Een oecumenische paus?
Welke bezwaren men ook tegen het pausdom als zodanig kan hebben en hoeveel pausen ook een slechte naam hebben gekregen in de geschiedenis - men kan de huidige paus Johannes Paulus II activiteit en gedrevenheid niet ontzeggen. Hij is een energiek kerkleider, die weet wat hij wil; die zich inzet voor de taak, die hem is opgelegd en die theologisch en praktisch op alle mogelijke manieren laat weten dat hij er is en dat men om hem in en buiten de Roma Catholica niet heen kan. De encycliek 'Ut unum sint' (1) is daarvan een duidelijk bewijs. In het slot van deze encycliek voert hij het pleit voor een oecumenische paus.
Bedoeling
Het pleidooi voor een oecumenische paus vloeit voort uit het hele betoog, dat in deze encycliek op krachtige wijze wordt gevoerd voor de eenheid van alle christenen. Ondertitel van de encycliek is 'over de verplichting tot oecumene'. 'In ons oecumenisch tijdperk, dat het stempel draagt van Vaticanum II heeft de bisschop van Rome met name de opdracht te herinneren aan de noodzaak van de volledige communio van Christus' volgelingen' (2).
Wie goed leest merkt dat deze paus diep onder de indruk is van het feit dat het tweede millennium wordt afgesloten en het jaar 2000 nadert. Ieder initiatief dat 'bedoelt het getuigenis van de gehele kathoheke gemeenschap in zijn ongerepte zuiverheid en samenhang verstaanbaar te maken, vooral met het oog op het treffen dat de kerk op de drempel van het nieuwe millennium te wachten staat, een heel bijzondere gelegenheid, waarvoor de kerk aan de Heer vraagt de eenheid van de christenen zo te doen groeien dat zij tot volle communio komen'. (3) Deze hele encycliek is opgezet vanuit de gdachte: stel je toch eens voor dat het mij, Johannes Paulus II, servus servorum - eens zou gelukken alle christenen tot één te vergaderen; dan zou ik als een bijzondere paus de geschiedenis ingaan.
De encycliek kent drie hoofdstukken: De verpüchting tot oecumene van de katholieke kerk; dan De vruchten van de dialoog, waarin een overzicht gegeven wordt van allerlei gesprekken, die her en der zijn gevoerd. Het derde hoofdstuk - we zijn dan inmiddels aangeland bij paragraaf 77 - heet: Quanta est nobis via? - hoever is de weg nog voor ons? Hoe ver zijn we nog verwijderd van de gezegende dag waarop de volledige eenheid in geloof bereikt zal zijn en wij eendrachtig samen de heiUge eucharistie van de Heer zullen kunnen vieren? De paus ziet met groot verlangen naar die dag uit. En hij probeert dat verlangen over te dragen en te wekken bij alle lezers, inzonderheid bij hen, die niet rooms-katholiek zijn. Of hem dat gelukt is een tweede.
Aanknopingspunt
In het derde deel van de encycliek worden verschillende onderwerpen aan de orde gesteld. We noemen: Nog krachtiger de dialoog voortzetten; de geestelijke oecumenische beweging voortzetten en getuigenis afleggen van heiligheid; bijdrage van de rooms-katholieke kerk aan het streven naar eenheid van de christenen (5). Dan komt in paragraaf 88 aan de orde de dienst aan de eenheid van de bisschop van Rome. Men zou denken: nu zal de paus zich klein maken en laten zien dat hij oog heeft voor de bezwaren die bij niet-roomskatholieke kerken leven. Van links tot rechts heeft men immers tot dusver bezwaar gehad tegen het pausdom. Maar dit onderdeel begint met de zelfbewuste zin: Temidden van alle kerken en kerkelijke gemeenschappen is de rooms-katholieke kerk zich ervan bewust het ambt te hebben bewaard van de opvolger van de apostel Petrus, de bisschop van Rome, die God heeft aangesteld als 'het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid' (6). Deze typering is ontleend aan de encycliek Lumen Gentium, een dogmatisch document, opgesteld op het Tweede Vaticaanse Concilie. Erkend wordt - zoals de paus dat in 1984 al uitsprak toen hij een bezoek bracht aan de Wereldraad van Kerken in Genève - dat de overtuiging dat de rooms-katholieke kerk het zichtbaar teken en de waarborg voor de eenheid bewaard heeft in het ambt van de bisschop van Rome een moeilijkheid voor de meeste andere christenen 'bij wie nog bepaalde smartelijke feiten uit de geschiedenis in het geheugen geprent staan'. De paus vraagt inzoverre wij daar verantwoordelijk voor zijn, vergiffenis (7). Alsof de meeste christenen alleen de grootste moeiten hebben met de gruwelijke zonden en machtsuitingen van de pausen de eeuwen door! Zij hebben moeite, onoverkomelijke moeite, met het pausschap als zodanig. Al zouden alle pausen hun ambt voortreffelijk hebben uitgeoefend, dan hebben 'de meeste andere christenen' nog de grootste moeite met dit zgn. zichtbaar teken van eenheid. Dat heeft ook deze paus blijkbaar nog niet begrepen.
Paragraaf 89 begint dan met de opmerking 'Niettemin is het veelbetekenend en bemoedigend dat de kwestie van het primaatschap van de bisschop van Rome thans geworden is tot onderwerp van studie. Op de vijfde wereldconferentie van 'Faith and Order' van de Wereldraad van Kerken werd de aanbeveling gedaan dat 'de Commissie zou beginnen aan nieuwe studie over de kwestie van een universeel ambt van de christelijke eenheid'. En vergenoegd voegt de paus er aan toe: Na eeuwen van bittere twisten zien de andere kerken en kerkelijke gemeenschappen in toenemende mate met een nieuwe blijk naar dit ambt van de eenheid (8). En in paragraaf 97 luidt het slot: 'Zeggen thans niet velen die bij de oecumene betrokken zijn dat een dergelijk ambt noodzakelijk is? Het bekleden van het voorzitterschap in waarheid en liefde, opdat het scheepje - dat prachtige symbool dat de Wereldraad van Kerken als embleem heeft gekozen - niet heen en weer gesUngerd wordt door de stormen, en opdat het eens de haven mag bereiken' (9).
Het is duidelijk: de paus heeft met dankbaarheid kennis genomen van de suggestie dat er een ambt van eenheid moet komen. Hij spitste de oren en hij wil graag zijn bijdrage leveren om tot realisering van deze suggestie te komen. Wie dit derde deel van de encycliek leest komt bij herhaling de roep om eenheid tegen. Het bekende gebed van de Heiland uit het Hogepriesterlijk gebed (Johannes 17:21) wordt steeds weer geciteerd en gebruikt als fundering voor de eenheidsidealen en -pogingen van de paus. Hij is ervan overtuigd dat hij op dit punt - de volledige en zichtbare communio van alle gemeenschappen - een bijzondere verantwoordelijkheid draagt 'vooral als ik het oecumenisch verlangen zie van de meerderheid van de christelijke gemeenschappen en het tot mij gerichte verzoek hoor om een vorm te vinden voor de uitoefening van het primaatschap die openstaat voor een nieuwe stituatie maar zonder van het wezenlijke van zijn opdracht op welke wijze ook af te zien' (10).
In dat laatste zinnetje zit het venijn. Het is me niet mogelijk om na te gaan of dit verzoek op deze wijze tot de paus gekomen is of dat hij dit laatste zinnetje er zelf bijgevoegd heeft. Vermoedelijk het laatste want dat is typerend voor de hele invulling van het ambt van de oecumenische paus: paus voor de hele christenheid. Deze paus laat betoverende klanken horen uit zijn pauselijke citer. De oecumenische opdracht noemt hij een van de voornaamste pastorale bekommernissen van zijn pontificaat (11). 'Uitziende naar het derde millennium vraagt de kerk aan de Geest de genade haar eenheid te versterken en te doen uitgroeien tot de volledige communio met de andere christenen' (12). Weer dat derde millenium, het jubileumjaar, de herdenking van de Menswording van Gods Zoon die mens werd om de mensheid te redden. Maar hoe vult de paus deze opdracht in? Hoe denkt hij de eenheid te bevorderen? Hij wil nadenken over de uitoefening van het pausambt in een nieuwe situatie. Betekent dit dat hij zijn ambt grondig ter discussie wil stellen? Dat blijkt uit niets. Hij geeft wel de onderwerpen aan die verdere studie behoeven om te komen tot een werkelijke consensus in het geloof. Daartoe behoren: de verhouding tussen de heilige Schrift en de Heilige Overlevering (let op de twee hoofdletters, JHV); de eucharistie; de wijding; het magisterium van de kerk en over Maria. Het kan zijn dat het pausambt aan de orde komt bij het vierde punt: het magisterium 'dat aan de paus en aan de bisschoppen in gemeenschap met hem is toevertrouwd, verstaan als verantwoordelijkheid en gezag in de naam van Christus om in het geloof te onderrrichten en om het te behoeden' (13). Maar dit is zo verhullend geformuleerd dat het m.i. niet gaat over het wat, maar over het hoe van dit ambt.
Verandering?
Zal de oecumenische paus iemand kunnen zijn uit andere christelijke kerken of gemeenschappen? Zal er een radicale verandering kunnen plaatsvinden? Dat is op grond van deze encycliek op geen enkele manier te verwachten. De encycliek draagt een tweeslachtig karakter: enerzijds een sterke roep om eenheid; maar anderzijds een duidelijk vasthouden aan het pausschap van de bisschop van Rome. Direct na de vermelding van de begeerte onder niet rooms-katholieke kerken naar een universeel ambt van de christelijke eenheid gaat hij in de volgende onderdelen uiteenzetten hoe de bisschop van Rome aan zijn ambt is gekomen. Hij is erfgenaam van Petrus' zending - een ambt dat zijn oorsprong vindt in de veelvoudige vormen van Gods barmhartigheid (14). En in een volgende paragraaf: 'De bisschop van Rome moet door de macht en het gezag zonder welke deze rol illusoir zou zijn, de communio waarborgen van alle kerken' (15). En nog later wordt heel duidelijk gezegd: 'In haar praxis en in haar officiële documenten houdt de rooms-katholieke kerk staande dat de communio van de particuliere kerken met de kerk van Rome en van hun bisschoppen met de bisschop van Rome een wezenlijke voorwaarde is in Gods plan voor de volledige en zichtbare communio' (16). Juist deze brede uiteenzetting van de betekenis van het pausambt in een encycliek die zo graag de eenheid wil bevorderen maakt voor ieder die goed leest duidelijk: eenheid - heel graag, maar dan eenheid onder de paus van Rome, die de paus mag zijn van de hele christenheid.
De Wereldraad wil een universeel ambt? Heel graag - dit ambt is hier. Nooit, maar dan ook nooit zal de rooms-katholieke kerk het pausambt opgeven. En de roep om een oecumenische paus zal alleen maar gehoor vinden als alle kerken en gemeenschappen zich scharen onder de vleugels van de paus van Rome 'aan wiens zetel Paulus en Petrus door hun martelaarschap glans hebben gegeven' (17).
Samenvatting
Er zou nog veel meer te zeggen zijn over deze encycliek en over allerlei onderwerpen, die daarin aan de orde komen - bijvoorbeeld de verhouding primaat en episcopaat (typerend voor het tussenzinnetje: samen natuurlijk, 18) maar laat ik het bovenstaande samenvatten in enkele conclusies, zo u wilt:
1) Een oecumenische paus kan voor de rooms-katho- Ueke kerk geen andere paus zijn dan de opvolger van Petrus, de bisschop van Rome.
2) De roep om een oecumenische paus en de honorering van deze roep kan voor de rooms-kathoHeke kerk alleen bestaan in een terugkeer tot Rome, dat zich wel veel toleranter opstelt dan voorheen, maar dat onwrikbaar vasthoudt aan het primaat van de bisschop van Rome.
3) De paus heeft met deze encycliek ondanks haar pretentieuze naam en de eenheidsklanken geen wezenlijke bijdrage geleverd heeft aan de eenheid, die hij zo vurig begeert.
4) De paus heeft door deze encycliek - zoals ook door anderen is opgemerkt - de eenheid juist gebarricadeerd omdat hij geen enkele ruimte geeft om het paussschap als zodanig aan de orde te stellen.
5) Eenheid tussen Rome en andere kerken zal er nooit komen als men niet alle leerstukken en instituties en elke identiteit tot onderwerp van bespreking wil maken.
6) Als de Wereldraad van Kerken toch zou vasthouden aan de idee van een oecumenische paus, het universele ambt der christenheid, dan zullen de aangesloten kerken meer moeten inleveren dan Rome zelf ooit zal doen.
7) Alle niet rooms-katholieken en gemeenschappen zouden heel duidelijk moeten zijn in hun afwijzing van het idee van een oecumenische paus. Iedere paus, van welke kleur en van welke kerk ook, heerst over de kerk, al noemt hij zich slaaf der slaven (20), dienaar der dienaren, en gaat het Woord Gods beheersen, uitleggen, verklaren en geldigheid geven in strijd met dat Woord Zelf. Voor Christus' Kerk, die Hem als Koning erkent blijft het woord gelden: Eén is uw Meester en gij zijt allen broeders.
Noten:
1) Opgenomen in Kerkelijke Documentatie, jrg. 23,1995
2) in paragraaf 4, pag. 5
3) in slot paragraaf 3, pag. 4
4) paragraaf 77, pag. 35
5) paragraaf 77-79; 80-81;82-85; 86-87 pag. 35-39
6) paragraaf 88, pag. 39
7) slot paragraaf 88, pag. 39
8) paragraaf 89,31 - in noot 149 refereert hij aan twee rapporten van Faith and Order, respect, uit 1993 en 1994
9) slot paragraaf 97, pag. 43
10) paragraaf 95, pag. 42
11) paragraaf 99, pag. 43
12) paragraaf 102, pag. 44
13) paragraaf 79, pag. 36
14) paragraaf 93, pag 41
15) paragraaf 94, pag. 41
16) paragraaf 97, pag. 42
17) in de laatste paragraaf 103, pag. 45, eindigend met de citering van 2 Kor. 13:11 en 13. Vergelijk de vertaling 'Laat alles weer goed komen, neemt mijn vermaning aan met de SV 'wordt volmaakt en NV 'laat u u terecht brengen. Ik kan me niet aan de gedachte ontworstelen dat de paus bij het citeren van deze tekst de door hem begeerde eenheid van alle christenen voor ogen heeft gehad: dan komt alles immers weer goed.
18) paragraaf 95, pag. 42. Ook in deze encycliek is iets op te merken van de spanning tussen primaat en episcopaat. Enerzijds presenteert hij zich als de eerste van de dienaars van de eenheid. Hij omschrijft de taken van het primaat. Anderzijds zegt hij: Als de omstandigheden het eisen, spreekt hij uit naam van alle herders in communio met hem. Maar paragraaf 94 eindigt na dit alles met de herinnering dat hij ook ex cathedra verklaren kan dat een bepaalde leerstelling behoort tot de schat van het geloof. Vergelijk de opmerking van J. van Genderen in Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, Kampen 1992, pag. 624 dat de collegialiteit van de bisschoppen met meerdere restricties omringd is. Hoofdstuk VI van het boek van G.C. Berkhouwer Vaticaans Concilie en Nieuwe Theologie, Kampen 1964, is aan het probleem Primaat en Episcopaat gewijd. Vergelijk de brochure van dr. M.J. Arntzen Het primaat van de paus, Den Haag 1966.
19) Vergelijk de nog altijd instructieve brochures van dr. D. Jacobs Pegrus: De eerste paus en Het ontstaan van het pausdom, uitgaven van de Willem de Zwijgerstichting, Den Haag z.j.Ten besluite een citaat uit H. Bavinck Gereformeerde Dogmatiek, Kampen 1930, deel IV, pag. 387: 'De paus is de kerk, is het Christendom. Zonder paus geen kerk, geen Christendom. Onderwerping aan den paus is voor alle mensen noodzakelijk ter zaligheid (Bonifatius VIII).
20) Op het zijspoor is Gregorius de Grote (paragraaf 88, pag. 39) aangehaald in paragraaf 103.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1998
Protestants Nederland | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1998
Protestants Nederland | 12 Pagina's