Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes Hendrikus Donner

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Hendrikus Donner

Eersteling van een begaafde gereformeerde familie

18 minuten leestijd

Het geslacht Donner behoort tot de begaafde gereformeerde families die kerk, staat en maatschappij in velerlei functies hebben gediend. In een bijdrage van ds. L.J. Geluk in 'Ecclesia' van juni 2002 worden enkele bijzonderheden gegeven over dit geslacht, teruggaande tot stamvader Gottfried Otto Donner (1757-1836) die zich uit Duitsland omstreeks 1785 in ons land had gevestigd en soldaat in Nederlandse dienst was geworden.

Als zodanig was hij in 1787, ten tijde van de strijd tussen patriotten en prinsgezinden, belast met de bewaking van paleis Soestdijk, waarbij hij tijdens een aanval van de patriotten levensgevaarlijk gewond werd en zijn gehemelte werd verbrijzeld. Hij behield het leven, maar zijn gehemelte bleef open en als gevolg hiervan kon hij niet spreken. Stadhouder prins Willem V schonk hem toen twee gouden gehemelten, alsmede een jaargeld van ƒ 300, en de invalide soldaat vestigde zich als hoedenmaker in Arnhem.1 Een van zijn zoons was Johannes Christiaan (1793- 1839) die het beroep van zijn vader overnam en in 1817 trouwde met Aleida Koopman (1792-1863)2 Een van de kinderen uit hun huwelijk was de later bekend geworden predikant en parlementariër Johannes Hendrikus Donner (1824-1903)3 en van hem willen wij een beknopte levensschets geven. Hij is de eerste in een rij van Donners die tot op heden - we denken hierbij onder andere aan Jan Donner (1891-1981), minister van justitie, president van de Hoge Raad en president-curator van de Vrije Universiteit,'4 en zijn kleinzoon, de huidige oudminister Piet Hein Donner - belangrijke openbare functies hebben vervuld.

Predikantschap

Johannes Hendrikus Donner werd op 18 oktoberl824 te Arnhem geboren. Zijn vader was evangelischluthers, maar diens echtgenote hervormd, en na het overlijden van haar man in 1839 sloot zij zich aan bij de christelijke afgescheidenen. Zij gaf haar kinderen een gedegen gereformeerde opvoeding en legde hiermee de basis voor de arbeid van opeenvolgende generaties Donner.5 Johannes Hendrikus Donner volgde zijn theologische opleiding in Arnhem bij de bekende ds. Anthony Brummelkamp (1811-1888), vertegenwoordiger van de Gelderse richting van de afgescheidenen, een groep van ongeveer twintig gemeenten en vijftien predikanten in Gelderland en Overijssel die in zaken van middelmatig belang als bijvoorbeeld het ambtsgewaad, vrijheid van geweten en overtuiging bepleitte.6 Zijn leven lang zou Donner zich met deze richting sterk verbonden blijven gevoelen.7 De opleiding was degelijk en praktisch en Brummelkamp, wiens blijde vroomheid en hartelijkheid in de omgang diepe indruk op zijn leerlingen maakte, zag er steeds op toe of de student ook als persoon wel geschikt was voor zijn toekomstig ambt.8 Donner behoorde in ieder geval hiertoe. In 1848 werd hij door Brummelkamp bevestigd tot predikant in Ommeren, een plaatsje bij Tiel, waar hij aanvankelijk in een schuur moest preken, maar later kon beschikken over een kleine kerk. Naast de diensten in Ommeren hield hij tevens bijbellezingen voor de kleine kring van afgescheidenen in Tiel.9 In het kerkelijk leven deed hij al vroeg van zich spreken. Op de synode van 1849 hield hij, in overeenstemming met zijn leermeester Brummelkamp, een pleidooi voor vrijheid van gevoelen in middelmatige zaken als bijvoorbeeld de ambtskleding10 In 1851, in de dagen toen er, na het woord van ambtgenoot H.J. Kouwenhoven in zijn herdenkingsrede over Donner, nog smaadheid verbonden was aan de prediking der waarheid,11 werd hij predikant te Leiden waar hij tot aan zijn overlijden in 1903 is blijven wonen. In hetzelfde jaar trouwde hij met Huiberdina Gijsbertha de Hoogh (1830-1903). Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren, vijf zonen en vier dochters.12 Van de vijf zonen traden twee in het voetspoor van hun vader: Andreas Matthias en naamgenoot Johannes Hendrikus werden beiden predikant.13 In Leiden heeft het glanspunt van Donners arbeid gelegen. Hier heeft hij de gemeente gevormd en gesticht.14 Naar het getuigenis van zijn Leidse collega Kouwenhoven heeft hij zich aan deze gemeente met grote liefde gewijd, gedreven als hij was door het verlangen God te dienen en Zijn naam groot te maken. 15 Zijn prediking werd geroemd om haar helderheid en diepzinnigheid, de ernst waarmee het Evangelie aan de hoorders werd voorgehouden, het appèl dat op hun geweten werd gedaan. Zijn gezonde bijbelse prediking maakte diepe indruk op zijn hoorders, zij was stichtelijk, opbouwend en tot rijke zegen.16 Dat laatste gold ook voor velen buiten de eigen christelijk afgescheiden gemeente, aldus Donners Leidse collega: 'Want het waren de dagen, toen bijna allen, die in deze stad de waarheid liefhadden, aanzienlijken en geringen, herwaarts kwamen, of naar onze Zustergemeente, omdat de koude stroom van het moderne ongeloof de Hervormde kerken ontvolkte, en de prediking der waarheid naar den Woorden Gods, zoo uiterst zeldzaam werd gehoord buiten onze kerken'.17 Woorden van een exclusieve waarheidsclaim en een al te hard oordeel over de Hervormde Kerk, maar die verstaan moeten worden tegen de achtergrond van de felheid waarmee de kerkelijke strijd van die dagen werd gevoerd. In ieder geval was ds. Donner een prediker van naam die uitblonk door zijn exegese en kennis van de menselijke ziel. Het was echter niet alleen zijn prediking die hem in Leiden geliefd maakte. Ook zijn optreden tijdens de grote cholera-epidemie van 1866-1867, waarbij over heel Nederland ruim 21.000 doden vielen,18 oogstte grote waardering en men roemde zijn zelfverloochening en moed.19 Donner had veel liefde voor de zending en hield zich, naast zijn predikantschap, bezig met de opleiding van zendelingen voor Nederlands-Indië. Geleidelijk aan viel deze taak echter niet meer te combineren met zijn ambt en legde hij dit in 1877 neer, om zich voortaan als zendingsdirector, daartoe door de Synode van Utrecht benoemd, geheel aan de opleiding tot zendelingen te kunnen wijden.20 Deze functie vervulde hij tot 1899.21 Zoals elke dominee zal ook Donner meerdere malen een beroep hebben gehad. Vermelding verdient het beroep dat de gemeente in Pella in de Amerikaanse staat Iowa (door Schölte in 1847 gesticht) in maart 1859 op hem uitbracht. In de hierbij ingesloten brief van Van Raalte werd een weinig positief beeld van Schölte gegeven en een dringend beroep gedaan op Donner Leiden (dat beter vervuld kan worden dan Pella) te verlaten; de gemeente zal hem van de Here afbedelen. 22 Tweede Kamerlid In 1879 werd Donner gemeenteraadslid in Leiden en bleef dit tot 1886.23 In 1880 nam zijn loopbaan een nieuwe wending. Voor het district Leiden werd hij toen lid van de Tweede Kamer, een verkiezing die hij te danken had aan de vele Hervormde stemmen die hij op zich verenigde,24 een teken dat deze afgescheiden predikant, die een om z'n gaven en karakter gezien lid van de AR was,25 ook buiten eigen kring respect genoot. Bij de eedsaflegging had een scherpzinnige parlementaire waarnemer in verschijning en toon direct de gewezen predikant herkend: "Vrij lang van gestalte, met een goedig, maar toch uitgestreken, mager, baardeloos gelaat, een fijnen neus, pleisterachtige kleur, het blonde haar, ondanks zijne zesenvijftig jaren nog niet vergrijsd, trad Johannes Hendrikus Donner daar, op den 20sten Februari 1800, deftig naar den Voorzittersstoel, om de bij de Grondwet gevorderde eeden af te leggen. Hij deed dit op lagen zalvenden toon, als kwam zijn bariton-geluid uit de diepte van een graf, en op elk woord van het: "zoo waarlijk helpe mij God almachtig", legde hij den klemtoon: dit toch schijnt eene eigenaardigheid van het species te zijn".26 Toon en woorden doen deze waarnemer niet direct kennen als een geestverwant van ds. Donner, al vond hij het overigens wel een goede zaak dat er tegenover de twee gewezen moderne predikanten Meijer en Lieftinck weer eens een orthodoxe expredikant in het krijt trad. In de Tweede Kamer behoorden immers alle richtingen vertegenwoordigd te zijn.Al teveel vrees voor wat hij noemde uiterste beginselen - in de ogen van de waarschijnlijk liberale waarnemer waren de beginselen van de AR-partij kennelijk uiterste of extreme beginselen - hoefde er niet te zijn. Het voorbeeld van Kuyper, de andere politicus geworden orthodoxe predikant, liet zien dat voorstanders van dergelijke beginselen in de Tweede Kamer minder te duchten waren dan daarbuiten: "Het openbaar debat strekt ten veiligheidsklep aan stoute theoriën: zij worden er geuit, maar dadelijk weersproken en in hare zwakke zijden aangetast".27 Tot geruststelling van deze waarnemer was Donners optreden in de Tweede Kamer gelukkig wars van scherpslijperij. Dit bleek reeds de eerste keer toen hij het woord voerde. Dit gebeurde op 4 mei 1880 bij de behandeling van een voorstel van de regering de 3-jarige H.B.S. te Venlo om te vormen tot een Rijksschool. In overeenstemming met het antirevolutionaire beginsel van soevereiniteit in eigen kring verklaarde Donner zich hiertegen; naar zijn mening overschreed de regering hier haar grenzen van vaderlijke liefde en zorg. Waarnemer tekent hierbij aan dat hij op onderwijsgebied dus in zijn antirevolutionaire rol bleef, maar "hetgeen hij toen zeide was echter volstrekt niet hartstochtelijk of hatelijk, maar klaar en duidelijk, en zelfs hier en daar eenigszins humoristisch getint. Ook bij een volgende gelegenheid, toen hij als voorstander van het "vrije christelijke onderwijs", optrad, protesteerend tegen de Staatsalbemoeiïng en gewagend van de "geschiedenis der samenstelling van de wet op het lager onderwijs, die zoo diep was ingegaan in de geheuchenis van de harten en gewetens van hem en zijne medestanders", toen wierp hij, in tegenstelling van andere anti-revolutionnairen, de geldkwestie over boord, en predikte hij zachtmoedigheid voor wraak".28 De conclusie was dan ook dat Donner, al mocht hij dan ook de preektoon niet verzaakt hebben, in de omgang een gemoedelijk en vriendelijk man scheen te zijn, terwijl zijn ernst en deftigheid er borg voor stonden dat hij geen inbreuk zou maken op het aanzien van de Tweede Kamer.29 Behalve over onderwijs voerde Donner in de Kamer ook het woord over koloniale zaken, financiën en binnenlandse zaken. Daarnaast moet worden genoemd de indiening (1892) van een initiatiefvoorstel tot het niet op zondag laten oefenen van de schutterijen, een voorstel dat het daaropvolgend jaar werd ingetrokken.30 Vermeldenswaard is ook zijn tegenstemmen van de kieswet (1896) van de liberaal S. van Houten, een wet waarbij weliswaar aan een grotere groep van de mannelijke bevolking dan voorheen het kiesrecht werd toegekend, maar nog altijd was dat kiesrecht beperkt, beperkter ook dan het voorstel (1892) van Donners partijgenoot J.RR. Tak van Poortvliet die alle mannen (uitgezonderd de analfabeten en bedeelden) het kiesrecht had willen toekennen. Binnen de AR-partij behoorde Donner dan ook tot de democratische stroming van de Takkianen, waarvan Kuyper de leider was.31 In dit verband is het vermeldenswaard is dat Donner grote bewondering voor Kuyper had.32 Toen deze laatste op 21 januari 1874 tot afgevaardigde werd gekozen telegrafeerde Donner hem met de woorden "Uwe verkiezing mijne blijdschap"en vijf dagen later schreef hij: "Ik kan niets eerder en meer begeeren dan dat gij naar de Kamer gaat. - Gij zijt de van God aangewezen man om op dezen tijd die plaats in te nemen".33

Donner leeft ook voort als grondlegger van de traditie om na de Troonrede het "Leve de koningin"aan te heffen. Deze traditie dateert van 1897 en ontleent haar ontstaan aan Donners reactie op de door koningin- regentes Emma uitgesproken troonrede. Een reactie die niet zozeer betrekking had op de inhoud, als wel op de zeventienjarige koningin Wilhelmina die hier voor de eerste keer aanwezig was. Haar aanwezigheid emotioneerde hem zeer en bracht hem, na het uitspreken van de troonrede, spontaan tot de uitroep: "Leve de Koningin!",34 een toejuiching die de socialistische leider Troelstra opvatte als een antisocialistische demonstratie.35 Tot aan zijn aftreden als Kamerlid (1901) mocht hij jaarlijks als eerste deze uitroep aanheffen. En nog steeds weerklinkt elk jaar deze uitroep. Een bewijs van Donners betekenis is misschien ook dat hij in correspondentie heeft gestaan met de grote staatsman Groen. Naar aanleiding van een beschouwing van 16 oktober 1869 in De Wekstem, het blad van de Christelijk Gereformeerde Kerk, waarvan Donner, samen met W. Diemer redacteur was, schreef Groen hem dat hij het betreurde dat Donner het had doen voorkomen alsof hij zich over de onzijdige staat illusies maakte. Groen bestreed dit en plaatste kanttekeningen bij openlijke tegenspraak van geestverwanten als Donner. Waar ze nodig was mocht ze niet worden ontweken, maar zolang ze niet onvermijdelijk was kon dit beter worden nagelaten. Donner antwoordde hierop dat hij geen bestrijding van Groens denkbeelden had beoogd, maar alleen een verklaring.36

Catecheet en bijbelverklaarder

Ds. Donner genoot ook veel bekendheid als een uitstekend catecheet.37 Van zijn hand verschenen diverse en tot ver in de twintigste eeuw vele malen herdrukte catechisatieboekjes,38 waaronder een Beknopt onderrricht in de bijbelse geschiedenis voor catechisatiën (waarvan in 1992 nog een herdruk verscheen), een tweedelig catechisatieboekje, waarin het Oude Testament in zesendertig lessen en het Nieuwe Testament in drieëntwintig lessen wordt behandeld. Duidelijk hierin is de christologische uitleg van het Oude Testament. Tevens schreef hij De Bijbelsche geschiedenis aan kinderen verhaald (1887). Bekend en geliefd geworden is ook de tweedelige psalmverklaring De psalmen voor de gemeente uitgelegd (1893-1894), waarvan nog in 1978 een fotomechanische herdruk verscheen, een verklaring die naar de woorden van ds. Geluk gekenmerkt wordt door ware gereformeerde vroomheid.39 In zijn Woord vooraf geeft ds. Donner zich rekenschap van de betekenis van de psalmen voor het leven van de gelovigen. Bij de ware gelovigen is geen bijbelboek zo geliefd als dat van de psalmen. Alles wat nodig is voor hun ziel vinden zij hierin: "Men kent en herkent een kind van God in zijn zielstoestand of onder zijne levensomstandigheden aan zijn lied, aan zijn psalm. In droevige of blijde dagen, onder verberging van Gods aangezicht, of wanneer 's Heeren liefelijk licht zijn tent beschijnt, altijd, en onder alle omstandigheden, vindt het kind van God in de heilige liederen Israëls de tonen aangeslagen voor zijn diepste smart of voor zijn hoogste blijdschap".'40 In psalmen als onder andere 6, 25, 32, 38, 51, 103 en 116 vindt de gelovige de vertolking van zonde en genade, ellende, verlossing en dankbaarheid en op de vraag wat dunkt u van den Christus zal hij verwijzen naar de Messiaanse psalmen 2, 45, 72, 89 en 110, terwijl het lijden en de heerlijkheid van Christus in psalm 22, 40, 69, 16 en 47 als voor ogen geschilderd wordt.'41 In de psalmen, waarin naar het door Donner aangehaalde woord van Luther, wij alle heihgen in het hart zien, heeft de Heilige Geest zich aan het hart van Gods kinderen geopenbaard.42 Rijk en gevarieerd zijn de psalmen. Ze zijn "een geestelijke apotheek voor allerlei zielskwalen, maar ook een schoone lusthof, waarin de profetieën aangaande den Messias en de beloften van het genadeverbond, als zoovele welriekende specerijen, hare liefelijke geuren verspreiden. Immers Israëls geschiedenis is de wortel, de voorzeggingen der profeten zijn de stam en de takken, en in de psalmen hebben wij den bloesem en de vrucht"43 In het kader van deze biografische schets voert het te ver uitgebreid in te gaan op Donners psalmverklaring, die uitdrukkelijk bedoeld is tot lering, stichting en vertroosting van de gemeente,'44 maar aan enkele psalmen willen we enige aandacht geven. In de eerste plaats de zo bekende psalm 23. Gelezen individueel of in de gezinnen, gezongen in gewone diensten en bij begrafenissen, gebeiteld op grafstenen, behoort deze psalm, die de toppen en dalen van het gemoedsleven van de gelovige vertolkt, hem brengt op bergen van vreugde, maar ook in het dal van de schaduw des doods, tot het collectieve geheugen van de gelovigen en is hij in de loop der er eeuwen miljoenen mensen tot troost geweest. Het lied is klein, maar rijk en liefelijk van inhoud, bekend en geliefd bij alle schapen van de goede en enige Herder Israëls, Jezus Christus. De Herder waarvan in deze psalm gesproken wordt is geen andere dan Hij die verklaard heeft en door Petrus de Herder en Opziener der zielen, de overste Herder wordt genoemd.45 Zijdelings mag er nog op worden gewezen dat deze psalm ook in de Nederlandse literatuur weerklank heeft gevonden. De titel van Van Eedens magistrale roman Van de Koele Meren des Doods (1900) verwijst, blijkens het begin van de roman, naar de koele meren van psalm 23, daar waar verlossing is voor de gekwelde en aangevochten ziel van Hedwig Marga de Fontayne, verlossing die zij na veel lijden uiteindelijk ook vindt.'46 Psalm 45 is een lied der liefde, gedicht naar aanleiding van het huwelijk van koning Salomo met een dochter van Farao. Maar deze psalm is veel meer dan een wereldlijk bruiloftslied. Boven alles is het een psalm die, oneindig ver over deze huwelijksverbintenis heen, profetisch de liefde tussen Christus en Zijn gemeente bezingt. Alles wat in deze psalm gezegd wordt heeft betrekking op Christus en Zijn Bruid de Kerk.'47 Het is voluit - Donner denkt hier geheel als Kohlbrugge die zijn dissertatie aan deze psalm wijdde'48 - een Messiaanse, een christologische psalm. Maar alleen het geloofsoog kan dit zien: "Het door Gods geest verlichte zielsoog ziet hier Koning Jezus in zijne Middelaars schoonheid en heerlijkheid, zoowel die van zijne vernedering als verhooging. Zoo ziet Hem het geloof in de overzalige ure, waarin Hij Zich aan het hart ontdekt, en dat hart zich voor eeuwig aan Hem overgeeft als aan zijn Bruidegom en Heer. Want gewis hebben wij hier de geestelijke huwelijksverbintenis tusschen Christus en zijne gemeente, die groote wonderbare verborgenheid, waarvan het aardsche huwelijk een schaduw, een beeld is".'49 Ten slotte enkele woorden over Donners verklaring van de eveneens bij velen geliefde psalm 68, door Donner geroemd als een van de schoonste uitingen van Israëls heilige poëzie, vol rijke en verheven gedachten. Hij is ook een troostpsalm, troost voor hen die lijden onder vervolging en verdrukking, zoals de hugenoten van Frankrijk, de puriteinen van Schotland en Engeland, maar ook, laat mij deze er bijvoegen, aldus Donner, de afgescheidenen in Nederland. Zij hebben kracht en moed uit deze psalm geput.50 Tegen een onheilig gebruik van de woorden God zal opstaan tot de strijd waarschuwt Donner met kracht51 en hij benadrukt dat het in deze psalm ten diepste gaat om de volkomen zaligheid in Christus: 'Tn Christus heeft God Zich bewezen en blijft Hij Zich bewijzen een God van volkomen zaligheid, zonde en dood, satan en al zijn geweld zijn in en door Christus te niet gedaan, verzoening en vrede, het leven en de onverderflijkheid zijn door Hem, Die nedergedaald is, en opgevaren is aan Gods rechterhand, verworven. Hij kan volkomen zaligmaken allen, die door Hem tot God gaan".52

In zijn tijd was ds. Donner een bekend en invloedrijk iemand. In 1874 schreef Kuyper aan Groen dat Donner behoorde tot de christelijk gereformeerde predikanten die in minstens vijfendertig plaatsen invloed hadden op het volk en de diepere lagen ervan wisten te bezielen. 53 2ijn naam is nu bij weinigen meer bekend. Hij was echter de stamvader van een geslacht dat voor protestants Nederland van betekenis zou worden en heeft zelf ook bijgedragen aan de vorming van de kerk, staat en maatschappij van zijn dagen. Daarom is het goed dat zijn naam blijft voorleven.

Noten

1) L.J. Geluk, 'Donner en Nederland', in: Ecclesia nr. 12, juni 2002. Zie ook: De afgescheidenen van 1834 en hun nageslacht. Kampen 1984, blz. 260.
2) De afgescheidenen van 1834, blz. 261-262.
3) Ibid., blz. 261, 263.
4) Zie: J. de Ruiter, Jan Donner (1891-1981). Een biografie. Amsterdam 2003.
5) Ibid., blz. 13. Zie ook: De afgescheidenen van 1834, blz. 261.
6) Over Brummelkamp: M. te Velde, Anthony Brummelkamp (1811-1888). Bameveld 1988.
7) H. Algra, Het wonder van de 19e eeuw. Van vrije kerken en kleine luyden. Franeker 19666, blz. 264.
8) Te Velde, Anthony Brummelkamp, blz. 168-169.
9) J. H. Donner, De psalmen voor de gemeente uitgelegd. deel 1. Utrecht 1978, blz. I. [Fotomechanische herdruk van de uitgave van 1894].
10) Te Velde, Anthony Brummelkamp, blz. 194-202.
11) H.J. Kouwenhoven, "Wat buigt gij u neder, o mijn ziel". Gedachtenisrede, uitgesproken op 6 Sept. 1903 na het overlijden van den Wel Eerw. Heer J.H. Donner. Leiden 1903, blz. 12.
12) De afgescheidenen van 1834, blz. 263-264.
13) Over Andreas Matthias: De afgescheidenen van 1834, blz. 266. Over Johannes Henricus: Ibid., blz. 263.
14) Donner, De psalmen uitgelegd, deel 1, blz. I.
15) Kouwenhoven, Gedachtenisrede, blz. 12.
16) Ibid., blz. 13.
17) Ibid., blz. 13.
18) M. Mathijsen, De gemaskerde eeuw. Amsterdam 2002, blz. 119.
19) Kouwenhoven, Gedachtenisrede, blz. 13.
20 Ibid., blz. 13 en Algra, Wonder van de 19e eeuw, blz. 264.
21) Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel 1. Leiden 1917, blz. 738.
22) RJ. Risseeuw, Landverhuizers. Baarn z.j., blz. 378- 381 [Landverhuizers is een trilogie bestaande uit: Vrijheid en brood. De huilende wildernis en Ik worstel en ontkom. De bladzijden van deze trilogie zijn doorlopend genummerd],
23) De afgescheidenen van 1834, blz. 263.
24) Algra, Wonder van de 19e eeuw, blz 357.
25) Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel 1, blz. 738.
26) Castoretpollux, In de Tweede Kamer. Portretten. Sneek 1881, blz. 25.
27) Ibid., blz. 26.
28) Ibid., blz. 27.
29) Ibid., blz. 27.
30) Informatie ontleend aan de website Grondweteuropa.
31) Ibid. Maar zie vooral: E.H. Kossmann, De Lage Landen 1780-1940. Anderhalve eeuw Nederland en België. Amsterdam 1976, blz. 267-268.
32) Informatie ontleend aan de website Grondweteuropa.
33) A.R.P. Personen en momenten uit de geschiedenis van de antirevolutionaire partij. Franeker z.j., blz. 14.
34) C. Fasseur, Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas. Amsterdam 2001, blz. 73- 74. Zie ook de website Grondweteuropa.
35) Ibid., blz. 73-74.
36) G. Groen van Prinsterer, Schriftelijke nalatenschap.Vijide deel. Briefiuisseling vierde deel: 1866-1876. Bewerkt door A. Goslinga en J.L. van Essen. 's-Gravenhage 1967, blz. 361- 362.
37) Algra, Wonder van de 19e eeuw,, blz. 263-264.
38) Wanneer de eerste druk van dit Beknopt onderricht verscheen is niet goed te traceren. In ieder geval verscheen in 1888 een derde druk en ca. 1922 een zesentwintigste druk. Enkele andere titels zijn: Eenvoudig onderricht in de bijbelsche waarheden voor catechisatiën (1882), De Bijbelsche geschiedenis ten dienste van het catechetisch onderwijs, waarvan in 1925 een drieëndertigste druk verscheen, en Kort begrip van de Goddelijke Waarheden ten dienste van het catechetisch onderwijs (1901), waarvan in 1921 een negende druk verscheen.
39) Geluk, Donner en Nederland.
40) Donner, De psalmen uitgelegd, deel 1, blz. III.
41) Ibid., blz. III..
42) Ibid., blz. III-IV.
43) Ibid., blz. IV.
44) Ibid., blz. IV.
45) Ibid., blz. 147-148.
46) Van Eeden, Van de Koele Meren des Doods. Amsterdam 1900, blz. 7.
47) Donner, De psalmen uitgelegd, deel 1, blz. 310-311.
48) W. Otten, Uit het levensboek van Dr. H.F. Kohlbrugge. Houten 1992, blz. 37-38. Zie ook: J. Loos, De theologie van Kohlbrugge. Amsterdam 1948, blz. 16-20.
49) Donner, De psalmen uitgelegd, deel 1, blz. 318.
50) Ibid., blz. 442-443.
51) Ibid., blz. 442-444.
52) Ibid., blz. 456.
53) Algra, Wonder van de 19e eeuw, blz. 166. Zie voor de namen en plaatsen van deze predikanten blz. 169.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Johannes Hendrikus Donner

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Protestants Nederland | 24 Pagina's