Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hier sta ik, ik kan niet anders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hier sta ik, ik kan niet anders

14 minuten leestijd

"Hier sta ik, ik kan niet anders". Ik neem aan dat u allen weet waar en door wie deze woorden gesproken zijn. Het was op de Rijksdag in Worms, waar Maarten Luther zich moest verantwoorden voor een groot gezelschap van kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders. Een diep-ingrijpend moment, waaraan heel wat was voorafgegaan

(Referaat door ds. W. van Gorsel, gehouden op de Hervormingsherdenking van de afdeüng Gouda van Protestants Nederland, op zaterdag 30 oktober in de Grote- of St. Janskerk aldaar)

Begin

Het was begonnen in een kloostercel, waar een jonge monnik worstelde om vrede met God te vinden. En het was naar buiten gekomen op die 31 e oktober, toen diezelfde monnik, die het Evangelie opnieuw had ontdekt, zijn 95 stellingen tegen de aflaat publiceerde. Hij wist toen zelf nog niet dat dat een daad zou zijn van vérstrekkende betekenis. "God heeft mij geleid", zou hij later zeggen, "als een blind paard". Het ging hem, om een ander beeld te gebruiken, als een man die in het donker de wenteltrap van een oude kathedraal beklimt. In het duister tast hij naar steun en zijn hand grijpt een touw. En tot zijn schrik begint boven hem ineens een klok te luiden.

Voortgang

Inderdaad, Luther had aan het touw getrokken en binnen de kortst mogelijke tijd begonnen in heel Duitsland de klokken te luiden. In Wittenberg bleef het wekenlang stil, een stilte voor de storm. Maar Luthers studenten hadden niet stilgezeten. Luther zei, op zijn eigen manier: "Zij lieten mijn paardjes draven". En nog voor het jaar ten einde was, dus nog geen twee maanden na 31 oktober, verscheen de eerste Duitse vertaling van de 95 stellingen in druk. En met een voor die tijd onbegrijpelijke snelheid vlogen ze heel Duitsland door! En overal vonden ze instemming. En vervolgens werden ze ook in andere talen vertaald en verspreid, door heel Europa heen. Er werd over gesproken tot in Constantinopel toe.

Reactie

Zó was het begonnen. En al spoedig kwam de zaak in een stroomversnelling. Klachten van de bisschop aan het adres van de paus. Luther uitgedaagd tot diepgaande godsdienstgesprekken met vooraanstaande theologen. Een lawine van pamfletten en strijdschriften over en weer. En daarbij schreef Luther het ene boek na hel andere. En toen kwam de bul van paus Leo X..."Sta op, o God, een wildzwijn wil Uw wijngaard omwroeten...". Met de eis dat Luther binnen twee maanden alles zou herroepen. Maar inplaats van gehoor te geven aan die eis, trok Luther met zijn studenten naar buiten de stad en op de vuilstortplaatsen aan de Elbe werd de pauselijke bul prijsgegeven aan de vlammen. "Omdat gij de Heilige Gods bedroefd hebt, zo vertere u het eeuwige vuur".

De vorsten zetten alles op alles om Luther voor de Rijksdag te krijgen. Onder protest van de geestelijkheid overigens, die van mening was dat hij door de kerk was veroordeeld, en dat leken er dus niets meer mee te maken hadden. De jonge keizer Karei V kwam op die manier voor een moeilijke beslissing te staan. Hij had gezworen niemand onverhoord te zullen veroordelen. Maar Frederik de Wijze wist gedaan te krijgen dat Luther in ieder geval zou worden gehóórd.

Luther werd ontboden en was terstond bereid om te gaan. Vrienden raadden het hem af, omdat met het oog op de Rijksdag zijn veroordeling overal stond aangeplakt. Maar Luther ging toch. "Al waren er in Worms net zoveel duivels als dakpannen" moet hij gezegd hebben. Het werd een ware triomftocht! Op 16 april kwam hij in de overvolle stad aan, in monniksgewaad op een wagen gezeten, voorafgegaan door de keizerlijke heraut, omringd door een groot aantal ridders, en aangekondigd met trompetgeschal. "God zal mij helpen", zei hij, toen hij van de wagen afklom.

De volgende dag stond hij voor de Rijksdag. Daar zaten de keurvorsten en de geestelijken, onder wie zijn eigen bisschop Albrecht van Mainz. Daar zat ook de keizer, moe en bleek, en schijnbaar onverschillig. Hij keek Luther eens aan, moet iemand anders hebben verwacht, een vechter, of een geleerde met zwierige gebaren. Nu stond daar een magere kloosterling, met weinig uiterlijk vertoon. De keizer moet achter zijn hand gefluisterd hebben: "Dat mannetje zal van mij geen ketter maken".

Op een tafeltje ligt een stapel boeken. De rijksaanklager pakt ze één voor één beet en leest de titels voor. Hebt u al deze boeken geschreven? Handhaaft u ze alle? Is er geen enkele bij die u wilt herroepen?

Luther bevestigd dat hij al deze boeken geschreven heeft. Maar of hij ze wil herroepen? Dan dient men te overwegen dat het gaat om gewichtige geloofszaken en om de zaligheid van zielen. Daarom vraagt hij bedenktijd.

Het is nog steeds niet helemaal duidelijk waarom Luther niet metéén antwoord gaf. Hij is bepaald niet van plan geweest ook maar één woord van het geschrevene terug te nemen. Misschien heeft hij zijn antwoord nog beter willen voorbereiden. Zijn tegenstanders vinden het vreemd, denken dat hij aarzelt. De pauselijke nuntius zegt: "Een hoogleraar in de theologie, die er speciaal voor gekomen is, maar niet in staat blijkt zijn mening te verdedigen". Er is een kort onderhoud met de keizer. Dan hoort Luther dat zijn zaak verdaagd wordt tot de volgende middag.

Hier sta ik ...

Vier-en-twintig uur later staat Luther er weer en hij vertoont geen spoor van aarzeling. Herroepen? Sommige van zijn boeken gaan over de geloofsleer. Die herroept hij niet, want daar staat niets verkeerds in. Andere gaan over de verwereldlijking van de kerk, door het slechte voorbeeld van de priesters. Niemand kon de waarheid daarvan ontkennen, dus die herroept hij ook niet. Een derde groep betreft personen en particuliere zaken. Misschien, aldus Luther, ben ik daarin weieens te heftig geweest, maar dat wil ik alleen herroepen als men mij overtuigd van mijn ongelijk.

De aanklager doet een allerlaatste beroep op zijn geweten. "Martinus, durft gij volhouden dat gij de enige zijt die de bedoeling van de Schriften begrepen hebt? Gij hebt niet het recht het allerheiligst geloof in twijfel te trekken, dat door Christus is ingesteld, over de hele wereld verkondigd door de apostelen, bezegeld door het rode bloed van vele martelaren, vastgesteld door de heilige concilies. Ik vraag u, Martinus, een kort en zakelijk antwoord".

Dan komt Luther overeind - daarvoor zat hij op één knie en spreekt hij de beroemd geworden woorden:

"Als Gij, Majesteit, en uw vorstelijke genaden, een eenvoudig antwoord wenst, zal ik dat geven, zonder omwegen. Wanneer ik niet overtuigd werd door het getuigenis van de Schrift, of door de evidente rede - want ik geloof noch de pausen, noch de concilies, daar het voor ieder duidelijk kan zijn dat zij dikwijls gedwaald hebben en zichzelf hebben tegengesproken - dan blijf ik overwonnen door de aangehaalde plaatsen uit de Heilige Schrift en in mijn geweten gevangen door het Woord Gods. Herroepen kan en wil ik niets, want het is gevaarlijk en heilloos tegen z'n geweten in te handelen. Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij. Amen",

Later heeft men in twijfel getrokken of Luther die beroemdgeworden slotwoorden inderdaad gesproken heeft. We weten ze van Melanchton, maar het protocol vermeldt ze niet. Heeft de notulist, in de verwarring van het moment, vergeten ze op te tekenen? Of zijn ze niet gezegd? Dan hadden ze in ieder geval gezegd kunnen zijn. Ze vatten kort en krachtig samen wat Luther bedoelde, Hij was een gevangene van het Woord Gods en kon niet anders handelen dan hij deed.

Consequentie en keerpunt

De keizer sloot de zitting af met de woorden: "Ik heb genoeg gehoord". Enkele weken later vaardigde hij de bul tegen Luther uit. "Wij gebieden dat niemand Maarten Luther herbergt, noch te eten noch te drinken geeft, noch beschermt, noch hulp of onderstand biedt, maar dat ge hem, waar ge hem ook vindt, gevangen neemt, en ons hem welverzekerd toezenden zult". Het was de consequentie van de woorden die Luther gesproken zou hebben: "Hier sta ik, ik kan niet anders".

Pas later heeft Luther beseft dat hij hier stond op een keerpunt in de geschiedenis. Dat hij met deze woorden een tijdperk afsloot. Een tijdperk waarin het Woord aan banden lag - soms letterlijk - en waarin de kerk heerste over de gewetens van mensen. Maar met die woorden luidde hij ook een tijdperk in. Een tijdperk waarin het Woord weer aan het woord zou komen. Waarin het Woord de laatste en hoogste instantie zou zijn waarop men zich kon beroepen. Sola Scriptura - alleen de Schrift - is immers één van de pijlers van de Reformatie? Luther is het niet moe geworden, zijn leven lang niet, om dat iedere keer weer te benadrukken. Wanneer hij spreekt over de Heilige Schrift, dan zegt hij:

"Deze koningin zal regeren en iedereen moet haar gehoorzamen en onderworpen zijn". En op een andere plaats: "Het is een vervloekte leugen dat de paus scheidsrechter zou zijn over de Heilige Schrift of dat de kerk gezag heeft over de Heilige Schrift. De paus, Luther, Augustinus, Paulus, zelfs een engel uit de hemel, mogen geen meesters zijn, maar alleen getuigen, discipelen van de Schrift. Er mag in de kerk geen enkele leer worden onderwezen of gehoord, behalve het zuivere Woord van God".

Vrij en gebonden

Zo werd Luther bevrijd van het gezag van de kerk, maar tegelijk wist hij zich gebonden aan het Woord. Dat betekende voor hem geen belemmering van de persoonlijke vrijheid, integendeel, de gebondenheid aan het Woord was voor hem een staan in de christelijke vrijheid. Daarom kon Luther ook zeggen: "Eén ding is nodig voor de christelijke vrijheid, dat is het heilig Woord van God, het Evangelie van Christus dat zegt: "wanneer de Zoon u.zal vrijgemaakt hebben, zo zult gijwaarlijk vrij zijn".

Hier sta ik, ik kan niet anders. Dat wil ook zeggen: Ik wens niets anders te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Het zijn de woorden, de namen, de thema's die voortdurend terugkomen in alle werken van Luther, maar die deze werken toch niet eentonig maken doordat hij ze telkens weer van een andere kant belicht: het Woord, het Evangelie, Christus.

Wij kunnen ons nog ternauwernood voorstellen en dat betekende voor hem: alleen Christus. Wat een worsteling, afstand te moeten doen van de werken, de verdiensten, van ascese en mystiek en scholastiek. Al die wegen van ons uit naar God toe waren voor hem doodlopende wegen geworden. Al die ladders naar de hemel toe waren niet lang genoeg om God te bereiken. Niemand komt tot de Vader dan door Christus! Om God te vinden moeten we niet in de hemel beginnen te zoeken, maar op aarde, waar Christus gekomen is. Buiten Christus zullen we God nergens vinden.

"Vreselijk", zegt Luther, "als men over Christus zwijgt en inplaats van Hem het kerkrecht of menselijke leringen en inzettingen behandelt. Laat men liever Christus zó prediken dat u en ik daardoor tot het geloof komen en in het geloof bevestigd worden. Geloof ontstaat en wordt versterkt alleen däär waar me verteld wordt waarom Christus op aarde is gekomen en wat ik met Hem doen moet, en hoe ik hetgeen Hij bracht en gaf genieten moet. Een hart dat op deze wijze Christus hoort verkondigen moet wel tot in z'n diepste diepte verblijd worden. Met het prediken van wetten of werken bereik je dat nooit".

Weer dat exclusieve: er is geen andere weg. Dezelfde exclusiviteit die we aantreffen in de Heidelbergse Catechismus: "dat bij niemand anders dan bij Christus enige zaligheid te zoeken of te vinden is. Want van tweeën één: öf Jezus is geen volkomen Zaligmaker, öf die in Hem geloven moeten alles in Hem hebben wat tot hun zaligheid nodig is".

Door het geloof

Hier sta ik, ik kan niet anders. Dat betekent voor Luther ook: alleen door het geloof. Want in het Woord, in het Evangelie wordt ons Christus verkondigd en aangeboden met alle schatten van Zijn genade. Maar daaraan krijg ik alleen deel door het geloof. Geloof betekent niets anders dan luisteren naar het Evangelie en de beloften van het Evangelie naar zich toetrekken. Het is het enige middel waardoor we God in Zijn belofte ontmoeten.

Ook dat had Luther grondig geleerd. Ik kan me de genade niet waard maken, ik kan ze niet verdienen. Niet door de werken, niet door bidden, niet door vasten, niet door zelfkastijding. Er is geen ander middel om deel te krijgen aan de beloften van het Evangelie dan het geloof. Niet het geloof van de kerk, dat zegt: ik geloof het wel dat Jezus geleden heeft en gestorven is en opgestaan, en daarmee uit. Maar het geloof dat de Heilige Geest in het hart werkt en dat zegt: ik geloof dat Hij dat alles deed voor mij. Dat geloof is geen naakte bespiegeling, maar het grijpt met twee uitgestrekte armen Christus aan Die Zich voor mij heeft overgegeven en het zegt: Deze is mijn Geliefde, en ik ben van Hem.

Ook voor vandaag

Hier sta ik, ik kan niet anders... Is dit alleen maar een boeiend hoofdstukje uit de kerkgeschiedenis? Een keerpunt in het denken en geloven van de 16e eeuw, waarnaar we nog eens dankbaar omkijken? Of zou het ook voor ons, aan het eind van de 20e eeuw, nog van betekenis kunnen zijn? Neem nu maar: de Schrift alleen. Wordt het gezag van de Schrift niet van alle kanten aangevochten, van buitenaf en van binnenuit? Beleven we niet opnieuw een tijd waarin de kerk en de theologen wel zullen uitmaken wat in de bijbel geloofwaardig is en wat niet? Wat voor de zogenaamde moderne mens acceptabel is en wat niet? Is het niet openlijk gezegd: "alles wat we van Boven weten komt van beneden"?

Als we werkelijk kinderen van de Reformatie willen zijn, moeten we dan niet opnieuw zeggen, met de hand op het Woord: "hier sta ik, ik kan niet anders"? Het Woord, zong Luther, dat zult gij laten staan! En dan: Christus alleen. Kun je dat volhouden, zeker nu we zoveel weten van andere religies? Rome is sinds de 16e eeuw toch heel anders geworden? En die ethische minderheden in ons land... zouden dan al die mensen het bij het verkeerde eind hebben? Is Allah niet gewoon een andere naam voor God? En is ook het Hindoeïsme niet een begaanbare weg? Er is werkelijk moed voor nodig om ook nu pal te blijven staan en te zeggen: er is maar één Weg tot God. Niemand komt tot de Vader dan door Christus.

En geloof alleen? Dat was natuurlijk relevant voor de 16e eeuw, toen mensen worstelden met de vraag van Luther: hoe krijg ik een genadig God? Maar vandaag zijn andere vragen aan de orde. Hoe gaan wij verantwoord om met Gods goede schepping? Hoe bewerken we vrede en gerechtigheid onder mensen en volken? En hoe krijgen we een kerk waarin ieder zich thuis kan voelen en waarin ieder tot z'n recht komt, ongeacht wat hij denkt of gelooft...? Moeten we niet dwars tegen de stroom oproeien als we willen volhouden: zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Hier sta ik, ik kan niet anders.

Daarvoor is nodig dat we persoonlijk leren wat Luther ook zo grondig had geleerd. Dat we aan het eind komen met alles van onszelf. Dat we niets overhouden dan het naakte Woord, het kostbare Evangelie. Niets dan Christus Die ons in het Evangelie wordt geopenbaard. Niets dan het geloof dat naar Hem vlucht en alles in Hem zoekt. Dat we leren spellen: nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, dat Christus alleen mijn Gerechtigheid is. En dan zullen we nog vele keren moeten zeggen: hier sta ik, ik kan niet anders. Want dan kunnen we ons niet meer mee laten drijven met de grote stroom. Met mensen die zichzelf de norm van de wet stellen. Dan kunnen we de meerderheid in het kwade niet volgen.

Protesteren en getuigen

Dan zijn we 'protestanten' in de dubbele betekenis van het woord. Mensen die protesteren tegen alles wat tegen dat Woord ingaat en wat het koningschap van Christus in Zijn Kerk aantast. Maar niet omdat wij overal tegen zijn. Want protesteren betekent ook: getuigen vóór. Getuigen van Hem Die de enige en volkomen Zaligmaker is. Die het hoogste en het laatste woord heeft. Dan staan we schijnbaar zwak, zoals Luther daar moederziel alleen stond tegenover al die kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders. En toch staan we sterk, want als God mijn God maar voor mij is, wie is er dan mij tegen?

Schoonhoven, Ds. W. van Gorsel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Hier sta ik, ik kan niet anders

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993

Protestants Nederland | 8 Pagina's