DE TWEE BABYLONS
Steeds weer in de loop van de tijd hebben mensen zich beziggehouden met de vraag of de kerk van Rome een christelijke kerk is, of niet. Calvijn en Luther zagen, ondanks hun grote bezwaren, bij Rome nog restanten van de kenmerken van de christelijke kerk. Maar maken die restanten Rome tot een christelijke kerk? Velen hebben geoordeeld, dat dit niet het geval is.
Tot hen behoort Alexander Hislop. In 1858 publiceerde hij zijn boek 'The two Babylons', waarin hij de wezenlijke heidense oorsprong van de kerk van Rome wenste aan te tonen. Het is een uitgebreid gedocumenteerde studie, die in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten vele herdrukken beleefde en die vooral tegen de achtergrond van het huidige oecumenische klimaat nog steeds van belang is. We geven in grote lijnen de inhoud in dit artikel door.
Hislop is van mening dat het pauselijke instituut niet meer is dan gedoopt heidendom. Rome is voor hem het Babyion uit de Openbaring. Systematisch zet hij uiteen dat de belangrijkste trekken van het r.k. systeem zijn ontleend aan het oude heidense systeem van de Babyloniërs. Het babylonische heidendom bleef niet beperkt tot de streek van Mesopotamië, maar straalde uit naar de latere religies in de griekse en romeinse wereldrijken, terwijl bepaalde kenmerken ervan zelfs zijn terug te vinden in de godsdiensten van bijv. India, China, Peru en Mexico. Aan de hand van zeer talrijke voorbeelden wijst Hislop op parallellen tussen Rome en Babyion. De in Openbaring 17:4 aangeduide vrouw 'met een gouden beker in haar hand' treft men niet alleen aan in de r.k. symboliek, maar evenzeer in de babylonische. 'Het geheimenis van het grote Babyion' in Op. 17:5 slaat naar Hislops overtuiging op Rome, omdat de mysteriën van de oude babylonische religie bij haar herkenbaar aanwezig zijn. Overeenkomsten vinden we in de voor Rome karakteristieke opvatting over de Drieëenheid van God. Ook bij de babyloniërs werd de eerste Persoon vrijwel over het hoofd gezien. Alle nadruk viel op de verering van het Moeder-Kind-symbool, de grote godin-moeder en haar zoon. Rhea en Ninus. In Egypte heetten ze Isis en Osiris, in India Isi en Iswara, in het heidense Rome Fortuna en Jupiter, in Griekenland Irene en Plutus. In Thibet, China en Japan hadden ze weer andere namen. De babylonische Ninus wordt soms de echtgenoot en soms de zoon van Rhea genoemd. Ninus is voor Hislop dezelfde persoon als de Nimrod-figuur in de Schrih. Hij was de grondlegger van het babylonische systeem. Wat daar ook van waar moge zijn, de moeder-kind-cultus in alle door Babyion beïnvloede culturen is in het oog lopend. Treffend is ook de mythe van de dood van Ninus en de erop volgende vergoddelijk van Rhea die, voorbestemd als zij is 'om de kop van de slang te vermorzelen', tenslotte de verlosser baart. Deze verlosser blijkt de uit de dood verrezen Ninus te zijn. In de heidense religies wordt de goddelijke zoon weldra overschaduwd door de madonna. Zij wordt de Aphrodite van Griekenland en de Venus van Rome. Opvallend is de verering van deze godvrouw als de geest van vrede en liefde. Neemt ook bij Rome de madonna niet de eigenschappen aan van de Heilige Geest? Hislop wijst vervolgens op de gelijkenis tussen de afbeeldingen van babylonische en roomse madonna's. De lichtcirkel rond het hoofd bijv. treffen we bij beide aan! Verscheidene dogma's zijn verklaarbaar vanuit de praktijk van het oude heidendom. Zo is volgens hem de leer van de wedergeboorte te herleiden uit de doop door onderdompeling bij de babyloniërs. Hier ligt tevens een verband met de babylonische zondvloedverhalen, die vermengd zijn met de dienst aan de koningin des hemels met haar zoon. Het wijden van het doopwater door een brandende kaars erin onder te dompelen komt voort uit dezelfde bron. Het minst sterk is Hislops boek wellicht in het hoofdstuk, waarin gewezen wordt op de overeenkomst tussen de roomse rechtvaardigingsleer en die van Baby- Ion. Bij beide treft hij rechtvaardiging-door-dewerken- van-de-mens-zelf aan. Dat ligt voor de hand. Immers, alle niet-christelijke systemen worden gekenmerkt door de idee van zelfverlossing. Intussen verkrijgt ook op deze bladzijden de heidense tendens in Rome's leer een opvallend profiel. Te meer daar ook zaken als de mis (als onbloedige herhaling van het offer), de zalving van stervenden, het vagevuur en de gebeden voor de doden babylonische wortels blijken te hebben.
Breedvoerig gaat Hislop in op de herkomst van allerlei roomse riten en ceremonieën: het voortdragen van idolen in processies, het vereren van relikwieën, het kleden en kronen van beelden(vgl de kroon van Ariadne), de rozenkrans (ook gevonden bij de oude mexicanen, de brahmanen, de hindoes, de godsdiensten van Thibet en China), het vereren van het heilige hart, het gebruik van lampen en kaarsen. Van belang is verder hetgeen hij zegt over het kruis-teken. Het zogenaamde 'christelijke kruis' was naar Hislops overtuiging oorspronkelijk in het geheel niet een christelijk symbool, maar is afgeleid van de mystieke tekens van het oude heidendom, die pas in de derde eeuw bij christenen in gebruik raakten.
Het r.k. hiërarchische systeem vertoont treffende overeenkomsten met het oude babylonische systeem. Ook deze heidenen kenden een 'Pontifex Maximus' (de paus) en een 'Raad van Pontiffs' (Raad van kardinalen). De titel 'plaatsvervanger van Christus op aarde' loopt parallel met de babylonische 'vertegenwoordiger van de godheid op aarde'; het kussen van de pauselijke sandaal gaat terug op babylonische praktijk, evenals de erkenning van de pauselijke onfeilbaarheid. Hetzelfde geldt voor de oude gewoonte om de paus te vervoeren in een draagstoel. De pauselijke mijter en staf zijn vrijwel identiek aan babylonische attributen. De structuur van geestelijk orden, het verplichte celibaat, de tonsuur, de verdeling in wereldlijke en geestelijke orden, het scheppen van nonnenkloosters (vgl de Vestaalse maagden in het heidense Rome). Bij alles loopt een lijn vanuit het oude heidendom. Hislop besluit met een exegese van Openbaring 12 en 13. De grote rode draak (de vurige slang, het object van de babylonische vuurcultus). Het beest uit de zee (de babylonische zee-god). Het beest uit de aarde (zijn hoornen als babylonisch symbool). Het beeld van het beest (zijn dodelijke wond vergeleken met de speer door het hart van de babylonische moder-godin). In al deze apocalyptische symbolen ziet Hislop Rome afgebeeld. Midden in de aktualiteit staat zijn visie op het beeld van het beest, dat hij weergegeven ziet door het aloude 'vrouw-kind-symbool', de madonna met haar goddelijke zoon. Hislop brengt Rome in rechtstreeks verband met de bijbelse aanduidingen 'geheimenis der zonde', 'synagoge des satans'. Rome verschilt slechts van haar oud-heidense oorsprong, doordat zij 'verraderlijker, wreder, gevaarlijker en intoleranter' is. Rome is een verfijnd systeem van gechristianiseerd heidendom, waartegen de Kerk van God gemobiliseerd dient te worden.
Tot zover deze vrij uitgebreide weergave van de inhoud. Het zal duidelijk zijn dat Hislops boek is geschreven in een tijd (en in een land) waarin het algemene protestantse oordeel over het systeem van Rome heel wat minder zoetsappig was, dan de op oecumene gerichte uitingen aan het eind van de 20e eeuw. Ook in PN drukken wij ons doorgaans genuanceerder uit, dan Hislop doet. Het lijkt ons echter uiterst moeilijk om de kern van zijn betoog te ontzenuwen. De verwevenheid van de roomse traditie met het haar omringende heidendom tot in onze tijd toe is een - ook door rooms-kathoheken - niet te ontkennen feit. Vele bronnen waarnaar Hislop op elke pagina van zijn boek verwijst, kunnen niet naar het rijk der fabelen worden verwezen. Dit moet toegestemd worden, zelfs al zou men zijn conclusies hier en daar milder wensen. De fatale gevolgtrekking dat Rome de anti-Christ vertegenwoordigt kan in deze tijd worden uitgebreid tot dat deel van het wereldprotestantisme, dat zich evenzeer en in toenemende mate vermengt met het heidendom. Dit en de goede reformatorische opvatting dat binnen Rome - haars ondanks - toch nog enige ware overblijfselen van de Kerk te vinden kunnen zijn, maakt Hislops visie wat betrekkelijker. Het is Hislop wel verweten, dat hij gebruik maakte van nietrepresentatieve feiten uit de babylonische cultuur en van gekunstelde constructies. De vraag in hoeverre dit waar is, laten wij graag liggen voor de deskundigen op dit terrein. Men mene echter niet daarmee de ernstige waarschuwing van dit boek te kunnen ontkrachten. Het gelaat van de anti-Christ vertoont zich het duidelijkst daar waar waarheid en leugen geraffineerd met elkaar zijn vervlochten. Daarom is de inhoud van dit boek van belang voor rooms-katholieken en protestanten, die in deze eindtijd houvast zoeken bij de Waarheid van Christus.
Wij wensen de studie van Hislop in de handen van velen. De Engelse tekst vormt helaas een belemmering. Kenners van die taal zouden het boek moeten kopen en lezen om ook de inhoud aan anderen door te geven.
N.a.v.
Alexander Hislop, 'The two Babyions'. Uitg. B. McCall, 28 Gegorge IV Bridge, Edinburgh, Scotland; prijs £ 8,—.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1987
Protestants Nederland | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1987
Protestants Nederland | 12 Pagina's