Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rome's schuld aan de Bartolomeusnacht (1572)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rome's schuld aan de Bartolomeusnacht (1572)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Duitse graaf Paul von Hoensbroech (1852-1923) bracht veertien jaren van zijn leven door in de jezuïetenorde (1878-'92). Waren het nutteloze jaren? Na lezing van het onderstaande is men overtuigd van het tegendeel. In verband met Von Hoensbroechs relaties in vooraanstaande kringen bestemden zijn superieuren in dè orde hem voor publicistisch werk van klasse. Daartoe lieten zij hem geschiedenis studeren aan de Berlijnse staatsuniversiteit. Niet alleen roomse auteurs moest hij lezen, ook protestantse. Door vergelijking van beider werk kwam hij allengs tot het inzicht, dat 'het christendom geen hiërarchische organisatie is die streeft naar macht, doch individueel godsdienstig leven'.

Na lang aarzelen trad v. H. uit de jezuïtenorde, nog voordat hij de laatste geloften had afgelegd. Als doel voor zijn toekomstige levensjaren, koos hij het verstrekken van voorlichting over, en het bestrijden van het ultramontaanse systeem. Dat berust op de leer dat de paus van Rome aan gene zijde van de bergen (de Alpen)-ultra-montes-opperheerschappij bezit, ook in staatkundige zaken. Voor het geven van kritische informatie over het -destijds brandende- vraagstuk van het ultramontanisme, publiceerde v. Hoensbroech een aantal doorwrochte boeken, die getuigen van zijn grote deskundigheid. Wij noemen: 'Das Papsttum in seiner sozial-kulturellen Wirksamkeit'; 'Vierzehn Jahre Jesuit'; en het gedeeltelijk posthume boek 'Der Jesuitenorden, eine Enzyklopädie'. Met gebruikmaking van ultramontaanse bronnen, wil v.H. aantonen dat het pausdom niet van goddelijke oorsprong kan zijn. Daar het pausschap de hoeksteen is van het roomse bouwsel, valt met de goddelijkheid van het pausdom ook die van de R.K. kerk. Met dogmatische weerleggingen komt men er niet, aldus v. H., maar uitsluitend met de objectieve geschiedenis. Die moet ons de waarheid leren: 'Magistra veritatis historia'.

Wat te denken van de stromen bloeds vergoten door de Inquisitie, een pauselijke instelling? 'De pausen, zegt V. H., hebben eeuwenlang aan het hoofd gestaan van een moordsysteem. Weliswaar meenden zij goed te handelen en God te dienen door de kettervervolgingen. Maar het is juist die goede trouw bij hun bloedig werk, die zo krachtig pleit tegen de z.g. goddelijkheid van het pausschap', meent v. Hoensbroech.

De terugkeer van de datum van de 24ste augustus op de kalender herinnert ons ieder jaar weer aan de moord op 30.000 hugenoten in 1572, op 24 augustus en volgende dagen en het lijkt ons daarom nuttig een samenvatting te geven van wat Von Hoensbroech schrijft over de morele schuld van de pausen aan die gruwelijke misdaad. In een noot op bladz. 199 van 'Das Papsttum' (I) citeert v. H. enkele regels uit brieven van de inmiddels heilig verklaarde Pius (1566-'72) aan koning Karei IX van Frankrijk. (De Potter: Lettres de Pie V). Uit de brieven spreekt moordlust. Hoe zou het anders kunnen? Voor zijn verkiezing was Pius V, als kardinaal Ghisleri, groot-inquisiteur geweest! Op 6 maart 1569 wijst de paus Karei IX erop, dat het zijn 'pHcht is om de ketters met de grootste gestrengheid te straffen.' En op 20 okt. '69 heet het: 'De vrucht van Uw (toekomstige) overwinning op de ketters zal zijn dat er na hun uitroeiing vrede en rust zullen heersen... En verder: Laat U niet overhalen tot een misplaatst medelijden, want geen mildheid en barmhartigheid zijn verschrikkelijker dan die, welke bewezen worden aan hen die de dood (!) verdiend hebben'. Het plan voor de moordpartij van 1572 tekent zich reeds af.

Om Rome's schuld aan de 'bloedige gruwelen' van de Bartolomeusnacht te bewijzen, beroept v. Hoensbroech zich op de berichten van een 'onverdachte getuige', de jezuïet Bonanni. In een werk over pauselijke penningkunde, opgedragen aan Innocentius XII en in 1699 uitgegeven met verlof van de generaal (algemene overste), schrijft Bonanni (I, 336 e.v.) dat het bloedbad op 24 aug. 1572 na een signaal (klokgelui) uit het koninklijk paleis begon: 'De hugenoten die te Parijs verzameld waren, voor het huwelijk van Hendrik van Navarre met Margaretha, zuster van Karel XI, werden bijna allen omgebracht... Drie dagen en drie nachten duurde het vermoorden van de
ketters . . . Van Parijs sloeg het bloedbad over naar andere steden. Er vielen meer dan 25.000 slachtoffers. (Viénot noemt het getal van 30.000).

Bonanni vertelt verder (I, blz. 200/'01): 'Die ongehoopte gebeurtenis vervulde paus Gregorius XIII (1572-'85) met des te groter vreugde, omdat hij gevreesd had dat de Franse ketters Itahë zouden overspoelen. Zodra hij het goede nieuws vernam, ging de paus aan het hoofd van een plechtige dankprocessie naar de Franse kerk van de Heilige Lodewijk. Hij schreef een jubeljaar uit en riep de volkeren op, om de Franse koning in hun gebeden tot God te gedenken. .. Als een gedenkteken van de gewroken godsdienst en de verpletterde ketterij, liet Gregorius XIII door de schilder Vasari een schilderij vervaardigen voor een van de zalen van het Vaticaan. Opdat de wereld zou weten dat de slachting der hugenoten niet zonder Gods raadbesluit en hulp geschied was, liet de paus een gedenkpenning slaan, waarop een engel Gods is afgebeeld, die, toegerust met zwaard en kruis, tegen de oproerhngen strijdt. Op de medaille staat te lezen: UGONOTTORUM STRAGES (De vermoording der hugenoten).

Onmiddellijk na ontvangst van het bericht over de Bartolomeusnacht zond Gregorius XIII een kardinaal- legaat naar koning Karel IX, teneinde deze dringend op te wekken om het goed begonnen werk voort te zetten. Daar deze aansporing blijkbaar niet het gewenste resultaat opleverde, liet Gregorius XIII begin december 1572 de Franse koning eraan herinneren, dat hij beloofd had dat er binnen afzienbare tijd geen enkele ketter meer in Frankrijk zou zijn.

'Ecclesia non sitit sanguinem' -De kerk dorst niet naar bloed - luidt een oud gezegde uit ultramontaanse kringen. De kerk vergiet weliswaar zelf geen bloed, maar laat het door handlangers vergieten. Haar morele schuld wordt er echter niet minder ernstig door.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Rome's schuld aan de Bartolomeusnacht (1572)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983

Protestants Nederland | 8 Pagina's