Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Edict van Nantes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Edict van Nantes

14 minuten leestijd

Op 30 april 1598 vaardigde Hendrik IV het Edict van Nantes uit. De Franse protestanten, die overal waar zij in de minderheid zijn als vogelvrij worden behandeld, hadden er bij de honing op aangedrongen hun rechten in een edict te erkennen. Met het uitvaardigen van het Edict van Nantes erkent de katholieke honing wettelijk zijn protestantse onderdanen, een novum in het Europa van de 17e eeuw, waar onderdanen geacht worden dezelfde godsdienst te belijden als de vorst.

Edicten
Edicten zijn wetten die betrekking hebben op een bepaald terrein, een bepaalde groep onderdanen, of op een bepaald deel van het koninkrijk. Een edict draagt de naam van de plaats waar het is uitgevaardigd, van de stad of het kasteel waar de koning op dat moment verblijft. Edicten zijn bedoeld als ‘eeuwige’ en ‘onherroepbare’ wetten.
Onder het Edict van Nantes worden de protestanten in Frankrijk getolereerd: de gewetensvrijheid van de protestanten wordt erkend, maar zij hebben slechts een zeer beperkte vrijheid van godsdienstoefening. Een ‘tolerantie-edict’. De katholieke kerk daarentegen wordt door het Edict van Nantes overal in het land in al haar rechten hersteld.

Wat vooraf ging aan het Edict van Nantes
Onder de regering van Frans I en van zijn opvolger Hendrik II, worden verschillende edicten uitgevaardigd tegen de protestanten. Te dien tijde vormen de protestanten nog geen politieke macht.

Drie kampen
Na de dood van Hendrik II, proberen de katholieke de Guise’s, tijdens de regering van de zeer jeugdige koningen Frans II en Karel IX, hun invloed op de koning te vergroten en zich zo meester te maken van de macht. Andere adelijke families, de Bourbon’s en Coligny’s, die de Reformatie zijn toegedaan, stellen zich te weer tegen de Guise’s. De spanning tussen deze politieke kampen, enerzijds de rooms-katholieken en anderzijds de protestanten, leidt tot de godsdienstoorlogen, die Frankrijk dertig jaar lang zullen verscheuren. Een derde partij is die van de ‘politieken’, gematigde en koningsgezinde katholieken, waartoe bijv. Michel de I'Hospital, de Kanselier van Frankrijk, behoort, die liever bereid zijn tot een schikking, dan aan te zien dat Frankrijk door burgeroorlog wordt vernietigd.

Hugenoten
De jeugdige koning Frans II is gehuwd met Mary Stuart, nicht van de Guise’s, die via haar de koning naar hun hand zetten, dit tot groot ongenoegen van de koningin-moeder, Catharina de Medici, die zelf de touwtjes in handen wil hebben en uiteraard tot ongenoegen van de protestanten. In 1560 smeedt een aantal protestantse edelen een samenzwering (de ‘conjuration d’Amboise’), met het doel de koning, die op dat moment te Amboise verblijft, aan de invloed van de katholieke Guise’s te onttrekken. Deze samenzwering lekt voortijdig uit en wordt verijdeld. De samenzweerders worden opgehangen aan het balkon van het kasteel. Vanaf dat moment duikt voor het eerst de (scheld)naam Hugenoten’ in de geschiedenis op, een naam die terug te voeren zou zijn op ‘eidgenossen’, de gezworenen uit de protestantse cantons in Zwitserland.

De politiek van Catharina de Medici
In datzelfde jaar echter sterft koning Frans II, waardoor de Guise’s aan invloed inboeten. De minderjarige Karel IX komt op de troon en de regentes-koningin- moeder, Catharina de Medici, probeert de macht in handen te houden door nu eens de ene, dan weer de andere partij te begunstigen.

Passificatie-edicten
Van 1562 tot 1598, van de moordpartij te Wassy tot het Edict van Nantes, staan katholieken en Hugenoten elkaar in acht godsdienstoorlogen naar het leven. Het koninklijk gezag probeert met edicten de vrede te herstellen: de Hugenoten worden gedoogd en hun wordt toegestaan, datgene wat men hun niet kan weigeren.
Het eerste van die edicten, het Edict van St. Germain, dat Catharina de Medici in 1562 uitvaardigt, staat toe aan degenen van de ‘Nieuwe Godsdienst’ overal vrijelijk diensten te houden, behalve in de steden. Dat is voor de Hugenoten een tamelijk gunstig edict, wanneer men dit vergelijkt met het Edict van Nantes, waarin ‘die van de Zogenaamd Hervormde Godsdienst’, slechts twee plaatsen per baljuwschap wordt toegestaan voor hun kerkdiensten. Maar zelfs al hadden zij de wil door deze edicten vrede op te leggen aan hun Hugenootse en katholieke onderdanen, al was het maar uit eigen belang, om het behoud van hun macht, het behoud van hun koningschap, nóch Catharina de Medici, nóch de laatste Valois-koningen, Karel IX en zijn opvolger Hendrik III, zijn daartoe bij machte.

Hendrik III en de Liga
Nadat de hugenotenpartij in 1572, in de Bartholomeüsnacht, tijdens de regering van Karel IX, is gedecimeerd en van haar leiders beroofd, is de macht van de rooms-katholieken, die zich hebben verenigd in de ‘Liga’, en de macht van leiders daarvan, de Guise’s, sterk toegenomen. In 1574 volgt Hendrik III zijn broer Karel IX op als koning van Frankrijk. De macht van de Guise’s groeit en in 1588 staan zij op het punt zich meester te maken van de troon. Na lang aarzelen laat Hendrik III, als laatste uitweg, de hertog de Guise en zijn broer, de kardinaal, uit de weg ruimen in het kasteel van Blois. Daarmee haalt hij zich de dodelijke haat van de Liga op de hals. Een jaar later wordt Hendrik III vermoord.

De herovering van het koninkrijk door Hendrik IV
Na de dood van de laatste Valois-koning, in 1589, vervalt de troon van Frankrijk aan Henri de Bourbon, de koning van Navarre, de leider der Hugenoten. Met hulp van de Hugenoten en de gematigde en koningsgezinde katholieken, de ‘politieken’, herovert Hendrik IV de steden en provincies die met hun gouverneurs de kant van de Liga hebben gekozen en geen ‘ketter’ op de troon van Frankrijk accepteren. Bovendien is een ‘ketterse koning van Franrijk’ voor Philips II een argument om met zijn legers Frankrijk binnen te vallen, met name vanuit de zuidelijke Nederlanden, waar de hertog van Parma het bevel voert over de ‘Spaanse scharen’. Gelukkig voor Hendrik IV heeft Parma zijn handen al vol met de strijd met de noordelijke Nederlanden.
Oorlogvoeren kost veel geld en daar ontbreekt het Hendrik IV aan. Op 25 juli 1593 laat Hendrik IV zich ‘opnemen in de schoot van de katholieke, apostolische en roomse moederkerk’ om geaccepteerd te worden door de katholieken (‘Paris vaut bien une messe', Parijs is wel een mis waard) en op 24 februari 1594 laat Hendrik IV zich tot koning van Frankrijk kronen in de kathedraal van Chartres.

Hendrik IV en de paus
Al is hij opgenomen in de rooms-katholieke kerk, Hendrik IV staat daarom nog niet meteen op goede voet met het Vaticaan. De paus is niet bereid direct zijn excommunicatie in te trekken en zolang dat niet gebeurt blijft Hendrik IV vogelvrij. Bovendien zijn er nog een paar andere punten, waarvoor Hendrik IV de medewerking van de paus nodig heeft, o.a. zijn echtscheiding. In augustus 1572 is de hugenootse koning van Navarre in het huwelijk getreden met de zuster van de koning van Frankrijk, de katholieke prinses Marguérite. Dit gemengde huwelijk was gearrangeerd door de koningin-moeder, Catharina de Médici, en de protestantse koningin van Navarre, Jeanne d’ Albret, de moeder van Hendrik. Wat ook later het verloop moge zijn geweest, dit huwelijk had een symbolische verzoening van Hugenoten en katholieken moeten zijn.
Hij is dan wel tot koning van Frankrijk gekroond, Hendrik IV heeft geen (wettige) zoon die hem kan opvolgen. Om de opvolging veilig te stellen moet hij hertrouwen, maar dan moet eerst zijn huwelijk met ‘la reine Margot’ worden ontbonden. Voor zo’n echtscheiding en een nieuw huwelijk moet Hendrik IV toestemming van de paus zien te krijgen, en deze zit niet te popelen om die te verlenen en zal aan de nieuwbakken katholieke koning zijn voorwaarden stellen. Verder speelt er nog de kwestie met de Jezuïten, op wier instignatie al meerdere moordaanslagen tegen de koning zijn gepleegd. In 1594 zijn zij daarom door het Parlement van Parijs uit Frankrijk verbannen, en de paus zou graag zien dat zij hun invloed in Frankrijk terug krijgen.

De grieven van de Hugenoten
Aan de leiders van de roomse Liga, die tegen hem rebelleren en zich in steden en provincies hebben verschanst, is de koning bereid tegemoet te komen, mits zij zich aan zijn gezag onderwerpen: hij verkiest onderhandelingen boven het voortzetten van een burgeroorlog die zijn rijk te gronde richt. Bovendien, het ontbreekt Hendrik aan geld, en ook al kost een (financiële) schikking met de rebellenleiders veel geld, het is nog altijd goedkoper dan doorvechten, het spaart tijd, moeite en mensenlevens. De Hugenoten, die hem trouw hebben gediend, ook na zijn afzwering, worden echter afgescheept met beloften. In 1596 tekent Hendrik IV de ‘Déclaration van Travercy’: de katholieke eredienst wordt overal in Frankrijk hersteld.

De Hugenoten richten zich tot de koning
De Hugenoten zien zich dan ook genoodzaakt zich met een ‘adres’ tot de koning te richten en leggen hem een hele reeks van klachten en verzoeken voor. Zij zijn vooral bang, dat wanneer zij eenmaal de wapens hebben neergelegd en hun versterkte bolwerken hebben opgegeven, er van de beloften hun gedaan niet veel zal overblijven. Bovendien maken de verschillende aanslagen tegen het leven van de koning zijn positie er niet zekerder op. De Hugenoten blijven er dan ook op aandringen, dat hun positie en hun burgerrechten wettelijk worden geregeld.
De koning haast zich echter niet aan hun dringend verzoek te voldoen: enerzijds, als hij hen teveel begunstigt, jaagt hij de katholieken, en met name de paus, tegen zich in het harnas; anderzijds, als hij de Hugenoten burgerrechten weigert, verliest hij hun steun.

Het Edict
Uiteindelijk beginnen toch de onderhandelingen tussen de politieke vergadering van de Protestantse Kerken en de commissarissen van de koning. Aan de kant van de Hugenoten is het vooral Philippe Duplessis Mornay, ‘een vurig protestant met een groot rechtvaardigheidsgevoel, een hoofse pen en een onwrikbaar geloof... die door de katholieken wel de paus van de Hugenoten wordt genoemd', die betrokken is bij het opstellen van het Edict

Het Edict van Nantes omvat vier wetgevende texten. Op 3 april 1598, tekent de koning te Angers een (eerste) ‘Brevet\ waarin geregeld wordt dat jaarlijks sommen gelds uit de schat kist ter beschikking worden gesteld aan de Protestantse Kerken om de tractementen van de predikanten en het onderwijs te bekostigen. Op 13 april 1598 verlaat Hendrik IV Angers en begeeft zich naar Nantes, de toenmalige hoofdstad van Bretagne, de laatste provincie die zich aan zijn koninklijk gezag heeft onderworpen. Op 30 april 1598 tekent hij daar het eigenlijke Edict, dat bestaat uit 92 artikelen van algemene strekking, en verder de 56 Particuliere (Secrete) Artikelen, die handelen over speciale gevallen, zoals steden en personen, en een (tweede) Brevet, dat gaat over de ‘places de sûreté’, de veilige bolwerken van de Hugenoten.

Brevetten die teruggeven hetgeen dat was ontomen
De Brevetten lijken de protestanten te bevoordelen: hun predikanten, onderwijs en de garnizoenen van hun ‘places de sûreté’, hun veilige bolwerken, worden uit de schatkist betaald. Maar dat is maar schijn. Het Edict verplicht namelijk de Hugenoten de tiende penning te betalen aan de rooms-katholieke geestelijkheid. ‘Alsoo gafhy hen door bysondere toestand wederom, het gene hy was gedwongen geweest, by publyke acten te benemen, om vreede met de Catholyken te hebben’. (Elie Benoist). De ‘places de sûreté’ waren al in het bezit van de Hugenoten. Als Hendrik IV deze niet zou erkennen, al was het maar in een ‘brevet’ en voor een beperkte tijd (voor een periode van acht jaar, door de koning al of niet verlengbaar), zou dat wellicht nieuwe moeilijkheden geven.

De ‘Zogenaamd Gereformeerde Religie’
Al is het onder het Edict van Nantes toegestaan protestant te zijn, die protestanten worden aangeduid als zijnde van de ‘R.P.R’, dat is de ‘Religion Prétendue Réformée’, de ‘Zogenaamd Gereformeerde Religie’. In 1661, in het Edict van Saint Germain, van Karel IX en Catherina de Medici, werd tenminste nog gesproken van ‘Nieuwe Religie’.

Godsdienstvrijheid?
Men mag protestant zijn, maar in het Edict van Nantes komt protestant worden niet voor. Neem bijvoorbeeld Pierre Bayle, die in 1669, op 22 jarige leeftijd, kennelijk uit vrije wil rooms wordt. Een jaar later komt hij terug van zijn dwaling en wordt weer protestant. Maar nu is hij ‘relaps’, teruggevallen tot ketterij, en moet om moeilijkheden te voorkomen, vertrekken. Uiteindelijk vestigt hij zich, jaren vóór de herroeping van het Edict van Nantes, in Rotterdam.

Vrijheid van godsdienstoefening?
Het Edict van Nantes staat de protestanten slechts zeer beperkte vrijheid van godsdienstoefening toe, in twee plaatsen per baljuwschap. Maar niet in steden met een bisschopszetel: bijv. niet in Parijs. De Parijse Hugenoten moeten voor hun kerkdiensten naar Charenton. Ook mogen de protestanten geen diensten houden als koning Hendrik IV in de stad is, want dan zou men (en met name de paus) kunnen denken dat hij zijn toetreden tot de rooms-katholieke kerk toch niet zo serieus nam. Dat was zo vanaf 1595, vanaf zijn overgang tot de rooms-katholieke kerk.

‘Madame’
Een probleem vormde ‘Madame’, Catherine de Bourbon, zuster van de koning, standvastig in haar (protestantse) geloof. Voor haar maakt de koning een uitzondering: als zij aan het hof is, mogen in haar aanwezigheid kerkdiensten worden gehouden, mits men het buiten maar niet kan horen, dat wil zeggen dat er géén psalmen mochten worden gezongen. In 1597, een jaar voor de uitvaardiging van het Edict van Nantes, verbleef Catherine aan het hof, in het Louvre te Parijs en er zou in haar aanwezigheid een ‘stille’ dienst gehouden worden in de Zaal van de Caryatiden. Zeer veel Parijse protestanten, profiteerden van de gelegenheid en waren naar de dienst in het Louvre gekomen, maar toen de dienst zou moeten beginnen liet de prinses op zich wachten. Zij was namelijk in gesprek met de koning en dan kun je niet zomaar weglopen voor een kerkdienst ook al ben je prinses en is de koning je eigen broer.
Na eerst gewacht te hebben verstoutte een van de protestantse hovelingen Agrippa d’Aubigné, zich te gaan vragen of de prinses nog wel kwam. De koning die nog met haar in gesprek was, merkte schertsend op: ‘Dan zingen jullie maar zolang een psalm!’. D’Aubigné liet zich dat geen twee keer zeggen, snelde naar het wachtende kerkvolk en weldra weerklonk in het Louvre een hugenotenpsalm. Hendrik IV schrok van wat hij had aangericht, zich realiserend wat de gevolgen ervan konden zijn voor hemzelf, zijn onderhandelingen met de paus en voor de moeizaam herstelde vrede in Frankrijk, en riep tot ‘Madame’: ‘Gauw, ga er naar toe voor ze aan het tweede couplet kunnen beginnen!’

Dit jaar wordt herdacht dat het Edict van Nantes 400 jaar geleden werd uitgevaardigd: in de landen waar de Hugenoten na de herroeping van het Edict, in 1685, naartoe zijn gevlucht, maar vooral in Frankrijk, waar men herdenkt dat 400 jaar geleden voor het eerst in Europa een Franse koning in een wet rechten (en de plichten) van zijn protestantse onderdanen heeft vastgelegd (en die ook nog in de machtspositie verkeerde, om deze wet aan het katholieke volksdeel op te leggen).

Er viel 400 jaar geleden niet zoveel te vieren in Frankrijk: de Hugenoten klaagden dat ze ‘niet genoeg hadden gekregen’, en de katholieken klaagden dat ‘de Hugenoten te veel hadden gekregen’. De ‘winst’ was, dat na ruim 30 jaar burgeroorlog de vrede tussen katholieken en Hugenoten, een vrede die Hendrik IV had af gedwongen, gewapenderwijs en met afzwering van zijn geloof, nu door het Edict wettelijk was geregeld. Hendrik IV zegt zelf in de aanhef van het Edict: \..dat wy door dien middel sullen komen, tot het vaststellen van een goede Vrede, en stille rust, het welcke altoos geweest is het ooghwit van alle onse wenschen en begeerten...’ (vert. Elie Benoist, 1694).

Het heeft nog jaren geduurd, voordat het Edict (de 92 artikelen) overal in Frankrijk door de overheden was goedgekeurd. Het Edict is nooit volledig ten uitvoer gebracht en de eerste schendingen ervan vonden plaats al dadelijk na de uitvaardiging.

Edicten, wetten, vredesaccoorden, van toen of van nu, zijn alleen zinvol, als ze kunnen worden gehandhaafd. Maar handhavers kunnen vermoord worden, zoals Hendrik IV, in 1610. Er zullen wel altijd mensen blijven, die om wat voor reden dan ook, het niet eens zijn met zo’n edict, zo’n wet of zo’n vredesaccoord, bedoeld om aan de strijdende partijen vrede op te leggen. Soms zijn het nieuwe machthebbers zelf die het er niet mee eens zijn, die zo’n edict dan herroepen, zoals in 1685 met het Edict van Nantes gebeurde. Voor echte vrede is meer nodig dan een edict of een vredesaccoord.

De auteur van dit artikel is secretaris van de Nederlandse Hugenoten Stichting. Adres: Zacharius Jansestraat 13,1097 CH Amsterdam. (zie ook de ‘boekbespreking’ in dit nummer)

H.L.F. du Corbier te Amsterdam

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1998

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Het Edict van Nantes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1998

Protestants Nederland | 12 Pagina's