Een ootmoedig gebed
Bij het nieuwe jaar
'HEERE! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden'. Psalm 25:4
Psalm 25 is één van de meest bekende psalmen. Het is een gebed. In de Bijbel komen meer gebeden voor. Daarvan is Psalm 25 één van de mooiste. Niet voor niets is het wel eens het ‘Onze Vader’ van het Oude Testament genoemd. Het is een zogenaamde alfabetische Psalm. Vandaar in onze Staten Vertaling de vreemde woorden aan het begin van ieder vers: aleph, beth, gimel, daleth enz. Het zijn de letters van het hebreeuwse alfabet. Vers 1 begint met een aleph. Ieder volgend vers begint met de volgende letter van het alfabet. Het is een hebreeuwse stijlfiguur, die het uit het hoofd leren vergemakkelijkt zal hebben. Evenals veel andere Psalmen is ook Psalm 25 van de hand van David, de man die liefelijk is in de Psalmen van Israël, 2 Samuel 23:1. Als hij onder de drijving van de Heilige Geest deze Psalm dicht, heeft hij het niet gemakkelijk. Er zijn vijanden, die het op zijn leven gemunt hebben. In vers 2 bidt hij: ‘Laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij’. In vers 15 belijdt hij: ‘Mijn ogen zijn gedurig op de Heere, want hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren’. En in vers 19 klinkt het gebed: ‘Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wrevelige haat’. David kent moeite en verdriet. Aan wie gaat het voorbij? Door de zonde is de aarde veranderd in een tranendal. Allen hebben wij onze moeilijkheden. Misschien moet u ook veel meemaken van de kant van bepaalde mensen, evenals David dat moest. Misschien bent u in rouw gedompeld of tobt u voortdurend met ziekte. Misschien lijdt u onder een stuk eenzaamheid, zijn er spanningen in uw huwelijk of moeilijkheden met de kinderen. Misschien gaat u eronder gebukt, dat u werkeloos bent. Misschien ... Hoe reageren wij op ons verdriet? David wijst ons in Psalm 25 de enige goede reaktie aan. Dat is de reaktie van het gebed. In vers 1 horen wij hem zeggen: ‘Tot U, o Heere! hef ik mijn ziel op’. Hij is als een offeraar, die zijn offergave voor God opheft. Hij verwacht het niet van zichzelf, niet van andere mensen, want mensen stellen altijd teleur, maar enkel van de Heere. Mocht ook onze verwachting enkel van de Heere zijn. Met David mogen wij onze ziel met alle zorgen en alle zonden opheffen tot God. Dat mag, omdat er in het bloed van onze Heere Jezus Christus een verse en levende weg is tot God. Hef dan uw ziel in het gebed op tot God. Doe het in besef van eigen kleinheid en schuldigheid. Want Gods offers zijn een verbroken hart en een verslagen geest. Zo’n offer wordt door Hem niet veracht.
David heft zijn ziel op tot God en bidt: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden’. Wij treffen hier een parallellisme aan. Tweemaal wordt precies hetzelfde gezegd, alleen met andere woorden. Dat is iets typisch hebreeuws. Als u erop let, komt u het steeds weer tegen in het Oude Testament. Om nog een ander voorbeeld daarvan te noemen, wijs ik u op Psalm 32:1: ‘Welgelukzalig is hij, wiens ovetreding vergeven, wiens zonde bedekt is’. In onze tekst spreekt David over Gods wegen en paden. Daarmee wordt allereerst bedoeld de weg, die God met ons gaat. Dat is Zijn voorzienig bestel over ons leven, Zijn besturen van ons leven. Want geen enkel ding in ons leven gebeurt er toevallig. Soms lijkt dat wel zo, maar het is niet waar. Alles komt ons toe van de hand des Heeren, van die God, die in Christus onze genadige Vader wil zijn. Van Hem komen de mooie, plezierige dingen ons toe, maar ook de moeilijke, verdrietige dingen. Al weten wij met ons verstand, dat het zo is, toch moeten wij voor Gods voorzienig bestel in ons leven een oog en een hart leren krijgen. Daarom bidt David: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden’. Hij verkeert in moeilijke omstandigheden. Vijanden hebben het op zijn leven gemunt. Daarom bidt hij om bescherming, maar ook om bewaring voor opstandigheid en om een stil berusten in Gods beleid. Moge de Heilige Geest ons maar leiden, opdat wij in dezelfde afhankelijkheid van de Heere mogen leven als David. Och, van nature is dat niet het geval.
Als het anders gaat in ons leven, dan wij het graag zouden willen hebben, komen wij zo gemakkelijk tot opstand of tot een doffe, wereldse berusting.
Laten wij maar veel met David meebidden: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Doe mij verstaan dat alles mij over komt van Uw Vaderhand, opdat ik in voorspoed dankbaar zijn mag, in tegenspoed geduldig en in alles, wat mij nog kan overkomen, een goed vertrouwen op U mag hebben.’
David bidt: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij uw paden’. Gods wegen en paden betekenen niet alleen de weg, die God met ons gaat, maar ook Zijn inzettingen. Dus de weg, waarvan Hij wil, dat wij die gaan zullen. De Heere maakt ons Zijn inzettingen bekend. Want Hij heeft ons Zijn Woord gegeven. Wat een voorrecht is dat! Maar David weet, dat het Woord van God in huis hebben en daarin lezen nog niet betekent het Woord van God verstaan. Dat zijn twee onderscheiden zaken. Daarom bidt hij: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Doe mij door Uw Geest Uw Woord, Uw inzettingen verstaan’. Hier spreekt iemand, die zich helemaal van de Heere afhankelijk weet. Want hij beseft de geestelijke blindheid, die hem van nature eigen is. Van nature hebben wij geen zin in Gods wegen, Gods inzettingen. Door Gods geboden voelen wij ons beperkt. Wij willen eigen wegen gaan. Maar die behoren wel tot de brede weg, die uitloopt op het eeuwig verderf. Mochten wij dat maar verstaan en ootmoedig met David meebidden: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden’. Wat zijn dan Gods wegen, Zijn inzettingen? Allereerst Gods goede en heilige geboden. Laten wij er maar ernst mee maken. Als de Heilige Geest ons leidt, leren wij het nauw nemen met Gods heilige wet. Maar daarin gaan Gods wegen, Gods inzettingen niet op. De Heere roept ons toe: ‘Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen (voedsel, kleding, enz.) zullen u toegeworpen worden’, Mattheus 7:33. Mochten wij dat maar verstaan. Het gevaar is zo groot, dat de aardse beslommeringen ons helemaal in beslag nemen. Laten wij maar bidden: ‘Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij uw paden’. De Heere komt met Zijn inzettingen. En dan verwoordt de apostel Johannes Gods hoofdinzetting als volgt: ‘Dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus’, 1 Johannes 3:23. Dan klinkt de boodschap van het Evangelie, dat de Heere om Christus’ wil goddelozen om niet rechtvaardigt. Wij kunnen de Heere geen goed aanbieden. Maar dat behoeft ook niet. Hij stelt geen voorwaarden vooraf. Hij wil ons in Christus hebben, zoals wij zijn. Mochten wij dat maar verstaan, opdat wij ons bij aanvang en voortgang mogen toebetrouwen aan God in onze Heere Jezus Christus. Laten wij dan met David meebidden:
Heer, ai, maak mij Uwe wegen
door Uw Woord en Geest bekend;
leer mij, hoe die zijn gelegen,
en waarheen G’Uw schreden wendt.
Leid mij in Uw waarheid, leer
ijv’rig mij Uw wet betrachten;
want Gij zijt mijn heil, o Heer,
’k blijf U al den dag verwachten.
Zwijndrecht C. J. van der Plas
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992
Protestants Nederland | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992
Protestants Nederland | 8 Pagina's