Reformatie op Germaanse bodem
Over mythologie en religie in het oude Europa
'Het is niet toevallig dat de reformatie van de zestiende eeuw zich juist tot die landen beperkte waar nakomelingen van de Germanen woonden'. Deze saillante uitspraak doet Aat van Gilst op de laatste bladzijde van zijn boek over mythologie en religie in het oude Noord-Europa.1 Hun eerbegrip en vooral hun vrijheidsliefde waren voor de Germanen, aldus Van Gilst, belemmerende factoren bij hun overgang naar het christendom Ze konden zich maar moeilijk voegen onder het gezag van een in Rome gevestigde autoritaire instelling.
De schrijver raakt hier een uiterst aangelegen punt dat tot op de dag van vandaag in de kerken van Noord-Europa bewust of onbewust een prominente rol speelt. Interessant is in dit verband de opgeworpen these dat Bonifatius niet zou zijn vermoord door heidense Friezen, maar door reeds tot het christendom bekeerde Friezen, zij het dat zij van ariaanse snit waren. Van Eijnatten en Van Lieburg merken in hun Nederlandse religiegeschiedenis op dat door het verdrijven van de 'ketters' naar de grensstreken van het Romeinse rijk het ariaanse christendom bekend raakte onder de 'barbaarse', Germaanse volken.2
Ariaans christendom
Onder die volken, onze voorouders, oefende de ariaanse kleur van christelijk geloven een aantrekkingskracht uit die leidde tot de vorming van een eigen identiteit tegenover de Romeinse cultuur. Sinds de Germaanse Gothen verspreidde zich een ariaanse versie van christelijk geloven door Europa. Deze variant stond uiteraard op gespannen voet met het centrum van het orthodoxe gezag in Rome. Bonifatius nu stond bekend als een trouw vazal van Rome. De Friezen voelden er niets voor zich onder dat centrale gezag te scharen en ontdeden zich dus van Bonifatius die hun ongevraagd dit gezag had willen opdringen. De vraag is of protestanten - want die zijn hier aangesproken - (voor)bereid zijn om vanuit deze invalshoek hun traditie onder ogen te zien. In een land als IJsland, op papier een van de meest protestantse landen van Europa, werd in 1973 officieel het oude heidendom als religie weer erkend. Dat gebeurde onder de naam Äsatrü, trouw aan de Azen 3. De gedoopte IJslandse bevolking kent zijn voorouderlijke heidense traditie. Centra van de kerkelijke macht - Rome of Wittenberg - lagen geografisch gezien altijd ver achter de horizon. Ook in onze lage landen bij de zee is een nu eens sluimerend dan weer openlijk verzet tegen het centrale gezag levend. Zo heeft de huidige Protestantse Kerk in Nederland bepaald niet alle locale gemeenten onder haar hoede weten te verenigen.
Van ijstijd tot ijzertijd
Om dieper inzicht te verkrijgen in het eerbegrip en de befaamde vrijheidsliefde van onze germaanse voorouders (met het oog op vandaag en op onszelf), kan ik het boek van Aat van Gilst (geb. 1929) 'De eeuwige ordening' ter bestudering aanbevelen. De schrijver studeerde Nederlands en werkte onder meer als hoofd afdeling bibliografieën bij de Landbouw Universiteit Wageningen. Hij publiceerde eerder over folkloristische onderwerpen die een heidense wortel hebben. Opmerkelijk is dat hij veel samenwerkte met Hans Kooger (geb. 1932) die boeken schreef over regionale joodse geschiedenis in Nederland. Wat biedt het boek? Na een stevige inleiding een archeologisch overzicht van onze noordelijke contreien, een samenvatting van onze germaanse mythologie en een schets van het godsdienstige
(be)leven van onze verre voorouders. Ik geef een indruk van de inhoud.
De recente archeologie biedt nieuwe inzichten in ons heidens verleden. Zo zijn uit de steentijd vrouwenbeeldjes bewaard, de bronstijd liet midwinterhoorns achter en uit de ijzertijd stammen wijdingsaltaren zoals die zijn teruggevonden van de Zeeuwse vruchtbaarheidsgodin Nehalennia. Onze kennis van grafvormen, wijze van begraven en grafgiften is door archeologische vondsten verrijkt, maar het uiterlijk van een cultus zegt nog niets over het religieuze leven, aldus Van Gilst.
Germaanse heiden
De heiden is de plattelander. De Germanen woonden op boerderijen. Hun religie was een manier van leven, een magisch-mythisch beleven van de werkelijkheid en vooral een strijd om te overleven. De naam Germaan is afgeleid van ger, speer, en van man, man of held. De afgelopen halve eeuw rustte op de bestudering van het Germaanse heidendom een taboe vanwege het misbruik daarvan in de Nazi-ideologie. Maar in de oude Germaanse mythen treffen we geen spoor van racisme. Germaan-zijn betekent een Germaanse taal spreken, niet het behoren tot een bepaald ras. Die taal reikt terug tot India. Vandaar dat we spreken over onze Indo-germaanse cultuur. Studie van het Sanskriet bracht aan het licht dat de germaanse mythen erfenis uit de Indo-Europese tijd zijn. Bij heidendom hoort de mythe. Van Gilst leidt het woord mythologie af van mythos, gesproken woord, verhaal, geschiedenis. De geschiedenis waarover het hier gaat, is evenwel niet lineair (zoals kenmerkend is voor de monotheïstische religies) maar cyclisch. En zo komt hij tot zijn definitie van de mythen: verhalen die eenmalig voorgestelde gebeurtenissen verklaren en rechtvaardigen maar die in werkelijkheid betrekking hebben op zich eeuwig herhalende, cyclische verschijnselen (p. 18).
Van schepping tot voleinding
Schepping uit het niets is het heidendom onbekend. Uit de chaos wordt een wereld. In het hoge noorden is dat een strijd tussen ijs en vuur. De strijd van de goden tegen de reuzen is weerspiegeling van de strijd van de mens tegen de natuurmachten. Tussen het verblijf van goden en reuzen in ligt de Midgaard,. de gaarde in het midden waar de mens leeft, dicht bij de natuur. De levensboom in het midden houdt de wereld staande. Odin, de hoofdgod, is oorlogsgod, dodengod, god van vruchtbaarheid, god van de magie en nog veel meer. Hij is ingewijd in de wijsheid. Thor, de dondergod, zoon van Odin, is in het hoge noorden de meest populaire van alle goden. Hij voert het gevecht tegen de (zee)draak in de eindstrijd. Van de zendeling Adam van Bremen (elfde eeuw) weten we dat in het oude Uppsala in Zweden drie goden letterlijk centraal stonden: Odin, Thor en Fricco (Freyr). Freyr is de god van de vruchtbaarheid. Tyr is van vóór Odin. Van hem is de naam dinsdag afgeleid. Heimdal is een geheimzinnige godheid, wachter bij de regenboog, de brug naar het godenrijk. Mensen worden 'kinderen van Heimdal' genoemd. De god Loki is een intrigant, helper van de goden maar ook hun tegenspeler. In de privé-cultus staan godinnen op de eerste plaats. Freyja gaat over de vruchtbaarheid, Frigg is de gemaal van Odin en Hel is de godin van de onderwereld. Naar de hel gaan betekent sterven. Karakteristiek voor de Indo-Europese mythen is de strijd van de goden tegen monsters. De dood van Balder, geliefde god van het licht, luidt de ondergang in. De godenschemering breekt aan. Na de ondergang van de wereld begint alles opnieuw. Er is geen werkelijk einde.
Religieus leven en beleven
Heilige boeken hadden de Germanen niet. Behalve het runenschrift kenden ze geen schriftelijke bronnen. De oude verhalen werden mondeling doorverteld, met name door grootmoeders en andere wijze vrouwen. Pas in de dertiende eeuw werden de oude goden- en heldenliederen opgeschreven. Dat gebeurde op IJsland toen daar het christendom al een paar eeuwen bekend was. Snorri Sturluson schreef de Prozfl-Edda, een handboek voor jonge dichters. Hij putte uit de Poëzie-Edda, de verzameling liederen over goden en helden.^ De Edda, aldus Van Gilst, is geen Germaanse 'bijbel', bevat geen 'geloofsleer' en is grotendeels een dichterlijke schepping. Vandaar zijn stelling dat de Edda geen essentiële bron is voor de kennis van de Oudgermaanse religie. De mythen vertellen wel over de onderlinge verhouding tussen de goden, maar niet of nauwelijks over de relatie tussen goden en mensen. Hoe hebben onze voorouders geleefd? Dat is de vraag die Van Gilst vooral boeit. De op het platteland nog bestaande volksgebruiken blijken vóórchristelijke wortels te hebben. De Saga's, familieverhalen, met name de IJslandse, bieden inzicht in het dagelijks leven. Centrale thema's zijn strijd, doodslag en wraak.
De sibbe en het lot
Naast stam en volk is de sibhe (groep van verwanten die een gemeenschap vormen) basis van het leven. Het handelen wordt niet bepaald door de wil van een transcendente god, maar door de sibbe. Religie is zorgen voor het heil van die sibbe. Het belang van het individu is ondergeschikt aan dat van de gemeenschap. Moed, trouw en eer zijn de deugden. Onsterfelijkheid is voortleven in de herinnering van de komende generaties, is opgenomen worden in de eeuwige wereldordening die boven goden en mensen staat. Geen heilsleer voor de eigen ziel is bekend. Met de sibbe hangt de bloedwraak samen. Door doodslag verzwakt, boet de sibbe in aan eer. Daarom moet de moord gewroken worden. Vrede hangt samen met vriend en staat voor het geborgen leven in de sibbe. Geloof aan een vaststaand (nood)lot is algemeen Indo-Europees. Door voorzeggingen kan men op de hoogte komen van het lot, maar aan het lot zelf valt niets te veranderen. Alleen de wijze van handelen als antwoord op het persoonlijke lot kan iemand tot held maken. Het (nood)lot wordt zowel aan goden als aan mensen voltrokken. Ook goden zijn sterfelijk. De Nomen, schikgodinnen, spinnen de bestemming. Het dilemma vrije wil óf determinatie is onbekend.
Een pasgeboren kind wordt in de sibbe 'opgenomen' en met water besprenkeld. Het huwelijk gaat gepaard met cultische riten. Nageslacht vormt de zin van het leven. De dood behoort met de geboorte tot het levensritme, is geen straf voor de zonde. Er is geen sprake van vrees voor de dood. De dode blijft deel uitmaken van de sibbe, wordt vaak begraven onder de drempel, die cultische betekenis heeft. Het Walhalla is een gegermaniseerd paradijs. De dode krijgt giften mee in het graf.
Cultus als levensverzekering
In de cultus ligt de verzekering van het leven. Een geschenk ontvangen schept de verplichting van een gelijkwaardige contraprestatie. Wie offers nalaat, valt buiten de gemeenschap. In Uppsala bestond een landelijk offer, om de negen5 jaar gebracht, bestaande uit mensen en dieren. Ook spijs- en drankoffers waren bekend. Heilig waren bergen en heuvels (Wodans- of Goudsbergen), bronnen (Paderborn), bomen en bossen, evenals akkers en weiden. Cultisch middelpunt van de boerenhoeve en heilige plaats van de sibbe is de haard. Daar vindt de eigendomsoverdracht plaats. Heilige dieren waren het paard6 en de raaf. Processies werden gehouden als akkeromgang. De dans heeft een sacraal karakter, bevordert de vruchtbaarheid. Cultische mannenbonden waren gangmakers van de heilige feesten. De data waren afhankelijk van volle maan. De vrouw was niet de mindere van de man. Zij leidde een ander leven. Thuis had zij de leiding, droeg de sleutels van het huis, bereidde bier en mede, besliste of een gast in huis werd opgenomen. Op IJsland bestond het monogame huwelijk. Er waren ook vrouwenbonden. Invloedrijk was de zieneres, de volva.
Van heiden tot christen
In de Germaanse cultuur bestonden verschillende opvattingen vreedzaam naast elkaar. Dogma's waren onbekend. De goden waren niet buitenwereldlijk of transcendent. Men kon atheïst zijn. Wees uzelf tot leidsman, luidde het devies. Juist deze tolerantie van de Germanen deed het christendom over het heidendom zegevieren, aldus Van Gilst. De boer maakte geen principieel verschil tussen oude goden en de christelijke god. Meergodendom bleef vanuit een diepe behoefte bestaan. De komst van het christelijke geloof betekent het einde van de sibbeband. Sibbeschande staat synoniem voor christendom. De heidenen werden gekerstend, maar het christendom werd verheidenst (p. 354). Befaamd voorbeeld van dit laatste is de jaarlijkse viering van het Kerstfeest. Onze verre voorouders in Noord-Europa vierden een lichtfeest midden in de winternacht, het Joelfeest. Toen ze christen waren geworden, bleven ze dat feest vieren maar gingen het voortaan Kerstfeest noemen. Wat veranderde er eigenlijk? Kerstfeest is nog altijd een vreemde eend in de bijt van het kerkelijke jaar. De hoog ingezette dienst van de kerstnacht dreigt als een kaars uit te gaan. Het grootse begin haalt de paasmorgen nauwelijks, laat staan de pinksterdag. Wat zit hierachter?
Evangelie voor Saksen
Het duurde zo'n goede zevenhonderd jaar voordat het evangelie vanuit Jeruzalem onze Saksische voorouders bereikte. En toen het eenmaal zover was, verzetten onze verre voorouders zich met mens en macht tegen Karei de Grote. Zij waren als vrije Germanen niet gediend van het tweevoudige gezag dat Karei hen dwingend wilde opleggen: de politieke macht van de latere keizer en het kerkelijke gezag van de Roomse hiërarchie. De zoon van Karei de Grote, Karei de Vrome, gooide het over een andere boeg. Hij liet een monnik het Evangelie vertalen en bewerken op een manier dat de Saksen van de inhoud tenminste iets zouden kunnen begrijpen. Een Saksisch evangelie kwam uit de bus. Het kreeg later de naam Heliand, Heiland.7 De vier evangeliën waren tot één verhaal herschreven, op grond van het Diatessaron van Tatianus. Ongeveer zoals wij dat kennen van kinderbijbels. Een schoon epos was het geworden, met in de hoofdrol Jezus als onmiskenbare held. Drohtin wordt hij genoemd, een titel die de Saksen vanouds vertrouwd was. De lokale leider is ermee bedoeld, de aanvoerder van een schare trouw-tot-in-de-dood volgelingen. De toon van het Evangelie is die van het heldenverhaal geworden. Die toonzetting klinkt meteen al in het Kerstevangelie. Een paar voorbeelden.
Kerstevangelie in de Heliand
Dat er voor Jozef en Maria geen plaats was in de herberg komt in de Heliand niet voor. Gastvrijheid stond (en staat) hoog aangeschreven bij het Saksische volk. Het zou een ware schande zijn wanneer voor de machtige Leidsman, Zoon van de Allerhoogste, geen plaats zou zijn in ons midden. De schrijver schrapt daarom de ongastvrije herberg uit het evangelie. Maria wikkelt haar pasgeboren Kind in doeken en tooit het met kostbare sieraden, weet de Heliand. Juwelen in de kribbe. Dat is nieuw voor ons. Maar de Heliand vindt dat vanzelfsprekend. Hier ligt immers een Koningskind.
De schapen in de kerstnacht zijn in de Heliand vervangen door paarden. Niet dat de Saksen geen schapen kenden, maar sociaal gezien stonden schaapherders niet hoog genoeg aangeschreven. Zij vielen blijkbaar uit de toon in het tafereel van de koninklijke nazaten van David, van Jozef en Maria. Daarom worden de schapen opgewaardeerd tot paarden. Op de achtste dag na de geboorte, zo vertelt de Heliand, zeggen vele mensen dat het Kind 'Heiland' moet heten. Zo immers was de naam aangekondigd door de engel Gabriël, wordt ons verteld. Dat het Kind naar Joodse gewoonte op die dag ook besneden werd, verhaalt de dichter van de Heliand ons niet. Blijkbaar vond hij dat te lastig: de Saksen vertellen dat hun Heiland een besneden jood is.
Het heil uit de Joden
Christus schaamt zich niet het kleed van Noord- Europa om te slaan, het Saksische gewaad. Wanneer het Woord vlees is geworden, blijkt Het ook ons vlees en bloed te hebben aangenomen. Bijna wordt Hij ons eigen. Maar op een dag neemt Hij ons mee, vanuit onze lage landen bij de zee naar het land van zijn geboorte, naar zijn volk, naar de Schriften van Israël, naar zijn Vader, de God van Israël. Welk licht valt daardoor over onze viering van de winternacht? Het Woord 'van alzo hoge, van alzo veer' komt tot onze wereld over de lange baan van de geschiedenis van Israël. De vleeswording van het Woord begint in het Oude Testament. Het Evangelie, ook de Heliand dus, kan door ons heidenen van huis uit nu eenmaal niet goed worden verstaan zonder de grondtoon van de Schriften van Israël. Van Gilst heeft zijn boek volgestouwd met feiten. Al lezende en aan de hand van het uitgebreide register kan de lezer gegronde informatie over het eigen heidense verleden inwinnen. De auteur bevindt zich met zijn interpretatie overwegend in de zogenoemde naturalistische school. De verhouding tussen goden en mensen is met name een afspiegeling van de strijd van de mens met de natuur. Volgens velen een verouderd standpunt. Hij citeert met instemming Jan de Vries: 'De Germanen dienden geen goden, maar maakten deze aan zich dienstbaar' (p. 9). Dat hij de goden enkel menselijk ziet en hen enige transcendentie ontzegt, lijkt mij al te mager.
Tweespalt Edda en Thora
Na lezing en herlezing van dit boek dringt zich het volgende aan mij op. Geografisch valt Europa te bezien als een schiereiland van Azië. We spreken dan ook over de Indo-Europese cultuur waarvan wij deel uitmaken. Europa is als een christelijke kathedraal gebouwd op heidense fundamenten. Vandaag lijkt de kathedraal te worden afgebroken en beginnen de voorchristelijke grondslagen weer zichtbaar te worden. Tot nu toe blijven we - ondanks de ontzaglijke gebeurtenissen van de twintigste eeuw - de eeuwenlange tweespalt tussen heidendom en christelijk geloof koesteren waarvoor Miskotte in zijn Edda en Thora van 1939^ zo indringend waarschuwde. Deze tweespalt kan op twee manieren overwonnen worden. We kunnen in het huidige Europa doorgaan met massaal af te vallen van het christelijk geloof. Of we zoeken de weg van de bekering, van de goden naar de levende God van Israël. Niet in de laatste plaats zal deze omkeer inhouden een diepgaand inzicht in ons Europese christelijke verleden en, verder terug, in onze heidense afkomst ter plekke.
De kerk was niet of nauwelijks voorbereid op de ontmoeting met het levende jodendom in onze dagen. Een halve eeuw intussen proberen we de achterstand in te halen. Is niet iets dergelijks aan de hand in onze relatie met ons eigen heidens verleden? Verdrongen is het, veroordeeld, gedemoniseerd vooral. Maar nu het heidendom zich allerwegen als een levende beweging presenteert, blijken we allerminst te zijn voorbereid op de ontmoeting. Het snel terugkerend heidendom overvalt ons en we dreigen in een onvruchtbaar defensief te geraken. Hebben we wel dóór dat het over onszelf gaat, over ons gedoopte heiden-christenen? Van Gilst biedt ons een helpende hand om grondiger te leren kennen wat er broeit en bruist in de diepere lagen van onze Germaanse ziel.
N.a.v.: Aat van Gilst, De eeuwige ordening. Mythologie en religie in het oude Noord-Europa. Uitgever: Aspekt, Soesterberg 2004, ISBN: 90-5911-398-5, 384 pag., prijs € 24.98.
(Voetnoten)
1 Aat van Gilst, De eeuwige ordening. Mythologie en religie in het oude Noord-Europa, Soesterberg 2004, p. 354.
2 Joris van Eijnatten en Fred van Lieburg, Nederlandse religiegeschiedenis, Hilversum 2005, p. 46.
3 De Azen zijn de goden van de lucht, de Wanen de goden die oorspronkelijk met de aarde zijn verbonden.
4 In het Nederlands bestaan twee vertalingen. Die van Jan de Vries, Edda, Goden- en heldenliederen uit de Germaanse oudheid, Deventer 1978, achtste druk en van Marcel Otten, Edda, De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten, Baarn 2000, vijfde druk.
5 Negen is het heilige getal van het noorden.
6 Bij de invoering van het christendom op IJsland rond het jaar 1000 werd ontheffing verleend op het verbod van eten van paardenvlees.
7 In het voorjaar van 2006 zal voor het eerst in de geschiedenis bij uitgeverij SUN een integrale vertaling van de Heliand verschijnen, van de hand van Jaap van Vredendaal en Willem van der Meiden. Zie over de Heliand: H. Vreekamp, Zivijgen bij volle maan, Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora, Zoetermeer 2005, derde druk, p. 124vv.
8 K.H. Miskotte, Edda en Thora, Een vergelijking van Germaanse en Israëlitise religie, In: Verzameld Werk, deel 7, Kampen 1983, derde druk, p. 340vv.
(De auteur van dit artikel, dr. H. Vreekamp, is emeritus (hervormd) predikant in de PKN, oud-secretaris van de toenmalige Hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël en auteur van het veel aandacht trekkende 'Zwijgen bij volle maan', waarin hij de heidense oorsprongen van het (Veluwse) christendom analyseert).
---
De macht des HEEREN
John Wesley, de bekende Engelse prediker, die zijn ganse vaderland doorreisde om het Evangelie te brengen, werd een in een bos door een struikrover overvallen, die zijn geld eiste. ''Ik zal het u geven'', zei Wesley, ''en ik zal u nog een goede boodschap er bijvoegen bovendien. De tijd komt misschien nog eens, dat ge spijt krijgt over uw levenswijze, dan moet ge u dit woord herinneren: Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde.''
Dat was een enkel woord uit de Schrift, gesproken tot een hoorder, van wie niet veel goeds te verwachten was. En zie, jaren later ontmoette Wesley de struikrover weer en vernam, dat deze werkelijk had leren inzien, hoe zondig zijn werk was en dat het aangehaalde woord uit de Schrift hem tot Jezus had geleid.
De macht van Satan is groot, maar Gods macht is groter. Hij is in staat om de meest verslagen geest volle vrede te schenken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005
Protestants Nederland | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005
Protestants Nederland | 32 Pagina's