Gereformeerd Piëtisme door de bril van prof. Op 't Hof
Op 4 oktober j.1. inaugureerde dr. W.J. op 't Hof als bijzonder hoogleraar van de Hersteld Hervormde Kerk in de geschiedenis van het gereformeerd Piëtisme aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij sprak daarbij een rede uit waarin hij een lans brak voor een herziening van de tot nu toe gebruikelijke kerkhistorische terminologie, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen het puritanisme, het piëtisme en de Nadere Reformatie. Zijn voorstel is om in 't vervolg te spreken over Gereformeerd Piëtisme, en dit begrip op te vatten als een verzamelbegrip, waaronder de eerder aangegeven bewegingen zijn ondergebracht. Met vuur en verve heeft hij zijn opvatting aan de man gebracht. Of hij daarmee zijn gehoor ook evenzeer in gloed heeft gezet is een kwestie die zich op dit moment nog niet zinvol laat bespreken.
Op 't Hof kon gebruik maken van veel literatuur. Hij beweegt zich gemakkelijk in de stroom van boeken en artikelen die aan het Piëtisme zijn gewijd. Hij beschikt ook over een grote kennis van details, hetgeen blijkt uit een respectabel aantal eigen publicaties in boeken en tijdschriften. Het zijn deze miniatuurstudies die hem in de gelegenheid hebben gesteld om een overzicht van het geheel weer te geven en tegelijk ook in te kleuren. Daardoor kon hij een visie ontwikkelen, die zonder aarzeling of innerlijke onzekerheid werd gepresenteerd. De vraag is nu voor hem, maar ook voor ons, of het geleerd publiek met hem meegaat. De onderzoekers in Nederland kunnen het standpunt van de kersverse hoogleraar reeds kennen uit zijn dissertatie. Kerkhistorici uit Duitsland moeten, zo kreeg ik de indruk, nog voor zijn visie ingewonnen worden. Hoe de anglicanen het zullen opvatten, die in Engeland en die in Amerika, kan eerst op de lange duur blijken.
Twee definities
Op 't Hof komt na verscheidene uitweidingen tot twee definities, waarin hij zijn visie op de geschiedenis van het internationale piëtisme weergeeft. De eerste is „gemakkelijk toegankelijk en hanteerbaar voor onderzoekers uit alle mogelijke vakgebieden" (85): „Het gereformeerd Piëtisme was die stroming binnen het gereformeerd Protestantisme die de vroomheid in de meest omvattende zin tot een afzonderlijk thema verhief". De tweede definitie grijpt terug op de dissertatie die in 1987 bij de promotie van Op 't Hof onder prof. dr. O.J. de Jong, werd verdedigd. Deze bredere versie is bestemd voor onderzoekers „die zich echt in het onderwerp willen verdiepen" en die dan ook dienen te beschikken over meer specifieke kennis: Het gereformeerd Piëtisme was die stroming binnen het gereformeerd protestantisme die, tegen in haar ogen algemeen verbreide wantoestanden en misvattingen kerend, met profetische bezieling ijverde voor zowel de innerlijke doorleving van de leer en de persoonlijke levensheiliging alsmede de radicale en totale heiliging van alle terreinen van het leven".
De dissertatie van dr. Op 't Hof bevat in principe reeds het materiaal en ook de duiding daarvan, zoals deze nu in de inauguratie worden weergegeven. Ook komen sommige stellingen uit het proefschrift opnieuw naar voren. Zo bijvoorbeeld die over de internationale, interconfessionele en interseculaire manifestatie van het Piëtisme.
Voor het bewijs ervan hanteert Op 't Hof het eerste deel van zijn verhandeling. Het is historisch getoonzet. De termen Nadere Reformatie en Puritanisme worden eerst uit elkaar gehaald. Het misverstand, dat de aandacht voor de vroomheid speciaal een zaak was van Nederland en van de Engelstalige landen, ruimt hij uit de weg. De idee dat het Duitse Piëtisme een zelfstandig, min of meer autonoom verschijnsel was stuit bij Op 't Hof op verzet. Er loopt een lijn van het Puritanisme naar Nederland. De vele en velerlei vertalingen van geschriften van de overkant gelden als een bewijs daarvoor. Maar er lopen ook duidelijke lijnen naar het Duitse Piëtisme. Men krijgt sterk de indruk, dat de initiatie van de vroomheidbeweging bij onze oosterburen volgens Op 't Hof tot stand is gekomen via de Nederlandse beweging van Piëtisme en Nadere Reformatie.
Koepelterm
Het historiografisch overzicht stelt hem voor de vraag of een andere, zij het geniale, vondst anders dan die van het Piëtisme, als koepelterm gebruikt zou kunnen worden. Wie zo'n term zou kunnen bedenken, zou volgens hem niet mogen rekenen op een algemene internationale en interconfessionele acceptatie (23/24). Een andere aanduiding is volgens hem niet te verwachten. Vandaar dat de keus voor Op 't Hof niet moeilijk schijnt te zijn: Piëtisme zal de internatonale aanduiding kunnen blijven, maar dan opgevat in aanzienlijk bredere betekenis: een koepelbegrip moet het heten, waaronder Puritanisme, Nadere Reformatie en (Duits) Piëtisme elkaar ontmoeten. Het zou ons niet verbazen wanneer Duitse onderzoekers deze gang van zaken zouden opvatten als annexatie. Het begrip Piëtisme heeft zich gehecht aan de beweging rond Spener en Francke. In de in 2003 verschenen editie van de Religion in Geschichte und Gegenwart functioneert het begrip hoofdzakelijk vanuit deze context, ook al moet men toegeven dat het gebruik van de term zich niet tot de Duitse achtergrond beperkte. Ook in het Puritanisme en in de Nadere Reformatie treffen ons verschijnselen en opvattingen die gelijksoortig en gelijkvormig zijn aan die van het Duitse Piëtisme.
Binnen de Nadere Reformatie zelf ontmoeten we een zekere aarzeling ten opzichte daarvan. Dat is zacht gezegd. Wilhelmus ä Brakel besteedde in zijn Redelijke Godsdienst een heel hoofdstuk aan de "waarschuwende bestiering" tegen piëtisten en quiëtisten. Blijkbaar heeft hij niet direct van verwantschap willen spreken. Er is inderdaad een pleit te voeren voor de reservering van de aanduiding "Piëtisme" voor de vroomheidbeweging specifiek in Duitsland. Men zou dan ook het gebruik van de benaming "Puritanisme" kunnen blijven beperken tot de ontwikkelingen die zich in Engeland en Amerika hebben voorgedaan. Terwijl het begrip van de Nadere Reformatie vooral betrokken kan blijven bij de Nederlandse kerkgeschiedenis.
Dit betekent niet dat we de ogen zouden moeten sluiten voor de onderlinge relaties, gemeenschappelijke kenmerken en wederzijdse beïnvloeding. Integendeel. Men kan meer dan ooit daarvoor aandacht vragen. Maar al te veel wordt echter een factor buiten beschouwing gelaten, die voor deze gemeenschappelijkheid in de vroomheidopvatting en -beleving een causale betekenis toekomt. Zij komt ook bij Op 't Hof niet naar voren.Te denken valt aan de omslag in de cultuur, aan een soort 'Gemeingeist', die mede verantwoordelijk gesteld moet worden voor hetgeen zich in kerk, theologie en maatschappij voltrok.
Crisis in Europees denken
De crisis in het Europese denken greep in groter cirkels om zich heen dan men op het eerste gezicht zou denken. En zij kondigde zich reeds vroeg aan en beïnvloedde ook de vraag naar de ervaring van wat men zo getrouw had beleden. Van die gemeenschappelijkheid droeg elk van de genoemde nationale bewegingen een kenmerkende trek mee. Overigens waren de verschillen evenzeer duidelijk aanwijsbaar.Men kan alles wat op vroomheid werkelijk gericht is geen piëtisme noemen. Dat betekent een verbreding van het begrip, die tot nu toe vrij ongebruikelijk is.
Het omgekeerde doet zich voor wanneer Op 't Hof specifiek gesproken wil hebben van gereformeerd Piëtisme. De brede opvatting van het begrip 'Piëtisme' zoals hij dit als koepelterm gehanteerd wil zien, blijkt opeens versmald te worden door een confessioneel bepaalde restrictie, die haar uitdrukking vindt in Nederlandse drie formulieren van Enigheid. Wanneer hij in dit verband nog al nadrukkelijk de synode van Dordrecht vermeldt(26), kan hij inderdaad verwijzen naar de Franse kerken die de Leerregels overnamen. M5ar hij mag niet vergeten dat de vaderen daar in Dordrecht het begrip "gereformeerd" duidelijk hebben afgeschermd ten opzichte van de lutheranen. Zij verstonden onder 'gereformeerd' de traditie die terugging op Genève. Lutherse piëtisten hebben, net zo min als de orthodoxe lutheranen, iets gemeen met de Canones van Dordrecht. Hoe men het ook keert of wendt, lutherse vroomheid is anders geïndoctrineerd dan de gereformeerde. Dat is eigenlijk als sinds 1529 (godsdienstgesprek in Marburg) het geval. Of men de puriteinen zonder meer met de gereformeerden op één lijn kan stellen is ook de vraag. Voetius gaf een devotieboek uit van de puritein bij uitstek Bayly, „met enige korte en nodige aantekeningen verrijkt". Zijn eigen colleges over de praxis pietatis ademen, ondanks zijn bewondering voor Perkins en vele andere puriteinen toch een enigszins andere geest. Voor hem was 'gereformeerd' strikt genomen niet hetzelfde als 'puriteins'. Wat Op 't Hof met een ruim gebaar met de ene hand bijzonder breed aanvaardt als piëtisme, geeft hij met de andere hand weer prijs, wanneer hij zich, om aan te geven wat gereformeerd is, terugtrekt op de Nederlandse gereformeerde belijdenisgeschriften, de Drie Formulieren van Enigheid. Verder (p. 59) specificeert hij dit verbijzonderende begrip van 'gereformeerd' voor ons land nog eens een keer. Hij zet dan het gezicht ervan naar buiten vooral getekend in de eigen krant van de gereformeerde piëtisten, het Reformatorisch Dagblad. Op bladzijde 79 is daarmee, althans voor ons land het gereformeerd Piëtisme gereduceerd tot een 'reformatorische maatschappelijke minizuil'.
Onhelder: breed en beperkt
Zo is het beeld van dit gereformeerd piëtisme niet helderder geworden. In de brede zin opgevat horen de lutheranen er bij, met de anglicanen, tenminste wanneer het om de doorleefde pietas gaat. De innerlijke vroomheid, samengaand met sommige uiterlijke kentekenen levert de substantie, waaraan het internationale, alle tijden omspannende, en interconfessionele Piëtisme is te herkennen. Breeduit, straks katholiek genoemd. Maar landend in de praktijk van ons eigen land is de breedheid teruggebracht tot proporties die slechts op de kleine schaal van een schier provinciale Nederlandse situatie kan worden weergegeven. Het komt mij voor dat er van een innerlijke tegenstrijdigheid sprake moet zijn, waardoor de breedheid, Europees en bijna mondiaal, ineenschrompelt tot wat met enige moeite kan worden aangeduid als een maatschappelijke minizuil, een volksgroep die zich verzamelt als een restant rondom een zuil, die ook eenmaal zal verdwijnen.
Inderdaad, het valt niet mee om een grote historische beweging in zijn gang door de geschiedenis zo te volgen, dat met een heldere weergave een klaar inzicht geboden kan worden. Als we hier van een innerlijke tegenstrijdigheid in de conceptie willen spreken, behoeft dit niet zijn oorzaak te vinden in een gebrek aan kennis bij de schrijver, of in een gemis van vakbekwaamheid. Het boekje, dat de uitbreiding bevat van de gehouden oratie, is helder, getuigt ook van een wetenschappelijke gave die de stof beheerst, en die zelfs zich presenteert in een toon van zekerheid en gezag. De frictie, waarvan hier sprake is, moet gegeven zijn met de zaak, die op twee verschillende manieren in de titel van de oratie aan de orde komt. Hoofdbegrip is het piëtisme. In dit begrip gaat het ten diepste om de werkelijkheid van de beleving in het hart. Pietas is sedert Cicero de aanduiding van iets wat men innerlijk ervaart. Het humanisme kan er zeker ook zo over spreken. Het christendom bedoelt er iets geheel anders mee. Maar ook daar is het een zaak van het hart, van ervaring, beleving. Het subjectivisme is daarmee gegéven en daarmee tegelijk de verscheidenheid. Zo staat het piëtisme ten diepste in de geschiedenis op een manier die differentie noodzakelijk veronderstelt, en zo openbaart zich dit piëtisme ook van streek tot streek, van land tot land anders. Hier geldt het gezegde, zonder hetwelk men geen kerk kan bouwen: de intimis non iudicat ecclesia: over het hart oordeelt de kerk niet. Het piëtisme is een zaak van innerlijkheid, een kwestie van oncontroleerbare innigheid. Men bouwt er geen kerk mee. Het is eerder precies omgekeerd. Neem de kerk weg en de vroomheid verdwijnt. Het piëtisme heeft in alle tijden tegen de kerk aangeleund.
Gereformeerd als kerkelijk begrip
Heel anders staan de zaken met het gebruikte adjectief. Het is aan de vroomheid toegevoegd. 'Gereformeerd piëtisme'. Daar begint het te wringen. Want 'gereformeerd' is een bijvoeglijk naamwoord, niet allereerst bij de vroomheid, maar bij het substantief 'kerk'. Het is de aanduiding dat de kerk, om kerk te blijven, gereformeerd of hervormd moest worden. En de kerk kan men, naar het woord van de belijdenis (art. 29) 'zekerlijk kennen". Men kan 'lichtelijk kennen' wat de echte kerk is. Daar is niet primair sprake van innerlijkheid, maar van duidelijke herkenbaarheid. En de gereformeerde kerk houdt staande, dat de ware vroomheid, de echte pietas als zaak van het hart door de prediking van het toetsbare evangelie gewerkt wordt. Zonder kerk geen vroomheid. Het begint bij de kerk, die haar kentekenen draagt, die men zichtbaar, zekerHjk of Hchtelijk, kan herkennen. De spanning in het begrip 'gereformeerd Piëtisme' is gelegen in het feit dat men met subjectieve factoren wel een conventikel, maar geen kerk kan bouwen. Wie van de vroomheid een 'koepelbegrip' maakt kan dit alleen door op de een of andere manier het kerkbegrip te relativeren. Een lutherse kerk creëert een ander type vroomheid dan een gereformeerde, en ook weer anders dan een anglicaanse, congregationalistische, of independentistische. De grootste gemene deler van de vroomheid kan als het er aankomt gereduceerd worden tot enkele grondervaringen. Naarmate die breder of beknopter worden gehouden zal de 'oecumene van het hart' uitdijen of zich versmallen.
Kerkhistorisch gezien verdient het aanbeveling om te blijven spreken van piëtisme. Nadere Reformatie en puritanisme. De term gereformeerd piëtisme leidt niet alleen tot praktische moeilijkheden in het wetenschappelijk verkeer, zij is ook vanuit het oogpunt van gereformeerde theologie, en met name met betrekking tot de ekklesiologie niet zonder werkelijke problemen. Deze opmerkingen betekenen geen devaluatie van de kwaliteit van de oratie en wat daarin verder werd geboden aan historisch materiaal. Het betekent wel een discutabel stellen van wat met name in een aantal thesen bij wijze van samenvatting of toepassing werd geboden. Zij vormen het slot van de oratie.
Verspreid en diffuus
Wat Op 't Hof in de twee voorafgaande hoofdstukken biedt, betreft allereerst de geschiedenis van het 'gereformeerd piëtisme'. Daarna biedt hij een bespreking van het wezen ervan. Het historisch overzicht laat zien hoe de 'brede geografische gang en 't lange historische verloop' zich hebben voltrokken. Inderdaad breed. Voorop gaat een schets van de oorsprong, situatie en ontwikkeling in Engeland, gevolgd door een weergave van de ontwikkelingen in Schotland, Ierland en Amerika. Dan verplaatst zich het beeld naar Frankrijk, de Nederlanden met de overzeese gebiedsdelen naar Duitsland en de noordelijke gebieden van Denemarken, Zweden en Finland. Na een beeld gegeven te hebben van de ontwikkelingen in Midden-Europa, trekt Op 't Hof zijn conclusies. Deze raken vooral de internationalisering van de beweging met name door geloofsmigratie, onderlinge academische betrekkingen en niet in het laatst vooral ook door vertaalarbeid. Een feit is, dat de breedheid van de ontwikkelingen van het piëtisme samenvielen met een afnemende invloed op alle terreinen. Het hoge idealisme stuitte af op weerbarstige politieke en maatschappelijke praktijk. Slechts in ons eigen land is de beweging nog van 'enige, zij het geringe betekenis'.
Het is de moeite waard om van deze schets kennis te nemen. Voor het heden kent Op 't Hof wel belangstelling voor puriteinse geschriften ("waar uiteraard uitgeverijen graag op inspelen", 79), maar hij verklaart dit feit als een mogelijke 'stichtelijke aanvulling op een droog dogmatisch gereformeerde positie", en niet zozeer als 'een grondige gerichtheid op vroomheid'. Blijkbaar constateert hij een omslag in de vorm van de vroomheid, die niet helemaal te rijmen valt met het wezen van het 'gereformeerd piëtisme'. Met kennis van zaken, grondige kennis ook van de literatuur beweegt Op 't Hof zich langs de velden en wegen van vrijwel een geheel continent. Maar die kennis vermenigvuldigt zich nog aanzienlijk, wanneer hij gaat spreken over het wezen van de beweging. Het notenmateriaal neemt hier onstuimig toe, nu uit de verf moet komen wat eigenlijk gesproken de zaak van dit 'gereformeerd piëtisme' was. Een kleine schermutseling met twee seculiere historici aan de Vrije Universiteit hielp hem daarbij in het zadel: geen onderscheid en in 't geheel geen botsing tussen officieel piëtisme en volkspiëtisme, of ook: volkse vroomheid, de lekenstroming tegenover de geïnstitutionaliseerde confessionele verambtelijkte Nadere Reformatie, maar een eenheidsconceptie, die eenvoudig, of uitgebreid kan worden weergegeven zoals in de hierboven geciteerde definities van Op 't Hof. Die definities werden nader uitgewerkt, gedocumenteerd, en ten slotte van toepassing verklaard op het Piëtisme als gereformeerde beweging.
Toepassing in stellingen
Met de oratie ging het als met de preek vroeger. Bij de toepassing werden sommige hoorders wakker. Zij luisterden dan met gespannen aandacht. In dit opzicht presenteerde Op 't Hof zijn hoorders op een aantal wakkere en slaapverdrijvende stellingen. De eerste vloeit rechtstreeks uit zijn these voort dat de begrippen piëtisme en gereformeerd piëtisme gehanteerd moeten worden als 'koepeltermen' Naar mijn gedachte, hierboven weergegeven, bevat de formule een iimerlijke tegenstrijdigheid, en staat zij zozeer onder een met de zaak gegeven sparming, dat zij daarom niet kan worden gehanteerd. Enkele van de overige stellingen komen, zij het met een licht verschil in formulering, reeds voor bij het proefschrift uit 1987. De tweede stelling is hier en nu wat onzorgvuldig geformuleerd: Zonder het Engelse Puritanisme zouden er te weinig argumenten zijn om het gereformeerd Piëtisme als een historische grootheid op te vatten en te onderscheiden. Op 't Hof betrok deze these in 1987 op het Nederlandse Piëtisme, of op de Nadere Reformatie: "De Nadere Reformatie had haar ontstaan en eerste opgang grotendeels aan het Puritanisme te danken en was voorts blijvend door deze beweging gestempeld". Nu denkt hij breder: het gereformeerd piëtisme dankt zijn ontstaan aan het puritanisme.
Ook de andere stellingen herinneren aan wat hij bij zijn proefschrift aan thesen voegde. Wat de Icatholiciteit van het gereformeerd piëtisme betreft en zijn oecumenische instelling, ook hier zijn die gedachten zijn niet nieuw. Hij zegt het niet zo sterk als bij zijn promotie. Toen was het: "Een echte protestant wil liever vandaag dan morgen terug naar de Moederkerk". Of dit een uiting is van dat piëtisme, waaraan katholiciteit en oecumenische gezindheid kan worden toegeschreven, zou een interessante vraag zijn. Katholiciteit is een begrip dat principieel behoort bij de eigenschappen van de kerk, niet primair bij de vroomheid als zodanig. En daarom is de oecumeniciteit van dit gereformeerd piëtisme, zoals hij het stelt, ook een kwestie waar in feite de kerk als zodanig buiten valt. Het gaat dan om een vage 'oecumene van het hart', die men verdedigen kan bij de EO en bij het piëtisme op gelijke gronden, maar met andere gevolgtrekkingen.
Dat Op 't Hof deze stellingen, in een enigszins aangepaste versie, hier herhaalt hoeft geen verbazing te wekken. Men kan slechts constateren, dat zijn opvattingen in een breder kader zijn geplaatst. Misschien zijn ze ook wat feller geworden. Was het in 1987 in zijn twaalfde stelling nog een beetje voorzichtig : „Zolang deze bedeling duurt, is piëtisme inherent aan levend Christendom", bij de inauguratie in Amsterdam klinkt het aanvechtbaar: „Zonder piëtisme is het onmogelijk een echt christen te zijn". Dat is inderdaad fel. Christen zijn zonder piëtisme is dus onmogelijk. Niemand kan ontkennen dat een waar geloof ook weet heeft van oprechte vroomheid of pietas. Maar zoals nu de formulering luidt is er weinig in te ontdekken van de katholiciteit en oecumeniciteit die Op 't Hof in andere stellingen aanprijst. Het christen zijn is niet afhankelijk van de beschouwing die men over het piëtisme heeft. Het staat of valt met de oprechtheid van het geloof. Daarom vraagt de laatste stelling in ieder geval om een andere formulering.
Kuyper en de discussie aan de VU
Kuyper heeft, toen hij zijn arbeid aan de Vrije Universiteit theologisch zocht te verantwoorden in zijn 'Encyclopaedie der heilige Godgeleerdheid' behartigenswaardige dingen gezegd over de beschrijving van de Christelijke vroomheid (Ene. III, 318-322). Dat was, toen de Vrije Universiteit de christelijke wetenschap nog in een gereformeerd spoor wilde beoefenen. Kuyper is van mening dat de 'historia pietatis' door zulk een theoloog is op te maken, „die zelf in de eigen ziel deze diepste worstelingen van het religieuze leven mee doorworsteld heeft". Tegelijk schrijft hij dat de geschiedenis van de christelijke vroomheid alleen dan te leveren is, wanneer men kritisch, met Gods Woord in de hand die geschiedenis volgt. De reden? „Eenvoudig wijl anders het gevaar ontstaat, dat men zijn eigen vroomheid tot norma kiest, en alzo zich buiten staat stelle, om wat normale ontwikkeling is, ook hier van de abnormale deformatiën te onderscheiden". Kuypers norm valt samen met die van het Woord. Dat is objectief, veilig en betrouwbaar, hoewel hij een theoloog van de wedergeboorte wordt genoemd. Het is de vraag of Op 't Hof déze objectiviteit weet te bewaren in zijn pleit voor het piëtisme naar gereformeerde snit.
(De auteur van dit artikel is emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. De tot een hoekje uitgewerkte inaugurele rede van dr. Op 't Hof is uitgegeven door
Den Hertog in Houten als eerste deel in een reeks theologische geschriften van de Hersteld Hervormde Kerk).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005
Protestants Nederland | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005
Protestants Nederland | 32 Pagina's