Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BLOKKADE OF GENADE?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BLOKKADE OF GENADE?

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede uitgesproken door ds. L. WÜLLSCHLEGER in de Hervormingsbijeenkomst op 31 oktober 1986 in de St. Laurenskerk te Rotterdam.

Calvijn over de uitverkiezing
Onder de titel 'Blokkade of genade?' wil ik u vanavond iets zeggen over Calvijns visie op de uitverkiezing. De Reformatie is een vernieuwing geweest op vele punten van de geloofsleer. Dan denken we vooral aan hét centrale moment van de Reformatie: de rechtvaardiging van de goddeloze uit genade alleen. We denken ook aan de visie op het Avondmaal en op de Schrift. Het is veel minder bekend dat de Reformatie ook op vele andere punten een vernieuwing van de leer heeft gebracht. Om er maar enkele te noemen: er kwam nieuw zicht op de Heilige Geest en Zijn werk (en daarmee samenhangend op het 'bevindelijk' karakter van het geloof); nieuw zicht op de kerk en de ambten; en ook op ons onderwerp van vanavond: de uitverkiezing.

Verschillende keren gebruikte ik het woord 'vernieuwing'. Eigenlijk is dat niet juist. Het zou de indruk kunnen wekken, dat de reformatoren met iets heel nieuws kwamen. Dat is echter geenszins waar. Talloze malen citeert Caivijn bijvoorbeeld de kerkvader Augustinus. Daarmee brengt hij tot uitdrukking dat er in de Reformatie geen sprake is van iets totaal nieuws, maar van een terugkeer tot de oorspronkelijke leer van de kerk. Nog veel belangrijker is: de Reformatie zet niet alleen de leer van de kerk van alle eeuwen opnieuw in het hcht, maar in de Reformatie komt het Woord opnieuw aan het woord, na eeuwenlang gemuilkorfd te zijn geweest. Caivijn doet zijn belangrijkste uitspraken over de uitverkiezing, nadat hij bezig is geweest met de Romeinenbrief. Daaruit blijkt direct al dat het in de calvijnse verkiezingsleer niet gaat om menselijke speculatie, om menselijk geredeneer en gefilosofeer, maar om uitleg van het Woord!

Vanavond gaat het dus om die calvijnse verkiezingsleer. Meer nog: om Calvijns bijbeluitleg op het punt van de verkiezing. Daarbij zijn de oervragen van het geloof in het geding en blijken we ook heel dicht bij het hart van de Reformatie te zitten. Tegelijk liggen er op dit punt heel wat vragen; ook actuele en dringende vragen. Niet minder: ook heel wat misverstanden en karikatuur-tekeningen. De titel suggereert dat al: is de uitverkiezing blokkade of genade?

Om het eerst maar heel persoonlijk aan de orde te stellen: hoeveel 'eenvoudigen' (in de bijbelse zin van het woord) zijn er niet, die in oprechtheid de Heere vrezen, maar voor wie de uitverkiezing toch altijd weer een blokkade - een struikelblok - lijkt te zijn. 'Ik kan nu wel op de Heere en Zijn genade hopen, maar als ik nu eens niet hoor bij het getal der uitverkorenen?' U herkent deze vragen wel, zoals ze in allerlei toonaarden naar voren komen. En wat ligt hier niet een gevaarlijke invalspoort voor de duivel, om ons de wanhoop in te drijven... Op een ander terrein {meer kerkelijk gezien) blijkt de leer van de uitverkiezing nogal eens een blokkade, een struikelblok te zijn voor de eenheid onder hen, die zich beroepen op de Bijbel als het Woord van God. Aan de ene kant zijn er de vrije groepen (de 'evangelische kringen'), die de Schrift van A tot Z willen aanvaarden als Woord Gods, maar die veelal grote moeite hebben met de kerkelijke uitverkiezingsleer. En aan de andere kant zijn er velen, die leven willen bij Schrift en Belijdenis, maar die een verkiezingsvisie huldigen, die meer logisch en systematisch lijkt te zijn dan echt bijbels en reformatorisch. Daartussenin vind je dan heel wat mensen, die zeggen: zwijg toch over de uitverkiezing, want dat roept alleen maar vraagtekens op. De verborgen dingen zijn immers voor de Heere, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen. Met andere woorden: preek de roeping tot de zaligheid en het geloof in de Heere Jezus, verkondig het welmenende aanbod van de genade, maar laat de uitverkiezing rusten. In al deze vragen willen wij vanavond Caivijn enigszins volgen als een gids in het Woord. Uiteraard moeten we ons daarbij beperken tot een aantal hoofdlijnen, maar we zullen toch proberen om daarmee bij het hart van de zaak te komen.

De plaats van de uitverkiezing
Het eerste, wat ons mag opvallen, is de plaats, waar Caivijn de uitverkiezing behandelt (Institutie III, xxi - xxiv). U weet wellicht dat de Institutie (Calvijns hoofdwerk) bestaat uit vier delen. Welnu, helemaal aan het einde van het derde deel brengt Caivijn de uitverkiezing ter sprake. Dus: nä de leer over God de Vader en Schepper, nä de leer aangaande Christus en nä de leer van de Heilige Geest. Dat is typerend. In de achtereenvolgende uitgaven van de Institutie heeft Caivijn namelijk nogal eens geschoven met de plaats van de uitverkiezing. Maar in de laatste, definitieve editie (1559) doet hij een bewuste en besliste keus: de uitverkiezing moet niet aan het begin, maar aan het eind behandeld worden. Wat zit daar achter?

Calvijn heeft het volgende gevaar gezien: als je begint met de uitverkiezing, komt ook de hele geloofsleer onder de beheersing van die verkiezing te staan. En bijna automatisch verwordt dan het heilsplan van God tot een star mechanisme, waar alle leven en beweging uit is en waarin wij als mensen tot 'stokken en blokken' worden. En er is iets, dat nog veel erger is: op deze manier dreigen wij Christus te verlagen en te beroven van de plaats, die Hem toekomt. Hij is dan niet langer Middelaar, maar middel. Niet de Middelaar Gods en der mensen, Die in de levende kracht van Zijn Geest zondaren roept tot behoud, maar een 'dood' middel tot uitvoering van het verkiezingsbesluit; een middel, dat even goed gemist had kunnen worden.

Het is deze weg, die Calvijn beslist niet op wil. (Hier ligt trouwens altijd het criterium voor het rechte en bijbelse spreken over de verkiezing; welke plaats neemt Christus in? Ontvangt Hij alle middelaarseer en staat Hij in het middelpunt van prediking en geloofsbeleving - of verwordt Hij tot een onderdeel van een systeem? Wordt Hij gemaakt tot een radertje in een grote machinerie van noodzakelijkheden?).

Calvijn plaatst de verkiezing achteraan, als een terugblik vanuit het geloof naar de diepste bron van de zaligheid: het eeuwige welbehagen Gods in Christus. Zo spreekt Calvijn dus vanuit het gelóóf over de verkiezing. Daar moeten we héél erg goed op letten. De verkiezing heeft een plaats in het geloof. Niet daarbuiten. Zonder het geloof valt er geen zinnig woord over de verkiezing te zeggen. Alléén in het geloof kan de verkiezing als een troost functioneren. Deze troost namelijk, dat de oorzaak van het geloof niet ligt in mij, maar in God - en dat het volharden in het geloof niet mijn zaak is, maar Gods zaak! Kortom: dat mijn zaligheid niet afhankelijk is van mij, maar van God, Die trouw houdt tot in eeuwigheid. Maar wanneer we de verkiezing buiten het geloof om proberen te beredeneren en wanneer we er buiten het geloof om mee gaan werken, zowel in de prediking als in de persoonlijke beleving, dan komen we terecht in het heidendom. Dan denken we misschien nog wel dat we het hebben over de bijbelse verkiezing, maar in feite hebben we het over een stuk heidense noodlotsfilosofie, waardoor Christus van Zijn plaats wordt gedrongen en de eeuwige God smaadheid wordt aangedaan.

De conclusie is, dat alleen uit formele gronden duidelijk wordt: de verkiezing neemt wel een zeer centrale plaats in in Calvijns denken, maar zeker niet op zo'n manier dat alles onder de beheersing van de verkiezing staat. Als u zou vragen: wat staat er dan wel in het middelpunt bij Calvijn, wat beheerst dan wel alles? dan moet het antwoord ondubbelzinnig luiden: Christus en Zijn genade - en in Hem de Drieënige God, Dat blijkt niet alleen uit de Institutie, maar ook uit Calvijns preken en bijbelcommentaren. Dat blijkt ook uit de manier, waarop hij de persoonlijke vragen rond de verkiezing behandelt. Om u een citaat te geven:

'Ik zend de mensen in geen geval naar Gods verborgen verkiezing om vandaar hun heil begerig te verwachten, maar ik beveel hen rechtstreeks naar Christus te gaan, in Wie ons het heil is voorgesteld, dat anders in God verborgen zou blijven... Wij moeten allerminst beginnen bij wat God voor de schepping der wereld over ons bepaald heeft, maar bij hetgeen ons van Zijn vaderlijke liefde in Christus geopenbaard is en bij hetgeen Christus Zelf ons door het Evangelie dagelijks predikt' (C,O„ VIII, 306 s,).

De verkiezing en liet Woord Gods
Wanneer we ons nu wenden tot de hoofdstukken in de Institutie die spreken over de uitverkiezing, dan is de vraag: waarom brengt Calvijn de uitverkiezing eigenlijk ter sprake? Hij geeft uitdrukkelijk antwoord op die vraag en zegt: vanwege het Woord Gods. Het Woord Zelf spreekt over de verkiezing en dan mogen wij er niet over zwijgen. Daar ligt de diepste motivatie, Dan zullen we echter ook nooit de grenzen van het Woord te buiten mogen gaan. Want - en Calvijn is zich daar zeer van bewust - er dreigen gevaren bij het spreken over de praedestinatie.

Het eerste gevaar is wel, dat wij lichtzinnig en brutaal over de verkiezing spreken. Het gaat niet aan, om de verkiezing te pas en te onpas ter sprake te brengen. Evenmin is het verantwoord, om uit de verkiezing allerlei conclusies te trekken, die niet rechtstreeks door de Schrift zelf zijn ingegeven en uitgesproken. Wij moeten goed bedenken dat het bij de verkiezing gaat over de 'geheimenissen Gods', Wie zich daar lichtvaardig en brutaal indringt, mag misschien denken dat hij al de wijsheid in pacht heeft, maar in werkelijkheid weet hij niets en verkrijgt hij niets. Er zijn dingen, die God ons eenvoudig niet geopenbaard heeft en dan moeten wij niet proberen om daar door onze redeneringen en conclusies toch opheldering over te verkrijgen.

'Het najagen van een andere kennis van de praedestinatie dan die welke in Gods Woord geopenbaard wordt, is geen geringere dwaasheid dan indien iemand wilde gaan daar, waar geen weg is, of in de duisternis zien' (Institutie III, xxi, 2).

Een tweede gevaar is, dat we de verkiezing gaan verzwijgen uit reactie tegen de misverstanden, Calvijn noemt dat: 'de verkiezing begraven'. Hij ziet het risico van misverstanden wel, maar dat mag ons er toch niet van weerhouden om die dingen te verkondigen, die God ons geopenbaard heeft. Anders zouden eigenlijk de ongelovigen ons ertoe brengen om aan Gods Woord tekort te doen. De schepping is immers ook onbegrijpelijk. De Godheid van Christus en van de Heilige Geest is ook onbegrijpelijk. Nu kunnen we wel proberen om bij de goddelozen in het gevlei te komen door de moeilijke dingen weg te laten, maar zij zullen heus altijd wel iets vinden om over te schaterlachen. Wij zijn geroepen om te verkondigen, wat God ons in Zijn Woord openbaart. En wij moeten oppassen dat wij de gelovigen niet afhouden van het Woord door stelselmatig dingen te verzwijgen. De conclusie is:

' . . . dat wij niet naspeuren, wat de Heere in het verborgene heeft gelaten, en dat we niet veronachtzamen, wat Hij aan de dag heeft gebracht' (III, xxi, 4).

Spreken over de verkiezing mag niets anders zijn dan een naspreken van het Woord, maar dan moet ook het héle Woord ter sprake komen. 'Want de Schrift is de school van de Heilige Geest' (III, xxi, 3).

Roeping en verkiezing
Calvijn begint zijn behandeling van de verkiezing met de volgende woorden: 'Wat nu betreft het feit, dat het verbond des levens niet bij alle mensen zonder onderscheid gepredikt wordt, en bij hen, wie het gepredikt wordt niet gelijkelijk of voortdurend dezelfde plaats vindt; in dat onderscheid openbaart zich de hoogheid van Gods oordeel' (III, xxi, 1). Het Evangelie wordt dus niet overal gepredikt en het vindt ook niet overal gehoor, waar het gepredikt wordt. Hoe komt dat? Ligt dat alleen aan de menselijke beslissing van geloof of ongeloof? Of is hier meer in het spel? Ja, zegt Caivijn, niet de menselijke wil is bepalend voor de reacties van geloof en ongeloof, maar daarachter staat Gods wil! Vanuit het zichtbare feit van de verschillende reacties op het gepredikte Woord moeten we opklimmen tot de hogere werkelijkheid van Gods verkiezing. In ieder geval is duidelijk, dat Caivijn start bij de ervaring van geloof en ongeloof rond de prediking van het Evangelie.

Nu zijn er nogal wat onderzoekers, die Caivijn deze inzet kwalijk nemen. Is die wel in overeenstemming met zijn uitgangspunt, dat wij alleen vanuit de Schrift over de verkiezing mogen spreken? Hij begint nu immers zelf niet vanuit de Schrift, maar vanuit de menselijke ervaring; vanuit het constateerbare feit dat niet allen geloof schenken aan de prediking van het Evangelie.

Het is de vraag, of wij Caivijn wel recht doen, als we hem op deze manier dit verwijt maken. In feite start Caivijn namelijk niet bij de menselijke ervaring, maar bij de roeping, bij de nodiging tot de zaligheid. Hij zegt zelf ook met zoveel woorden dat we bij de roeping moeten beginnen en eindigen (III, xxiv, 4). Dat is een door en door schriftuurlijke weg. In Handelingen 13 wordt ons verteld, hoe Paulus het Evangelie verkondigt in Antiochië. Alle hoorders wordt de vergeving der zonden om Christus' wil geproclameerd. Maar wanneer we merken, dat er tweeërlei reactie op deze boodschap is, volgt de zinsnede: 'en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven' (Hand. 13 : 48). Ook de Schrift zelf maakt dus deze verbinding tussen verkiezing en roeping, waarbij de inzet dan in de roeping ligt. Die blijft ook in het middelpunt staan, blijkens de ons overgeleverde preken van de apostelen in Handelingen. De verkiezing mag de welmenende roeping niet wegdrukken. In zijn bijbelcommentaren en preken blijkt Caivijn - geheel in het bijbelse spoor - hoog te denken over de prediking van het Evangelie en de ernst van de roeping door God. Om maar enkele citaten te geven:

'De gemeenschap met Christus wordt allen aangeboden'. 'God verzekert dat Hij de bekering wil van allen'. 'Het Woord Gods is als een zon, die allen toestraalt, aan wie het Evangelie gepredikt wordt. Maar temidden van de blinden is het zonder enige vrucht'. (resp.: III,i,l/III,iii,21/III,ii,34).

Wij hebben geen verontschuldiging, als wij met een beroep op de verkiezing de roepende God de mond snoeren. Onze onmacht en onwil kunnen ons niet excuseren. Onze belijdenisgeschriften zijn hierin trouwe volgelingen van Caivijn. Wie de Dordtse Leerregels enigszins kent, weet hoe ook daarin verkiezing en roeping niet tegen elkaar worden uitgespeeld, maar in een spanningsvolle eenheid worden vastgehouden.

Caivijn denkt dus vanuit de roeping. Toch wil hij niet bij de roeping stoppen, alsof er niets meer en niets hogers te zeggen zou zijn. Juist in dit verband wijst hij op de verkiezing. Hoe ligt de verhouding tussen die twee?

Verkiezing en voorwetenschap
In de Middeleeuwen was er een bepaalde visie op de verkiezing. Thomas van Aquino is de grootmeester van de middeleeuwse rooms-katholieke theologie, ook op het punt van de uitverkiezing. Hij kan zich voor zijn verkiezingsvisie overigens beroepen op vele kerkvaders uit de vroege kerkgeschiedenis, wat door Caivijn ruiterlijk erkend wordt (III,xxii, 1 en 8). Men zei: God deelt Zijn genade onder de mensen uit al naar gelang Hij voorziet dat wij er een goed gebruik van zullen maken. Dit is de oplossing van de z.g. 'Voorwetenschap'. God ziet immers in een eeuwig heden alle dingen voor Zich, die in de toekomst zullen gebeuren. God ziet dus ook van tevoren, wie er aan de roeping van het Evangehe zullen gehoorzamen en wie dat niet zullen doen. Welnu, de praedestinatie houdt dus het volgende in: God verkiest degenen, van wie Hij ziet dat ze zullen geloven en Hij verwerpt degenen, die Zijn genade zullen weigeren.

Waarom formuleerde men de dingen in de Middeleeuwen zo? Dat mogen we ons wel afvragen, want deze middeleeuwse theologen hadden uiteraard niet de bedoehng om zomaar wat bedrog te plegen, maar om de zuiverheid van de leer en van het christelijke leven te bewaren. Men gebruikte deze formulering van de goddelijke voorwetenschap, om de menselijke verantwoordelijkheid niet weg te nemen. Men was er uiterst beducht voor, dat mensen met een beroep op de verkiezing een zondig leven zouden legaliseren. Vandaar deze zware nadruk op de menselijke verantwoordelijkheid. Gods verkiezing richt zich naar ons aannemen of verwerpen van het Evangelie.

Het is opvallend, dat Caivijn radicaal afstand neemt van deze leer van verkiezing op grond van Gods voorwetenschap. Hij noemt het een leer van 'spitsvondigheden' (III,xxi,5). Toch laat hij de menselijke verantwoordelijkheid ten volle staan. Dat is zelfs een kenmerkende trek van Calvijns verkiezingsleer. Door de goddelijke verkiezing wordt de mens niet uitgeschakeld. Integendeel: het wonder is juist dat uitgeschakelde mensen worden ingeschakeld. Het geloof als vrucht van de verkiezing is niet dood, maar levend. Toch gaat Calvijn beslist niet de weg van de voorwetenschap. Waarom niet? In de eerste plaats beroept hij zich daarvoor op de Schrift. Met name Romeinen 9 over de verkiezing van Jakob en de verwerping van Ezau speelt daarin een cruciale rol. God verkiest en verwerpt zonder aanzien van onze werken. Onze werken worden door God niet in aanmerking genomen en evenmin verhinderen ze Hem. In de tweede plaats vindt Calvijn, dat door de leer van de voorwetenschap het nut van de verkiezing wordt weggenomen. Als onze werken doorslaggevend zijn voor de verkiezing, wordt immers God van Zijn eer ontroofd, Christus' Middelaarschap wordt verduisterd en onze zaligheid verliest alle vastheid en zekerheid. In de derde plaats is zo de verkiezing niet meer dan een bekrachtiging van ónze keus. God wordt afhankelijk gemaakt van de mens. Hij volgt immers slechts onze beslissing.

Het is duidelijk, waar Calvijns hoofdbezwaar ligt. In de leer van de verkiezing door voorwetenschap geeft de mens met zijn werken de doorslag. Onze daden van liefde en vroomheid moeten God tot de verkiezing brengen. Als dat waar zou zijn, ontstaat er een conflict met wat naar reformatorische opvatting het hart van de Schrift is: de rechtvaardiging van de goddeloze niet door de werken, maar uit genade door het geloof. En dat om niet! Gratis!

Een verkiezing op grond van onze vooruitgeziene werken is niets anders dan de rechtvaardiging van de vrome in plaats van de rechtvaardiging van de goddeloze. Het kan heel mooi lijken om op deze manier een plaats in te ruimen voor de menselijke verantwoordelijkheid, maar tenslotte wordt dat de dood voor hen, die als een zondaar voor God staan. Het ontneemt ons alle troost. Wie werkelijk zijn goddeloosheid moet belijden voor God, erkent zeker zijn eigen verantwoordelijkheid voor de Heere, maar kan tegelijk met die verantwoordelijkheid niets beginnen. Hij is geworpen op genade alleen! Daarmee komen we dan tenslotte op het hart van Calvijns verkiezingsleer.

Verkiezing is genade
Ik laat u nu eerst Calvijns definitie van de uitverkiezing horen: 'De praedestinatie noemen wij het eeuwig besluit Gods, waardoor Hij bij Zichzelf heeft vastgesteld, wat Hij wilde dat van een ieder mens zou worden. Want niet allen worden met gelijke conditie geschapen; maar voor sommigen wordt het eeuwige leven, voor anderen de eeuwige verdoemenis voorverordineerd' (III,xxi,5). Op het eerste gehoor lijkt dat kras en hard geformuleerd. Ik zou me kunnen voorstellen, dat sommigen van u ervan schrikken. Zie je nu wel: alles ligt toch al vast voor je geboorte. Als je niet uitverkoren bent, zul je er nooit komen. Toch moet ik zeggen, dat we ons dan schromelijk vergissen. Want wat Calvijn met deze definitie wil zeggen, is dit: zalig worden is puur een zaak van genade. Genade is werkelijk voor 100% genade.

Daarin wordt God op het hoogst verheerlijkt en de zondaar op het diepst verootmoedigd. En tegelijk schenkt de hoge God zó genade aan de lage zondaar. Genade is voluit en volstrekt genade. Op alle punten. Dat wil Calvijn zeggen vanuit de verkiezing. De verwerving van het heil is niet mijn verdienste, maar pure genade. Het aanbodvdin de zaligheid komt niet op uit mijn vragen en zoeken, maar is zaak van pure genade. De uitwerking van de zaligheid hangt niet af van mijn welwillendheid, maar is een puur genadegeschenk. De levensheiliging wordt niet gedragen door mijn goede bedoelingen, maar is een zaak van genade alleen. De volharding komt niet voort uit mijn zelfdiscipline, maar is genade. En de eeuwige heerlijkheid is niet de bekroning van mijn wandel, maar pure genade. Het is genade, om genade te ontvangen en God alleen zal alle lof ontvangen vanwege Zijn menigvuldige genade. Ziedaar, wat Calvijn ons zeggen wil.

Het zal u hopelijk duidelijk zijn, dat deze genade in de verste verte geen blokkade is, maar integendeel verkondiging van de heerlijke waarheid van het Evangelie, dat vijanden met God verzoend worden, goddelozen gerechtvaardigd om niet, zondaren behouden en verlorenen thuis gebracht, In de verkiezing wordt de royaliteit van het Evangelie gewaarborgd. De verkiezing is in feite niets anders dan een dikke streep onder de rechtvaardiging van de goddeloze. En dat dan niet als een algemene leus, maar hoogst persoonlijk getoonzet: de hoogheilige God had van eeuwigheid mij, ellendige, op het oog; toen Christus Zich overgaf tot in de dood, droeg Hij mij, zondaar, op het hart; toen de Heilige Geest kwam met het aanbod van de genade, riep Hij mij; toen het goddelijk pardon werd afgekondigd, stond mijn naam daarin geschreven!

De verkiezing, een blokkade? Nee! Pure genade? Ja! De bijbelse leer van de verkiezing brengt ons niet in de engte, maar in de ruimte, In de vrijheid der kinderen Gods! En mag ik dan heel persoonlijk eindigen? Wordt u geplaagd door duizend vragen? Zit uw hart boordevol met twijfel over uzelf? Neem uw toevlucht tot de Heere, Zoek het niet in uzelf, want daar wordt u niet wijzer van. Zoek het maar bij de Heere, Hij is immers vrij! Hij verkiest niet op grond van uw werken (Gode zij dank!) en Hij verwerpt niet bij voorbaat vanwege uw schuld (evenzeer: Gode zij dank!). Hij wil u aannemen vanwege Zijn welbehagen om Christus' wil. En waar u uzelf beschuldigen moet vanwege uw onwil en ontrouw mag u weten: Hij is getrouw!

Daarop kunt u leven. Daarop kunt u sterven. God is getrouw. Hij verloochent Zichzelf niet!

Ik eindig met een citaat uit Calvijns Institutie: 'Christus is dus de spiegel, waarin wij onze verkiezing behoren te aanschouwen - en waarin wij dat ook zonder bedrog mógen doen,.. Wij hebben een voldoende duidelijk en vast getuigenis, dat wij in het boek des levens geschreven zijn, wanneer wij gemeenschap hebben met Christus' (III,xxiv,5).

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1987

Protestants Nederland | 12 Pagina's

BLOKKADE OF GENADE?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1987

Protestants Nederland | 12 Pagina's