Ook de Reformatie kende veel heiligen
Boeiende studie John Exalto over 'voorbeeldige' voedsterheren der kerk
Heiligen? Die hebben wij, protestanten, toch niet? Wij vereren - laat staan aanbidden - toch geen vrome gestorven medechristenen? Hun voorspraak inroepen laten we over aan hen die 'paapse superstitiën' aanhangen. Zou het? In elk geval schreef de - in de bevindelijk-gereformeerde traditie gewortelde - Utrechtse historicus dr. John Exalto (1977) een opmerkelijk boek, 'Gereformeerde heiligen'. Daarin gaat deze aan de VU verbonden historicus in op 'De religieuze exempeltraditie in vroegmodern Nederland'. Hij ontdekt veel protestantse 'heiligen', onder wie voorbeeldige dominees en Oranje-stadhouders.
Exalto werkt aan ReLic, het centrum aan de Vrije Universiteit voor Nederlandse Religiegeschiedenis van o.m. prof. Fred A. van Lieburg en dr. Joris van Eijnatten. Dat instituut houdt zich in de ruimste zin bezig met kerk en religie in ons land en werkt veel breder dan veelal kerkhistorici doen. Die zijn, heel algemeen getypeerd, vaak min of meer apologeten. Zij beschrijven en verdedigen bijvoorbeeld hun eigen kerkelijke traditie, van calvinistisch tot luthers, van doopsgezind tot rooms-katholiek. Daarbij worden andere kerkfamilies soms flink bestreden. Kerkhistorici, soms met een achtergrond als predikant, beschrijven, zegt men wel, de wereld hoe ze eruit zou (hebben) moeten zien.
'Profane' geschiedschrijving
Zo werken Van Lieburg en zijn medewerkers niet. Zij zijn 'profane' historici, die proberen, geen partij te kiezen en zo objectief mogelijk de geschiedenis - ook de religieuze historie van onze gewesten - te beschrijven, zoals ze aan de hand van de bronnen geweest is, ook als ons dat als christelijke belijders misschien minder welgevallig is. Zij tonen, zegt men, de (religieuze) wereld zoals ze werkelijk geweest is, niet zoals wij ze graag hadden willen zien. Tegen die achtergrond publiceren Van Lieburg, Van Eijnatten, Exalto en anderen pittige studies die wellicht het nodige stof doen opwaaien, omdat hun thema 'toevallig' religiegeschiedenis is, en dat is toch wezenlijk iets anders dan de kerkgeschiedenis van, bijvoorbeeld, het gereformeerd protestantisme.
Dat wil intussen niet zeggen dat de beoefenaars van deze religiehistorie zelf partijloze niet-betrokkenen zijn bij kerk en geloof. Van Lieburg en Exalto stammen uit de traditie van gemeenten uit de Afscheiding; Van Eijnatten heeft, meen ik, een rooms-katholieke achtergrond. Je kunt als religie-historicus wel tot een klein afgescheiden kerkverband behoren en kritisch schrijven over verschijnselen in die religieuze wereld. Van omzien in wrok is daarbij, voorzover ik hier zie, geen sprake; wel van serieus bestuderen van alle toegankelijke bronnen. Zo kon Van Lieburg al eerder de verhalen over engelen die o.a. oudvader Bernardus Smijtegelt vergezelden en verhoedden, dat hij werd aangevallen, ontmaskeren als vrome, 19e eeuwse mythen of legenden.
Met die onthullingen was niet ieder blij, maar de ReLic-onderzoekers zijn er, dunkt mij, niet perse op uit om orthodox gereformeerde gelovigen hun vaste gronden te ontnemen; wel om zo groot mogelijke historische zuiverheid te betrachten. Dat ingrijpen van engelen en - in het boek van Exalto - die gereformeerde heiligen behoren niet tot wat de Kerk der eeuwen altijd en overal heeft geloofd; er zijn later veel aanslibsels en al te menselijke toevoegingen binnengeslopen. Als nauwgezette historievorsers dit ontdekken moet men niet de boodschappers van een mogelijk onwelkome tijding laken, maar zich liever afvragen, of hun afstoffen of zelfs puinruimen niet heilzaam en noodzakelijk is.
Breuk Rome - Reformatie?
Dit ter inleiding op het boek van Exalto. Hij gaat uit van een zeer bekende, maar volgens hem onjuiste voorstelling van zaken over de breuk tussen Rome en de Reformatie in wat tegenwoordig wordt aangeduid als de vroegmoderne tijd, zeg maar de 16e en 17e eeuw. Er wordt veelal van uitgegaan, dat het protestantisme radicaal en duidelijk heeft gebroken met heel die rooms-katholieke erfenis van heiligenverering, relieken, mirakelen e.d. Exalto wil aantonen, dat daarvan helemaal geen sprake was. Integendeel, de Reformatie nam veel uit die oude r-k wereld van riten en symbolen over, zij het dat ze werden ingevuld met eigen symbolische en rituele taal. Zo werd bijvoorbeeld de rooms heiligenverering 'hertaald' in reformatorische zin. Heiligen verdwenen zogezegd niet; ze kregen een andere functie en betekenis. Tussenbeide komen om, als gestorvenen in de hemel, de levenden op aarde te helpen bij ziekten konden die gereformeerd getransformeerde heiligen niet meer. Maar ze bleven in het protestantse wereldbeeld bestaan: als martelaar, man Gods, profeet, getuige der waarheid, hervormer, of ook modelkind en moeder in Israël. Hun 'deugden' werden volgens Exalto in deze exempeltraditie vertaald naar de gewone menselijke maat. Heiligen waren, hoewel sacrale figuren, geen soort halfgoden meer, maar ze bleven in functie, ondersteund door visioenen en profetieën. Ook wonderen bleven zij verrichten, zoals de verhalen over onbrandbare bijbels en te hulp komende beschermengelen laten zien. Een voornaam verschil met die oude roomse heiligen is dus, dat ze in het gereformeerd protestantisme actief waren tijdens hun aardse leven; na hun dood konden zij niets bijzonders meer betekenen voor de levenden, behalve dan als voorbeelden ter navolging. In dit met veel zwart-wit prenten verluchte boek, waarop Exalto eerder dit jaar bij de (vrijgemaakt gereformeerde) VU-historicus prof. G.J. Schutte promoveerde tot doctor (in de letteren), gaat hij al die soorten 'heiligen' - de term vind ik niet zo geslaagd, maar ze is wel duidelijk - na. Daarbij geeft hij bijzondere aandacht aan twee typen exempelen (rolmodellen): dominees en stadhouders van Oranje. Hoewel het onderwerp zich bevindt op het terrein van de (kerk)geschiedenis meent de auteur, dat het gaat om het kruispunt van religie en cultuur. Dat blijkt trouwens al uit de vormgeving van het boek; het omslag toont 'Jakob zegent de zonen van Jozef' van Rembrand t, en het is opgedragen aan 'Anne' met een citaat van Charles H. Spurgeon.
Heilige martelaar Bonhoeffer
Deze studie is, zo zegt Exalto in zijn Woord vooraf, indirect te danken aan de 20e eeuwse Duitse protestantse heilige en martelaar Dietrich Bonhoeffer. Die zei ooit, tegen een Franse predikant die graag een heilige zou willen zijn, dat je wel „een christen moet zijn, maar geen bijzonder mens, geen heilige of bekeerde zondaar of kerk-man, een zogenaamde priestergestalte". Exalto: als de 17®"eeuwse protestanten naar Bonhoeffers woorden gehandeld hadden, was deze studie er nooit gekomen. In theorie waren ze het met hem eens, maar in het volle leven pakte dat anders uit. Trouwens, ook voor Bonhoeffers volgelingen geldt hij als een der grootste protestantse heiligen. Wereldwijd wordt de in 1945 omgebrachte Duitser jaarlijks op 9 april herdacht. Het boek - verschenen bij de niet direct als protestants bekend staande Nijmeegse uitgever Vantilt - is een 'pil' van bijna 400 pagina's, waarvan zo'n 80 met noten, bibliografie en persoonsregister. Het telt zes hoofdstukken, te beginnen met Bestaan gereformeerde heiligen? Daarna volgen De protestantse exempeltraditie. Een wolk van getuigen, Mannen Gods, Geduchte Heeren en Geloofshelden. Ik kan hier slechts wat grepen doen uit deze interessante lectuur. De eerste bladzijden gaan over heiligheid en/of schijnheiligheid. Vooral de Anabaptisten (dopersen, mennisten) werden voor schijnheilig gehouden, zoals de prenten van Cornelis Troost ons leren. Een bij uitstek gereformeerde dominee als Jodocus van Lodenstein werd door tijdgenoten voor heilig geacht. Hij leefde ongehuwd en ascetisch, was boeteprediker, mysticus en dichter en stief volgens Exalto in een geur van heiligheid. Rooms-katholieken merkten na zijn dood op, dat hij bij hen zeker voor een heilige zou zijn gehouden; niemand onder de gereformeerden was zo vroom als hij. Maar tegenstanders noemden hem en zijn volgelingen Quakers, schijnheilige geestdrijvers. Ook anderen werden uitgekreten voor fijnen, kwezels, geveinsde huichelaars, pilaarbijters, zusjes of nieuwlichters. Lodenstein stond als nummer één in de toptien van de piëtistische oudvader- canon, zegt Exalto, met onder hem bijvoorbeeld Th. ä Brakel, Jac.Koelman, Bern. Smijtegelt, Gisb. Voetius en op nummer tien, Th. van der Groe.
Lodensteins leermeesters
Op de vraag of er gereformeerde heiligen bestaan stelt Exalto, dat het 'geval' Van Lodenstein duidelijk aantoont, hoe hij als levende heilige heeft gefungeerd en na zijn dood als 'papieren exempel'. Wie zijn grootste voorbeelden waren is moeilijk te zeggen; er waren er velen, onder wie zijn leermeesters Voetius en Coccejus, maar ook de mysticus Tauler en mogelijk de Engelse puritein Thomas Hooker. Zijn ascetisch ideaal zou hij, zo meent G.H. Leurdijk, hebben ontleend aan Jacob Jansz. Graswinckel. Exalto betwijfelt dat: toen Graswinckel overleed was Jodocus pas vier jaar. Dat zegt nog niets; Tauler, wiens invloed op Lodenstein niet wordt bestreden, was al veel eerder gestorven.
In elk geval werd ook Graswinckel, deze 'gereformeerde heremiet', zo'n levende heilige en papieren exempel. Kortom, gereformeerde voorbeeldige heiligen zijn er volgens deze studie zeker geweest, tot in onze tijd. Ze waren er in vele typen en varianten, aan wie ook bezwaren kleefden, omdat heiligheid als cultuurhistorisch verschijnsel „voorbeeldig gedrag op menselijke maat" is. Exalto noemt een voorbeeldje van al te menselijk optreden bij Lodenstein. Die keerde zich in woord en geschrift scherp tegen allerlei nieuwe modegrillen in de kleding: men moet, zo preekte hij, zich niet afvragen wat de mode is en wat 'men' doet, maar wat God wil. Toch vertoonde hij zich in 1672 op straat met als hoofddeksel de nieuwmodische, aan de Fransen ontleende, driekantige steek. Hij veroorzaakte daarmee zoveel aanstoot dat hij werd genoodzaakt om voortaan weer zijn vroegere ronde hoed te dragen... (En dan te bedenken dat later ter uiterste rechterzijde in kringen van de Afscheiding tot in de 20e eeuw soms juist die steek als kenmerk van het ware gold. Steekhoudende argumenten had men daarvoor niet..., V. As).
Het hoofdstuk over de protestantse exempeltraditie begint met de befaamde Gottfried Arnold en diens Onpartijdige Kerk- en Ketter-geschiedenis, waarin Arnold veel waardering uit voor de verbannen Jac. Koelman, die op zijn beurt het leven van de Schotse prediker Hugo Binning (auteur van het nu nog herdrukte 'Ettelijke gronden van de christelijke religie') prees als een voorbeeld ter navolging door iedere christen.
Middeleeuwse exempelen
Deze voorbeelden (exempelen) vindt men volop in de middeleeuwse literatuur. De monnik Caesarius von Heisterbach legde er een verzameling van aan, waarin de bovennatuurlijke strekking domineert. Sommigen van die exempelen werden door de gereformeerden verworpen wegens hun magische inhoud. Een criticus van de oude exempelen was ds.
Wilhelmus Baudartius, die in zijn exempel-verzameling wonderen, hekserij, magie en duiveluitbanning niet ontkende, maar daarvoor primair natuurlijke verklaringen zocht. Exempelen 'deden' het goed in de protestantse preek. Luther stelde al vast, dat de kerkgangers in slaap vielen als de leer van de rechtvaardiging aan bod kwam, maar dat ze beide oren spitsten als er historiën en exempelen werden verteld! Het is een zeer actuele uitspraak van de reformator: het 'opleuken' van preek en kerkdienst met verhaaltjes en belevenissen lijkt ook anno 2005 een voorwaarde om de aandacht van het kerkvolk te blijven trekken...
Exalto onderzocht voor het vóórkomen van gereformeerde exempelen onder meer een prekenbundel van Florentius Costerus, predikant in Hoorn. Die verwees in 'De geestelike mensch' en in 'Nederlandts vloek en zegen' vele malen naar voorbeeldige figuren uit het verleden, van klassieke oudheid en vroege kerk tot in zijn eigen tijd. Dat leverde Exalto 74 verwijzingen op, waarvan 55 positief. Zeven verwijzingen naar de R-K Kerk waren negatief, die naar de Middeleeuwen (Waldenzen, Wycliff, Jan Hus) echter positief omdat ze als voorlopers van de Reformatie golden. Verwijzingen naar de Reformatie zelf waren (uiteraard) positief, hoewel één verwijzing van Costerus naar deze periode als negatief geldt. In die voorbeelden waardeerde de gereformeerde predikant niet zozeer de leer, maar het voorbeeldig leven, met name het martelaarschap.
Een andere voorname bron voor de gereformeerde heiligen van Exalto is ds. Adrianus Visscherus uit Nieuwe Niedorp, die in zijn 'Stichtelijke en feestelijke predikaties' (1667), anders dan Costerus, wel de bronnen van zijn exempels vermeldde. Een „fraaie exempel ende al waar (?)" bij Visscherus gaat over een Zwitserse edelman in het kanton Aargau, wiens beide zonen voor zijn ogen verdronken. Zijn vrouw wist dat nog niet, maar toen hij haar vroeg, wat men moest doen wanneer met het allerkostbaarste en liefste bezit verliest, antwoordde zij (anders dan Jobs vrouw, vA) dat men zich aan Gods wil diende te onderwerpen. Toen de man haar over hun zonen vertelde viel zij in onmacht ter aarde.
Inconsequent gereformeerd
Dit verhaal keert onder meer terug in de exempelbundel van Baudartius, met verwijzing naar Johann Jakob Grynaeus, hoogleraar Oude Testament in Bazel, maar ook tot twee keer toe in bevindelijkgereformeerde stichtelijke vertellingen in de 20e eeuw, zoals 'Laatste woorden van stervenden en treffende voorvallen en spreuken uit de historie der oud-vaders' in een serie voor de jeugd (1934, uitgever Van den Tol), waarin ook het exempel bij Costerus wordt naverteld over een Poolse graaf die tijdens een preek veranderde van een wolf in een lam. In dat boek uit 1934 is de Zwitserse edelman met zijn twee zonen echter veranderd in een belevenis van Baudartius zelf. Nog in 1981 werd hetzelfde verhaal bekort opgenomen in de Banier-scheurkalender. Dat de protestantse exempeltraditie niet alleen voortbouwde op oude vertellingen en wonderen blijkt uit de productie van protestantse exempelen, zoals te vinden in de collectie van de Engelse puritein William Turner, ten dele vertaald als 'Spiegel van Gods werkzame voorzienigheid, vertoonende alllerhande merkwaerdige gevallen' (1737). Met instemming citeert Exalto hierover de directeur van zijn ReLic-instituut aan de VU, prof. Fred A. van Lieburg. Die spreekt van een merkwaardige inconsequentie in het gereformeerde wereldbeeld, want in de officiële gereformeerde theologie konden zulke wonderbaarlijke zaken eigenlijk niet gebeuren en als ze al voorkwamen mochten de gelovigen er geen waarde aan hechten. Maar in de vroeg-moderne religieuze praktijk bloeiden deze verhalen volop. Turner en andere wonder-verzamelaars verdedigden een en ander met Gods werkzame rol in het wereldgebeuren via, onder meer, buitennatuurlijke verschijnselen.
Twee opmerkelijke exempelverhalen licht Exalto eruit: de ex-kapelaan en als lutherse martelaar in 1527 verbrande Leonhard Keyser, wiens lichaam ondanks zijn brandstapeldood nauwelijks zou zijn aangetast, en een wonderverhaal over het 'Paradyshofken', een luthers gebedenboekje van de Duitse piëtist Johann Arndt. Arndt, vooral bekend van zijn 'Vier boeken van het ware christendom', waarin de praktijk en de (be)oefening der godzaligheid centraal staan, werd in Nederland veel gelezen. Het 'Paradiesgärtlein' is in vele varianten en uitgaven bekend. Dit boekje werd volgens de overlevering diverse malen in het vuur geworpen, maar het verbrandde niet. Het herinnert mij wat aan het middeleeuwse Mirakel van Amsterdam, waarin een uitgespuwde hostie in het vuur niet verteerde.
Stervensverhalen en kluchten
Een bijzondere vorm van exempelverhalen in het (gereformeerd) protestantisme is de 'thanatografie', het
stervensverhaal, soms met de lijkpreek, en met name de verhalen over (heel) jong gestorven kinderen. Van groot belang was de goede dood ('euthanasia'; boeken over 'wei-stervenskunst' werden in dit verband ruim bekend, V. As). Opmerkelijk echter is ook het genre 'kluchtboeken'. Dat lijkt een heel ander verhaal dan die min of meer hagiografische levens- en stervensverhalen. Toch benadrukt Exalto, dat ook die boeken met kluchten wel degelijk tot de exempelliteratuur behoren, zoals de later 22 keer herdrukte anekdoten-collectie "t Leven en bedrijf van Clément Marot' , waarvan volgens Exalto kenmerk vooral het anti-papisme is. Zulke kluchten speelden een rol in de religieuze polemiek. Zo zou Marot tegen een 'paap', die hem voorhield dat de Ark van Noach het symbool is van de ware rooms-katholieke kerk en religie, snedig hebben opgemerkt, dat het „aan de paters wel bewust is", dat er in die ark veel beesten, maar weinig mensen waren...
Dat dit soort anekdotes internationaal de ronde deden blijkt uit de verzameling van de Haagse jurist Aernout van Overbeke, die kluchten, geestelijke gedichten en zelfs een niet ingevoerde lutherse psalmberijming schreef (1663). In deze veelkleurige protestantse exempeltraditie ziet Exalto vijf functies: vermaak en ontspanning, opvoeding en vorming, zelfreflectie, vertroosting en versterking van het geloof en, tot slot, confessionele propaganda. Met name dit laatste punt is, aldus de historicus, een der achterliggende motieven van deze protestantse traditie. Hij werkt dat wat uit in een stuk over het protestantisme en de apostolische successie.
Reformatie is Vroege Kerk...
Een opvallend geschrift is de in 1632/'33 in Hoorn versehenen 'Catalogus ofte naem-register der getuygen der waerheyt, de welcke voor onse eeuwe de oppermacht vande Roomsche pausen, de verscheyden superstitiën, dwalingen, ende bedriegerijen, des pausdoms hebben tegen gesproken". Vertaler was ene ds. Marcus Boerhave, gereformeerd predikant in Medemblik. Zijn 'these' was, dat de 'oudste vaders' in de 'voornaamste stukken' het met de protestanten eens, en met de 'papisten' oneens, waren. Deze 'Catalogus' ging terug op een ouder werk van de lutherse theoloog Matthias Flacius Illyricus (1556), die later in zijn bekende kerkgeschiedenis, de 'Magdeburger Centurien' (1559-1574) via bronnenstudie trachtte aan te tonen, dat de R-K Kerk in de loop der eeuwen steeds verder verwijderd raakte van de zuiverheid der vroege, apostolische, kerk. De kerk der Reformatie was daarom niet een nieuwe uitvinding, maar juist een eeuwenoude traditie. Flacius kreeg een weerwoord van de rooms-katholieke Caesar Baronius in zijn 'Annales Ecclesiastici' (1588-1607). Om nu deze Baronius te weerleggen werd in 1631 aan de Leidse universiteit de vooraanstaande Claude Saumaise benoemd.
Na dit inleidend hoofdstuk gaat de jonge historicus in volgende stukken in op o.a. heiligen en bloedgetuigen, slachtschaepkens Christi, de exemplarische Christus, Bijbelse rolmodellen. Helden Gods en moeders in Israël, maar ook op het 'tegenbeeld' of anti-exempel van de Spanjaard Francesco Spira. In het volgende deel komen Mannen Gods aan de orde, onder wie Theodorus ä Brakel, de ziener van Makkum en een „interconfessioneel icoon". In Geduchte Heeren gaat het over zaken als het (vermeende) protestantse sterfbed van keizer Karei V, de (al dan niet zo uitgesproken) laatste woorden van Willem de Zwijger (Exalto houdt ze voor een waar getuigenis, niet voor een achteraf verzonnen tekst), de Oranjes als 'voedsterheren der kerk', die vergeleken werden met de koningen van oud-Israël, en krijgsheren. De aan prins Maurits toegeschreven christelijke deugden blijken voor een groot deel te corresponderen met die van de humanistische vorsten, zoals beschreven door Werner Thomas.
Geconstrueerde heiligenlevens
Exalto stelt vast, dat de tolerante prins Willem, de rechtzinnige Maurits, de remonstrantsgezinde Frederik Hendrik, de onverschillige Willem II, de scrupuleuze Willem Frederik en de gelovig gereformeerde Willem III allen een exemplarische christelijke dood stierven. Bij hun leven waren de stadhouders en hun vrouwen volgens hun lijkredenaars als de Utrechtse professor Herman Witsius (over Mary Stuart: 'Juda ontkroont') en Eswijler allen voorbeeldige christenen. Kortom, de verhalen over het zalig en vroom sterven van, bijvoorbeeld, de niet om zijn vroom en voorbeeldig leven bekend staande Frederik Hendrik zijn bewust zo gecomponeerd. Zo wilde Johannes Goethals op deze wijze 'mooi Heintje' verdedigen tegen de 'Jesuijtsche leugen': kort na de dood van de prins verspreidden rooms-katholieken in Vlaanderen en Brabant het verhaal, dat Frederik Hendrik „in 't ghevoelen vande huydendaegsche Roomsche Kercke soude ghestorven zijn". Dat paste natuurlijk volstrekt niet in het beeld van de prins als protestants exempel! In het slotstuk van zijn voor protestantse geloofsgenoten zeer boeiende studie. Geloofshelden, gaat Exalto nog de grenzen en betekenis van de gereformeerd exempeltraditie na en de verschillen en overeenkomsten tussen de 'paapse' afgoderij en de gereformeerde heiligheid.
Postume wonderdoeners
Voornaamste protestants bezwaar tegen de heiligencultus was de r-k opvatting dat gestorven heiligen alsnog de levenden kunnen bijstaan. Dat streed met het unieke verlossingswerk van Christus. Ook het mirakel-karakter, bewijs van die bovenaardse interventies, werd afgewezen. Maar de gereformeerde traditie hield heiligen wel degelijk in ere: als (bijzondere?) toonbeelden van Gods genade, als voorbeeldig levende christenen, zegt John Exalto. Hij is zelf geworteld in de rechtervleugel van het gereformeerd protestantisme en zijn boek probeert weliswaar de historische waarheid en werkelijkheid boven tafel te krijgen, maar zonder déze kanten van het reformatorisch erfgoed, zo mogelijk, op scherpe wijze te ontmythologiseren. Hij probeert als historicus daarentegen ook niet, allerlei legenden en vrome verhalen te legaliseren alsof ze heilsnoodzakelijk zouden zijn. De navorser is geen apologeet van geloofsuitingen die niet gebaseerd zijn op de Schrift en de oude belijdenissen der Kerk, maar op gevoelens en jonge tradities. Want: „de gereformeerde exempeltraditie is, evenzeer als het vroegmoderne Nederlandse calvinisme, niets anders dan een variant op het algemeen christelijk geloof".
Mede n.a.v. 'Gereformeerde heiligen. De religieuze exempeltraditie in vroegmodern Nederland' door John Exalto. Proefschrift VU (Letteren 2005). Uitgave: Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2005, ISBN 9077503242, genaaid gebroch., zwart-wit illustr., 366 blz., prijs 24,90 euro.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2005
Protestants Nederland | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2005
Protestants Nederland | 36 Pagina's