Het levenseinde van Karel V.
Geruchten over een ‘sterfbedbekering’
In deze dagen, nu het 500 jaar geleden is dat Karel V te Gent werd geboren, wordt er veel aandacht besteed aan zijn leven en betekenis. En dat terecht. Immers begon onder zijn regering de kerkhervorming: Europa stond toen geestelijk op de tweesprong. Zou de gehele kerk zich laten hervormen door het gezag van Gods Woord, of zou de westerse christenheid voorgoed in twee delen uiteen vallen? Dat laatste is gebeurd. Bij dit alles is de persoonlijke opstelling van keizer Karel V van grote betekenis geweest.
Wie wat dieper ingaat op het leven van deze machtige vorst stuit vroeg of laat op de steeds weer opduikende bewering dat de keizer op zijn sterfbed een min of meer reformatorisch getuigenis zou hebben gegeven. Hoe is die bewering in de wereld gekomen? We willen in dit artikel trachten dat te onderzoeken.
Jaren in het klooster
Nadat Karel V op 25 oktober 1555 in Brussel afstand had gedaan van de regering over de Nederlanden, gebeurde dat op 15 januari 1556 ook in Spanje, over welk land hij geregeerd had als Karel I. Hij trok zich daarop terug in het Hieronymietenklooster van San Yuste in Extremadura. Dat is een zeer afgelegen streek van Spanje, ten zuidwesten van Madrid, naar de grens met Portugal toe. In het begin van 1557 kwam hij daar aan, vermoeid en ontgoocheld. Het was hem immers niet gelukt om de godsdienstige eenheid van zijn rijk te herstellen, hoezeer hij daar ook voor geijverd had. Maar de houding van een deel van de Duitse vorsten, de voortdurende dreiging door de Turken, en de politieke tegenwerking door de paus en de koningen van Frankrijk en Engeland hadden ervoor gezorgd dat het ongedaan maken of het in de kiem smoren van de Reformatie hem niet gelukt was. Na zijn ontmoeting met Luther op de Rijksdag te Worms hadden Spaanse en Italiaanse kerkvorsten hem gevraagd Luther gevangen te nemen en te berechten. Maar de keizer, die aan Luther een vrijgeleide had toegezegd, wilde zijn woord niet breken. Later heeft hij uitgesproken dat het breken van zijn woord een kleiner kwaad zou zijn geweest dan wat er nu geschied was...
Ketters in Spanje
In het vroege voorjaar van 1557 kwam de keizer in San Yuste aan. Het klooster bestaat nog steeds: een laag, onooglijk gebouw. Tot aan zijn dood op 21 september 1558 heeft hij daar gewoond. Echter niet, zoals men lang gedacht heeft, bijna alleen en in de uiterste soberheid. Toen hij zijn plannen maakte voor zijn verblijf in San Yuste, stelde hij een lijst op van personen die hem zouden moeten vergezellen. De eerste lijst bevatte 762 namen! Toen hem onder ogen gebracht werd dat er voor zoveel mensen onmogelijk plaats was ging hij aan het schrappen: op een tweede lijst kwamen “slechts” ca. 150 namen voor, van wie er uiteindelijk een goede honderd met hem meegegaan zijn. Dus nog een tamelijk uitgebreide hofhouding. En eenzaam was hij daar allerminst: dikwijls kwamen er verwanten en Spaanse edelen op bezoek, voor wie er uiteraard ook logeergelegenheid moest zijn. De cellen van het klooster werden ingericht voor het personeel, en voor Karel V zelf werd een gerieflijk huis gebouwd, dat werd ingericht met prachtige tapijten en fraaie meubelen. Speciaal voor hem werd er een visvijver aangelegd, zo, dat hij uit een raam kon vissen. Ook kon hij vanuit zijn slaapkamer - die zijn sterfkamer zou wordende mis volgen in de kloosterkerk. Verder knutselde hij wat. Er was heel wat keukenpersoneel in het klooster, onder leiding van een Portugese chefkok die gespecialiseerd was in het bereiden van de zware sausen die Karel V zo graag lustte. Met de enorme porties vlees die hij gebruikte was dat wel bijzonder slecht voor de voornaamste kwaal waar hij aan leed: de jicht. Hij moet een slechte nierfunctie hebben gehad, want dat is oorzaak van jicht. Wanneer de pijn nagenoeg ondragelijk werd luisterde hij korte tijd naar zijn artsen, en vastte hij enkele dagen als een monnik. Maar daarna ging hij weer verder op het oude spoor van zijn onmatigheid in eten en drinken. Van karakter was hij zowel koppig als wilszwak, een vaak voorkomende combinatie van eigenschappen. Als hij zijn zinnen ergens op gezet had, kon hij zich maar weinig ontzeggen. Dat was niet alleen zo met betrekking tot eten en drinken: geen ongetrouwde vrouw was in feite veilig voor hem. Toen hij eens de maaltijd gebruikte bij burgemeester Blomberg van Neurenberg, werd hij daar bediend door diens knappe dochter, Barbara. Na de maaltijd eiste de keizer zonder meer het meisje op... Zij werd de moeder van hem die in de geschiedenis bekend staat als Don Jan van Oostenrijk, een vechtjas eerste klas, een heel ander type mens dan zijn halfbroer Filips II.
Karel V heeft dus door de reeds aangeduide omstandigheden de Reformatie niet ongedaan kunnen maken, door de kerk in West- en Midden-Europa terug te leiden tot de schoot van de moederkerk. Bij hem was er in dat opzicht geen onwil, maar wel onmacht. Betrekkelijk kort voor zijn dood kwam aan het licht dat er zowel te Sevilla als te Valladolid - de toenmalige hoofdstad van Spanje, waar de koning resideerde! - protestantse gemeenten waren aangetroffen. De aartsbisschop van Sevilla, Francisco de Valdes die tevens groot-inquisiteur van Spanje was, schreef daarover zelf aan de keizer, o.a. in brieven van 14 mei en 2 juni 1558. Deze berichten troffen Karel “als een donderslag”. Ketters in Duitsland en Nederland, dat kon hij zich nog voorstellen, maar hier in Spanje.... dat was werkelijk te erg! Hij schreef aan de regentes, zijn dochter Juana, om bij haar en de inquisitie er op aan te dringen alles te doen om de “schuldigen” op te sporen en ze zonder genade te bestraffen. “Als mijn krachten het toelieten zou ik zelf bereid zijn om naar Valladolid te komen en mee te helpen, maar ik vertrouw dat dat niet nodig zal zijn... Nu ik hier gekomen ben om uit te rusten en God te dienen gebeurt er in mijn en jouw tegenwoordigheid zoiets dat een grote schande en goddeloosheid is!”
Op diezelfde dag, in mei 1558, schreef hij aan zijn zoon, koning Filips II. Een eigenhandig naschrift besloot hij met de woorden: “daar ik echter weet dat je meer goede wil en ijver zult betonen dan ik zou kunnen zeggen of wensen, zal ik hierover niet verder uitweiden”. Hij stuurde niet alleen brieven , maar hij zond ook zijn vertrouweling Quixada naar Valladolid om via hem nog eens aan te sporen tot de grootste ijver en hardheid.
Geruchten
En toch zijn er de geruchten over een “sterfbedbekering” van Karel V. We vinden die voor de eerste maal in het bekende boek van prof. Johannes Hoornbeeck “Euthanasia, ofte wel-sterven”. Daarin is Hoornbeeck gevolgd door Frederik Spanheim, dr. A.Comrie, en in hun voetspoor nog door schrijvers in onze tijd. Nu kwamen die berichten over het sterven van de keizer natuurlijk ergens vandaan. Hoornbeeck was tenslotte professor te Utrecht en te Leiden, en we mogen van iemand van zijn academische statuur uit de aard der zaak zorgvuldigheid verwachten in hetgeen hij schreef.
Het is duidelijk, dat er rondom het sterven van Karel V “iets was”. We moeten voor een goed begrip van dat “iets” het een en ander mededelen over de man, wiens optreden rond het sterven van Karel V aanleiding heeft gegeven tot de geruchten dat Karel V “als protestant” zou zijn gestorven. Die man was de aartsbisschop van Toledo, Bartolomé Carranza de Miranda, doorgaans kortweg Carranza genoemd. Hij werd in 1503 geboren te Miranda in Navarra. Toen hij nog maar 17 jaar oud was trad hij in de orde van de Dominicanen, en studeerde daarna ijverig theologie en wijsbegeerte. In 1539 promoveerde hij te Rome tot doctor in de theologie. Voor die tijd had hij reeds aan het College van St.Gregorius te Valladolid academische lessen in de uitleg van de Bijbel gegeven aan de monniken van zijn orde. Ook onderwees hij hen in de Summa van Thomas van Aquino, die we bijna “de tweede Bijbel van Rome” zouden kunnen noemen. Hij genoot de reputatie niet alleen geleerd, maar ook zeer milddadig te zijn. Zelf leefde hij zeer sober. Hij weigerde aartsbisschop te worden van Cuzco in Peru, waaraan rijke inkomsten verbonden waren.
Zwarte monnik
Toen in 1542 te Valladolid het eerste “auto-da-fe” werd gehouden, waar Francisco de San Roman vanwege zijn reformatorische belijdenis werd verbrand, was het Carranza die de plechtige predikatie hield. Een “auto-da-fe” is een openbare terechtstelling en bestraffing van ketters. Auto-da-fe betekent: werk des geloofs, en is van oorsprong een Portugese uitdrukking. Drie jaar later werd hij afgevaardigd naar het Concilie van Trente, waar hij zo aangrijpend heeft gepreekt over de moeite die de Heilige Moederkerk door de ketters werd aangedaan, dat velen tot tranen toe bewogen werden. In 1548 keerde hij naar Spanje terug, om in 1551 opnieuw naar Trente te gaan. Hij behoorde daar tot de strengste R.K. theologen, met name op het stuk van de rechtvaardiging van de zondaar. In 1554 ontbood Filips II hem naar Engeland, om daar het katholicisme te herstellen. Drie jaar heeft Carranza “met voorbeeldeloze gestrengheid” zoals een schrijver dat noemt, gewoed tegen alles wat maar protestants was. Hij bewerkte de marteldood van Cranmer; te Oxford liet hij het gebeente van de vrouw van Petrus Martyr opgraven en verbranden; te Cambridge deed hij evenzo met het gebeente van Bucer. Verder liet hij vele Bijbels en reformatorische boeken in vlammen opgaan. Hij was in Engeland, waar hij nu bekend stond als “de zwarte monnik”, bijzonder gehaat. In 1557 kwam hij het zelfde werk doen in Vlaanderen, waar hij trachtte vluchtelingen uit Spanje op te sporen. Tot op de jaarmarkt van Frankfort reikte zijn lange arm door middel van zijn spionnen. Hij was er trots op meer dan iemand anders actief te zijn geweest in het opsporen en doden van ketters...
Door dit alles stond Carranza in de blakende gunst van Filips II. Voor zijn ijver werd hij dan ook beloond door zijn benoeming tot aartsbisschop van Toledo. Dat hield in dat hij “primaat van Spanje” was, dat wil zeggen het hoofd van de gehele R-K geestelijkheid in dat land. Ook in Spanje had het opsporen en doden van ketters zijn grootste aandacht. Deze man was het, die te San Yuste aankwam op 20 september 1558, de dag voordat Karel V stierf.
Met enige moeite werd hij bij de vorst toegelaten, wat wel enige bevreemding wekt: hij was immers het hoofd van de Roomse Kerk in Spanje! Na kort met Karel V gesproken te hebben, die bij hem informeerde naar de gezondheid van Filips II, stuurde Karel hem weg. Toen hij op diezelfde dag om 4 uur in de middag opnieuw bij de keizer toegelaten wilde worden werd hem dat geweigerd. Wat was de reden daarvan? Dit, dat Karel argwaan koesterde jegens Carranza. Zes weken eerder, 8 augustus 1558 had zijn dochter Juana in een eigenhandig geschreven brief haar vader gewaarschuwd voor Carranza’s opvattingen. Het is bekend dat het Karel in zijn laatste levensjaren zeer berouwd heeft dat hij niet harder was opgetreden tegen de Reformatie, en mede daarom wilde hij kennelijk niets te maken hebben met iemand die ook maar enigermate verdacht was, al was dat ook de primaat van Spanje.
Enige tijd na het gesprek in de namiddag trad Carranza opnieuw binnen, zonder daarvoor verlof van de keizer te hebben gekregen, en zei hij tegen Karel: Heer, het is reeds volbracht! (Senor, ya es hecho). Hij hield een kruisbeeld voor de keizer , en zei: hier ziet U Degene die voor ons geleden heeft, en die ons verlossen moet! Vervolgens begon hij Psalm 130 in het Latijn op te zeggen: uit de diepten roep ik tot U, o Heere! Toen hij daarmee klaar was verwijderden alle aanwezigen zich, behalve Quixada, de biechtvader van de keizer. Tegen hem zei de keizer: hebt ge gehoord hoe de aartsbisschop zei: het is reeds volbracht? Om middernacht, toen Karel reeds stervende was kwam Carranza opnieuw het slaapvertrek binnen en begon de keizer te troosten, maar omdat hij zeer luid sprak verzocht Quixada hem wat zachter te spreken omdat de stervende vorst zijn harde stem niet meer kon verdragen. Was het dat werkelijk, of zat er wat anders achter? Wilde de keizer Carranza liever niet bij zijn sterfbed hebben omdat hij bang was door deze misleid te worden?
Karels’ hofprediker, op wie hij zeer gesteld was, Fray Francisco de Villalva sprak zeer zachtjes met de stervende. Die had een andere troostgrond: hij wees de keizer er op dat het een groot voorrecht voor hem was te sterven op de feestdag van de Heilige Mattheus: met zo’n voorspraak hoefde hij niet bevreesd te zijn! Om half drie in de morgen van 21 september 1558 stierf Karel V, met in de ene hand een kruisbeeld en een brandende kaars in de andere. Zijn laatste woord was: Jezus!
Verdacht en gerehabiliteerd
Wat te San Yuste was voorgevallen had de reeds bestaande argwaan tegen Carranza sterk doen toenemen. Bovendien had Carranza machtige vijanden, die hem zijn hoge positie en de gunst van de vorsten benijdden. In het geheim was de inquisitie reeds bezig met het verzamelen van belastend materiaal. Voor het gevangen nemen van een aartsbisschop was echter de toestemming van de paus nodig. Paus Paulus IV verleende die bij breve van 7 januari 1559, en korte tijd later werd Carranza gearresteerd en naar Valladolid overgebracht. Tijdens de derde zittingsperiode van het Concilie van Trente waren daar bisschoppen ten gunste van Carranza bezig. In 1566 werd Carranza na heel wat juridisch geharrewar naar Rome overgebracht. Hij reisde op hetzelfde schip waarop de Hertog van Alva via Italië naar Nederland ging. Pas 10 jaar later sprak paus Gregorius XIII het vonnis uit. Dat behelsde dat Carranza uit de werken van o.a. Luther “een slechte leer gezogen had”, waardoor hij ernstig verdacht (vehementer suspectus) was van ketterij. Hij moest 16 stellingen uit zijn geschriften afzweren. Daarna werd hij vrijgesproken, maar gedurende 5 jaar mocht hij zijn ambt als aartsbisschop niet uitoefenen. Hem werden verschillende boetedoeningen opgelegd, en zijn te Trente goedgekeurde catechismus werd alsnog veroordeeld. Op 2 mei 1576 stierf hij, 73 jaar oud, waarvan hij de laatste 17 jaar in gevangenschap had doorgebracht. Op zijn sterfbed gaf de paus hem volledige absolutie. Daarvoor had hij in het Latijn op plechtige wijze zijn volkomen gehechtheid aan de pauselijke leer betuigd. Hij werd begraven in het koor van de kerk Sopra Minerva, en de paus stelde een uiterst loffelijk grafschrift voor hem op.
We hebben hierboven getracht uit de bronnen wat meer licht te werpen op deze aangelegenheid. Bij die bronnen zijn er zowel van roomse, als van protestantse zijde. In de hoofdzaken komen die bronnen echter allemaal nauwkeurig overeen. Vooral in de 19e eeuw is er op het gebied van het bronnenonderzoek naar de mislukte Reformatie in Spanje baanbrekend werk verricht door kundige geleerden. We noemen hier slechts prof. Eduard Boehmer uit Straatsburg, Luis de Usoz y Rios uit Madrid, en ook de Engelsman Benjamin Wiffen. Van roomse zijde moet in de eerste plaats genoemd worden dr. Marcelino Menendez y Pelayo.
Het totaalbeeld dat uit dit alles naar voren komt is o.i. duidelijk: Karel V had in zijn laatste levensperiode inderdaad berouw. Maar geen berouw over het vervolgen van de protestanten, maar over de omstandigheid dat hij niet bij machte was geweest de Reformatie reeds direct in haar begin te verhinderen. En dat is iets anders dan we vinden in het boek van prof. Hoornbeeck.
F. van Holten te Zwijndrecht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 2000
Protestants Nederland | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 2000
Protestants Nederland | 12 Pagina's