts de theologie als kerkelijke geloofswetenschap. Deze theologie wordt momenteel bezield door het streven van de bemiddeling tussen kerk en wereld. Men wil een brug slaan van de kerk naar de wereld, van het christelijk geloof naar het denken van de (natuurlijk) mens in onze tijd. En dat concretiseert zich weer op deze wijze, dat er een nivellering, een gelijkschakeling zich voltrekt tussen goddelijke gerechtigheid en een bepaalde politieke gerechtigheid, tussen de vrijheid, waarmee Christus vrijmaakt door het geloof in Hem en de revolutionaire, marxistische bevrijdingsidee. Een verbinding van christelijk geloof en socialisme en marxisme. Dat is dan wellicht een markant voorbeeld van deze aanpassing. Er zijn ook veel meer geleidelijke vormen van aanpassing, waarin niettemin toch in wezen hetzelfde proces aan de gang is. Inderdaad is dit een machtige verzoeking, waaraan de kerk in onze tijd bloot staat. We zien, hoe ouderen en vooral jongeren erdoor worden meegenomen, en zo het spoor bijster raken.

De verzoeking van de verstarring
Maar toch wil ik op dit ogenblik meer nog de aandacht vragen voor de verzoeking, die van de andere kant tot ons komt. De verzoeking van de verkilling, de verslapping en vooral de verstarring. Zoéven kregen wij de gelegenheid om naar anderen te zien. En misschien is dat wel nodig, niet opdat wij ons zouden verheffen, maar opdat wij ernst zouden maken met het woord des Heren: gij die meent te staan, ziet toe dat (ook) gij niet valt.

Maar ik denk, dat ons vooral de gelegenheid moet worden gegeven om naar onszelf te zien. Om oog te hebben voor het geweldige gevaar, dat ons bedreigt, namelijk, dat wij als kerk en gemeente verkillen en verstarren. U moet eraan denken, dat toen onze vaderen spraken van een „semper reformanda", een altijd weer vernieuwd moeten worden van de kerk, zij dan dit beeld van de kerk concreet voor ogen hadden: de kerk orthodox in de leer, maar in de beleving en de uitleving dood en doods. Dat „semper reformanda" hield dus de oproep in om daadwerkelijk te léven uit het heil in Christus, door het Woord ons gepredikt, in een levend geloof. Aan dat laatste ontbrak het in ernstige mate. Het ontbrak niet aan een goede orthodoxe, gereformeerde leer. Maar het ontbrak aan levend geloof, het ontbrak aan het leven uit en bij deze leer. Daarom was nodig een nadere reformatie.
Wat denkt u, ziet het beeld van de kerk er nu anders uit? Dan denk ik nu niet zozeer aan de dwalingen, die er in de leer op allerlei wijze in de kerk worden gepresenteerd. Maar ik denk aan ons als gemeente en gemeenteleden, die vandaag Hervormingsdag vieren, die getrouw menen te zijn aan de leer der vaderen. Geldt het ook voor ons niet, dat wij ten prooi zijn gevallen aan de verzoeking van de verkilling en de verstarring? We hebben wel de leer, maar waar is het leven, de beleving en de uitleving, het levend geloof? Het is niet zo moeilijk aan te wijzen, dat dit laatste in ernstige mate onder ons ontbreekt. We kunnen dat aanwijzen aan de oppervlakkigheid en de uitwendigheid, waarmee met de geestelijke dingen wordt omgesprongen. Wij kunnen dat duidelijk maken aan de twist en tweedracht rondom allerlei secundaire zaken, terwijl het hart van het geloof en van de liefde er niet in klopt. Wij kunnen dat duidelijk maken aan de verscheurdheid die er is onder hen, die zich gereformeerd willen noemen: een zaak, die velen afschrikt en hen doet bedenken, dat het daar (d.w.z. bij ons) in ieder geval niet te vinden is. En dan: waar is de zekerheid van het geloof, ons reformatorisch geloof? Waar is de blijdschap van het geloof? Waar is de liefde, als een brandend vuur? Waar is de levende hoop, die ons doet uitzien naar de toekomst des Heren?
Ja, dan is het inderdaad op zijn plaats, wanneer ook nu tot ons de apostolische vermaning wordt gericht: wordt hervormd door de vernieuwing van uw gemoed. De hervorming van de kerk ligt niet achter ons, maar zij staat als een goddelijke oproep en opdracht vóór ons. En wee onzer, als wij deze oproep niet verstaan, maar terzijde leggen in een gereformeerde zelfvoldaanheid. Dat moest ons eens meer benauwen: ons ontzaglijk tekort, onze grote schuld, juist als kerk der Reformatie, als Gereformeerde Gezindte. Dan zouden wij misschien niet zoveel redenen meer hebben om naar anderen te zien. Wij zouden de hand in eigen boezem steken, en het zou blijken, dat zij er melaats zou uitkomen.

Niet wereld gelijkvormig worden
Wij spraken over de noodzaak tot innerlijke vernieuwing. Maar het innerlijke is altijd verbonden met het uiterlijke. Dat blijkt ook uit dit woord van Paulus. Daarom spreekt hij niet alleen over de vernieuwing van het gemoed, maar ook over het niet gelijkvormig worden aan deze wereld. U moet er wel aan denken, dat dit uiterlijke toch een voluit geestelijke zaak is. Uiterlijk is iets anders dan uitwendig. Velen hebben van die wereldgelijkvormigheid inderdaad een uitwèndige zaak gemaakt. Uitwendig is dan tegelijk oppervlakkig. Alsof het in een paar oppervlakkige buitenissigheden zou zitten: deze wereldgelijkvormigheid. Dat dat zo vaak onder ons gedacht wordt, is ook één van de bewijzen, hoe verstard en verkild wij leven. Wij hebben nauwelijks meer „feeling" voor wat het hart van de zaak is. Wij verstaan niet meer waar het op aan komt. En daarom verliezen wij ons in tweede- en derderangszaken, en maken daar ruzie over onder elkaar.
Nee, Paulus bedoelt met deze wereldgelijkvormigheid iets anders. U moet er namelijk op letten, dat hij spreekt over deze wereld. Het gaat erom dat wij niet aan deze wereld gelijkvormig worden. Deze wereld staat tegenover de toekomende wereld. Of meer bijbels gezegd: deze wereld staat tegenover het Koninkrijk Gods, dat komend is. Tussen die twee bestaat een diepe volstrekte tegenstelling. Deze wereld staat onder heerschappij van de overste der wereld, de duivel. En het Koninkrijk Gods staat onder de heerschappij van God. Deze wereld is aan de duisternis vervallen, omdat de vorst der duisternis in haar en over haar heerschappij voert. Maar het Koninkrijk van God is het Rijk van Gods licht. In deze wereld leven dan ook de kinderen der duisternis. In het Koninkrijk Gods leven de kinderen des lichts. En dan ook nog deze tegenstelling. Deze wereld is aan het voorbijgaan, zij heeft haar tijd gehad, zij is tot de ondergang gedoemd, geoordeeld als zij reeds is door het eeuwig oordeel van God. Omdat de overste dezer wereld reeds geoordeeld is (Joh. 16 : 8, 9). Maar het Koninkrijk van God komt, heeft de toekomst nog vóór zich en in zich. En daarom allen, die in dit Koninkrijk mogen staan en leven hebben ook de toekomst nog vóór zich. Merkwaardig toch wel. Deze wereld wil progressief zijn, zij wil met haar tijd meegaan. En Gods kerk wordt voor ouderwets uitgekreten, zij komt achteraan, zij hoort tot de nachtschuit. Maar de Bijbel leert ons, dat het precies andersom is. Déze wereld is door en door verouderd, afgedaan, afgeschreven, door God zelf. Zij heeft geen toekomst. En het Koninkrijk Gods met de gemeente Gods als haar gestalte in deze wereld, is in de diepe zin van het woord progressief, zij gaat voort, op weg naar de grote toekomst des Heren.
Zo verstaan wij nu ook, wat het inhoudt om aan deze wereld niet gelijkvormig te zijn. Het is: ons niet (meer) laten leiden door het schema van denken en leven en handelen, zoals dit wordt voorgeschreven door een wereld, die alleen maar is opgesloten in haar eigenwillige en eigenmachtige wetten, waarin geen toekomst zit, omdat er geen perspectief is naar Gods toekomst. Zo'n wereld kan zich wel druk maken over 1980 of over het jaar 2000. Maar dat is een toekomst met een kleine t. Niet onbelangrijk op zichzelf, maar als zij wordt losgemaakt van wat God met zijn wereld van plan is, wordt het een paniekerige en zelfs wanhopige zaak.
Niet aan deze wereld gelijkvormig zijn, dat wil zeggen van Gods toekomst leven, en zo ingezet worden in de gang van het Rijk van God in deze wereld. Dan komen ook alle aspecten van het leven, ook van het dagelijkse leven, in het vizier. Maar dan verlost van de autonomie, de eigenwettelijkheid van deze wereld. Maar opengebroken naar Gods wil en Gods toekomst. Zo ontdekt u wel, dat er met deze wereldgelijkvormigheid heel wat meer aan de hand is, dan de meesten, die hun mond vol hebben tegen de wereldgelijkvormigheid, denken. Ik zou een document op tafel kunnen leggen, dat op de ene bladzijde de mond vol heeft over de vermaning tegen de z.g. wereldgelijkvormigheid, en dat op de andere bladzijde zelf bol en vol staat van de echte wereldgelijkvormigheid. Het luistert wel heel nauw. Weer moet het worden gezegd, dat wij alleen oog hebben voor wat de werkelijke wereldgelijkvormigheid is, wanneer wij zelf zijn veranderd en telkens weer worden veranderd door de vernieuwing van ons denken.

De wil van God doen
Ook in het woord van Paulus komt dit duidelijk naar voren. Want hij laat het niet bij algemeenheden. Nee, hij maakt het concreet. Want niet aan deze wereldgelijkvormig worden, dat neemt gestalte aan in een leven, waarin beproefd wordt, welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God is. Het blijkt hieruit opnieuw, dat de toets ligt in de uitleving van het Woord en de wil van God. Ik denk, dat wij in onze tijd dit wel heel duidelijk te zien krijgen. De ethische kant van het leven wordt steeds meer de toets, waaraan de waarachtigheid van ons christelijk leven en van de christelijke gemeente gemeten wordt.
We zien, dat Paulus dan meerdere aspecten noemt van die wil van God. Het gaat er allereerst om, dat wij die wil beproeven. Dat wij er dus mee bezig zijn, in het onderzoeken van wat die wil is, in de overlegging ervan, opdat wij de draagwijdte en de diepte ervan zullen verstaan. Ook wil het zeggen, dat wij er een proeve van afleggen, in ons leven, zodat er iets in ons leven gezien wordt, van die wil van God. We voelen zo maar aan, hoe dringend en actueel dit is. Want bestaat er niet een knagende en zelfs ondermijnende onzekerheid, juist ook in onze gemeenten, over wat God van ons wil? Wat wil God van mijn huwelijk, mijn gezinsvorming, mijn gezinsleven, van mijn omgang met anderen op mijn werk, van mijn sociale en politieke opstelling? Vragen, die steeds meer klemmen, en waarop de antwoorden vaak uitblijven of zo vaag zijn, dat ze meer toesluiten dan ontsluiten. Beproeven wat de wil van God is. Verstaan wij nog wel die heilige kunst? Als het ons daaraan ontbreekt, ja, dan kan dat daaraan liggen, dat de vragen zo moeilijk zijn, dat onze tijd zo gecompliceerd is. Inderdaad. Maar kan het ook niet daaraan liggen, dat wij niet of te weinig betrokken zijn bij dat „semper reformanda"? Wij leven te gemakkelijk bij wat ons uit de traditie is overgeleverd, en wij beproeven die wil van God zelf niet voldoende in een levend geloof en in een levende overlegging en worsteling met het Woord van God. Öf wij laten ons te gemakkelijk meenemen door de mode van denken en doen in deze tijd, zonder dat wij ons stellen onder de toets van het goddelijke Woord.

Semper reformanda
Meer dan ooit zal dat „semper reformanda" betrekking hebben op dit beproeven van wat de wil van God is. Voor onszelf persoonlijk, voor onze kinderen, in de gemeente, in de kerk, in de maatschappij, in de politiek, enz. Want er is geen terrein van het leven, waar Gods wil niets over te willen heeft. Er is geen terrein van het leven, waar wij niet de strijd hebben te strijden om aan deze wereld niet gelijkvormig te worden.
De wil van God beproeven. Paulus zegt: daar zitten vooral drie kanten aan. De wil van God is het goede doen. Dat heeft vooral betrekking op onze naaste, onze relatie tot onze naaste. Goed zijn voor onze naaste, goed doen aan onze naaste, het goede willen met onze naaste. Want die naaste hebben wij toch lief als onszelf. Dat is toch Gods wil. Semper reformanda! Zou er op dit terrein in uw leven, in het leven van de gemeente in deze wereld, enige hervorming nodig zijn? Bent u er druk mee om ook in dit opzicht te beproeven wat God van u wil? En dan het tweede: het welbehagelijke. Dat wil zeggen: wat aan God welbehagelijk is. Eenvoudig geformuleerd: waar God zich over verheugt, waar Hij plezier in heeft, als u zo leeft. Leven dus tot eer van God. In alle dingen. Dat zal wel inhouden, dat wij wat minder met onszelf bezig zijn, onze eigen belangen, onze eigen eer, onze eigen inzichten en opvattingen, en dat wij meer op God gericht zullen zijn. Dat zou wel een geweldige verruiming geven, in de gemeente, Als een dominee, een kerkeraad, een mannen- en vrouwenvereniging, een gemeenteavond, een ministerie-vergadering of een classis en synode gericht zouden zijn op wat Gode welgevallig is. Ik denk, dat wij dan onszelf wat uit het oog verliezen, en de ander in een ander licht gingen zien, en dat er meer blijdschap en meer liefde zou zijn, dit alles zich voltrekkend voor het Aangezicht van God.
En dan ook nog: het volmaakte. We zouden ook kunnen lezen: het radicale. God heeft zelf geen half werk gedaan, maar een volkomen werk, radicaal, tot in de wortel toe. Dat te geloven, en dat te prediken, dat is de zegen van de Reformatie geweest. Maar het „semper reformanda" werd weer actueel, toen van dit volkomen, hele werk Gods weer een half werk werd gemaakt, waaraan het halve leven van de gemeente beantwoordde, leven bij het compromis. Nu leven wij meer dan ooit in een tijd, waarin radicaal leven vereiste is. Trouwens, daarin gaat zelfs de ongelovige wereld ons voor, vaak tot een beschamend voorbeeld voor ons. De Here vraagt van ons: om de wil Gods te beproeven, die radicaal is, volkomen, tot in de wortel toe. Dat hoeven wij niet te doen als een wet, die wij in eigen kracht hebben te volbrengen. Dat mogen wij doen uit kracht van het volmaakte werk Gods in Jezus Christus.
Dat evangelie is er de oorzaak van, dat wij mogen leven in een gereformeerde kerk, de kerk der Reformatie. Maar ditzelfde evangelie is er de oorzaak van, dat wij nu worden opgeroepen om in de kracht van de Geest ge-reformeerd te worden, voortdurend aan deze wereld niet gelijkvormig te worden, voortdurend veranderd te worden door de vernieuwing van ons gemoed, en voortdurend te beproeven, welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God is. Semper reformanda!

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Semper reformanda

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Protestants Nederland | 8 Pagina's