Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenvoudige en gevoelige vromen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenvoudige en gevoelige vromen

9 minuten leestijd

Protestanten kennen een sterk ontwikkelde leescultuur. Dit gold ook voor het piëtisme, dat in de nieuwe Christelijke Encyclopedie omschreven wordt als een "protestantse vroomheidsbeweging die de persoonlijke bekeringservaring, de afwending van het vorige zondige leven en de navolging van Christus met hart, mond en daad centraal stelt".

Zij kwam op in de tweede helft van de zeventiende eeuw en heeft tot ver in de achttiende eeuw een bloeitijd beleefd, waarna vervolgens, aldus de gangbare opvatting, geleidelijk aan het verval intrad. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het piëtismeonderzoek zich altijd sterk gericht heeft op de tijd vóór 1800 en betrekkelijk weinig aandacht aan de negentiende en twintigste eeuw heeft besteed, al moge de door Van Lieburg geredigeerde bundel De stille luyden. Bevindelijke gereformeerden in de negentiende eeuw (1994), waarin Graafland, Van 't Spijker, Van Deursen en Zwemer aan de hand van een dertigtal bekeringsgeschiedenissen een mooi beeld van de piëtistische belevingswereld geven, niet onvermeld blijven; desondanks blijft het negentiende- en twintigste- eeuwse piëtisme een tamelijk onontgonnen onderzoeksterrein. Het is daarom verheugend dat Exalto - gepromoveerd op Gereformeerde heiligen. De religieuze exempeltraditie in vroegmodern Nederland (2005) - een studie schreef over de piëtistische leescultuur van circa 1830 tot 1960 zoals die in een tiental bekeringsgeschiedenissen tot ons komt. Zeven van deze tien bekeringsgeschiedenissen handelen over vrouwen, terwijl alle tien de vromen, die we relatief veel in Zuid-Holland en Gelderland vinden, tot de arbeidersklasse behoorden. We maken hier dus kennis met eenvoudige en hardwerkende vromen. Deze bekeringsgeschiedenissen dragen natuurlijk een individueel karakter, maar hebben tevens een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Exalto noemt er vijf: het pelgrimage-motief, de weg-metafoor, de tale Kanaans, de rol van emotie en de directe Godsspraak. De vrome voelde zich een pelgrim op weg naar de eeuwigheid, maar hier op aarde moest eerst nog de geloofsweg van ellende, verlossing en dankbaarheid worden afgelegd, een weg waarvan de vrijspraak - door de auteur omschreven als "het moment waarop de ziel voor Gods gericht wordt vrijgesproken van de eeuwige straf, ook wel rechtvaardiging in de 'vierschaar der consciëntie'genoemd"( blz. 63) - die sterk emotioneel beleefd werd, het hoogtepunt vormde. Al deze wegen en de verschillende stadia ervan werden beschreven in een taal die ontleend werd aan de Statenvertaling van 1637 en in piëtistische conventikels verder werd ontwikkeld. Wil men de piëtistische geloofswereld begrijpen, dan is, zo merkt Exalto terecht op, het verstaan van deze tale Kanaans onmisbaar.

Visionaire ervaringen

Kenmerkend voor de piëtistische geloofsbevinding, die hiermee sterk afwijkt van de klassieke gereformeerde theologie, waarin Gods spreken in de bijbel centraal staat, is de sterk emotionele beleving van de directe Godsspraak door middel van visionaire ervaringen. Zo was er van onze tien gelovigen, die in deze visioenen concreet zichtbare werkelijkheden waarnamen, een die zich door zingende engelen in de hemel zag opgenomen, terwijl een tweede de engelen en de gelovigen in de hemel aanschouwde en een derde met haar zielsogen familieleden en een geliefd predikant mocht aanschouwen. Een mooi staaltje van deze in de hemel intens ervaren gemeenschap der heiligen was het visioen van een weduwe uit Rotterdam na het overlijden (1948) van Ds. Kersten, de leidsman van de Gereformeerde Gemeenten: "Ja, de oude vrouw De Braber was een tot God bekeerde vrouw. Veel heeft ze voor ds. Kersten mogen zuchten. De smart was groot, toen ze vernam, dat hij was heengegaan. Ze was in de kamer met haar dochter, maar de Heere beliefde haar op te trekken in de hemel, en ze mocht de gemeenschap der heiligen smaken. Ze vertelde tegen haar dochter, dat ze gemeenschap der heiligen mocht hebben met ds. Kersten in de hemel; hij blonk als een ster"(blz. 52). Piëtisten kenden dus een sterk emotionele geloofservaring en twijfelden niet aan de echtheid van hun visionaire ervaringen, maar Exalto wijst erop dat ze zich, hoe dankbaar ze ook waren voor de directe Godsspraak, desondanks niet louter door het buitengewone lieten leiden en de bijbel voor hen het richtsnoer bleef.

Krijgen van teksten

Naast visionaire ervaringen was er de eveneens buitengewone ervaring van het krijgen van teksten. Dat wilde zeggen dat men, op onverwachte momenten, vaak momenten van grote benauwdheid, teksten uit de bijbel onmiddellijk in het bewustzijn hoorde en hierdoor van diepe duisternis in een heerlijk licht werd overgezet. De verscheidenheid van dergelijke gekregen teksten, die overigens door citatie uit het geheugen vaak niet overeenstemden met de letterlijke bijbeltekst, was groot, echter met één uitzondering. Dat was het moment van de vrijspraak, waarbij heel vaak verwezen werd naar Job 33:24: "Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij niet in het verderf nederdale. Ik heb verzoening gevonden". Maar ook hier week de geciteerde tekst af van de eigenlijke bijbeltekst. De piëtistische omgang met de bijbel was geconcentreerd op eigen zielsverlangen. Men las met hartstocht en overgave, zoekende naar de persoonlijke betekenis van de tekst. Deze betekenis diende zich echter niet vanzelf aan, maar moest door de Geest aan het hart van de gelovige worden geopenbaard. Gebeurde dit dan was men vol verwondering en dankbaarheid en kon men uitroepen: "Dat Hij vanuit den Hooge tot mij wilde spreken door Zijn eigen mond, n.1. Woord en Geest, en dat Hij bemoeienissen met mij wilde maken" (blz. 75). Eerst door de Geest kregen de woorden hun warme tover

Lofzang

In het piëtistische geloofsleven namen de psalmen een grote plaats in en dikwijls was het psalmgezang van de piëtist een "responsorium, een antwoord van de vrome om in Gods eigen woorden zijn zieletoestand te vertolken. Wanneer God zich in zijn leven opnieuw openbaarde met een bijbelwoord, was de lofzang het antwoord, als een uiting van vreugde en dankbaarheid" (blz. 69). Na haar beleving van de vierschaar - "een visionaire ervaring, waarbij de ziel in een virtuele rechtszitting door God de Vader als rechter gedagvaard wordt, waarna God de Zoon als advocaat optreedt en op grond van zijn zoenverdienste vrijspraak eist" (blz. 63) - viel Mientje Braai neer voor de troon van God en zong zij Zijn lof, terwijl ook een andere vrome, die dezelfde ervaring had ondergaan, eveneens neerviel voor Gods troon en instemde met het onbeschrijfelijk mooi hemels gezang. Ervaringen waar vele gewone gelovigen misschien ook wel eens naar verlangen.

De oudvaders

Naast de bijbel en het psalmboek namen de oude schrijvers of oudvaders, wier geschriften aangeduid werden als overjarig koren of overgeschoten brokskens uit de Gouden Eeuw van godzaligheid, een belangrijke plaats in het piëtistische geloofsleven in en ontleenden de vromen hieraan in sterke mate hun identiteit. Geleidelijk aan had zich hier een canon ontwikkeld die we ook in de tien bekeringsgeschiedenissen terugvinden. Tot deze canon behoorden onder andere Wilhelmus a Brakel, Bernardus Smijtegelt, Alexander Comrie, Johannes Groenewegen, Nicolaas Simonsz. Van Leeuwarden, terwijl in vertaling ook geschriften van Samuel Rutherford en Joseph Charles Philpot werden gelezen. In de ogen van hun piëtistische lezers waren deze mannen met onnoemelijk veel geesteslicht bestraald en ze lazen hun geschriften met de ontvankelijkheid en gevoeligheid waarmee ze ook de bijbel en de psalmen lazen. Hier vonden ze herkenning, vertroosting en beschaming van hun ziel, leiding van hun zielenleven, ontleding van de stadia op de heilsweg die zij zo vurig wilden bewandelen. Lezen was een ontdekkingstocht van de ziel. Een tocht aan het einde waarvan de overgave wachtte.

Overige communicatie

Lezen was belangrijk, maar geen geïsoleerde handeling. Het maakte, zo concludeert Exalto, deel uit, van "een ascetische of meditatieve levenspraktijk. waarin naast lezen ook bidden, zingen, mediteren, spreken over geestelijke ondervindingen en kerkgang een plaats hadden " (blz. 102). In het slothoofdstuk beschrijft hij de invloed van deze meditatieve levenspraktijk op het geheel eigen leesgedrag van de piëtisten, door hem getypeerd als een lectio spiritualis (spirituele lezing), en beschrijft hij hoe de meditatieve praktijk en geestelijke lezing (een term waaraan wij persoonlijk de voorkeur zouden hebben gegeven) van bijbel en oudvaders niet alleen hebben geleid tot spirituele (auto) biografieën, maar ook inspireerde tot andere teksten, zoals brieven en preek-en catechesenotities. Een voorbeeld van dit laatste zijn de aantekeningen van Aartje Korevaar (1906-1991) die catechisatielessen en preken van ds. Jozias Fraanje (1878-1949), predikant van de Gereformeerde Gemeente te Barneveld, heeft uitgeschreven en die later in druk zijn verschenen. Daarnaast moeten worden genoemd de rapiaria: door piëtisten voor eigen gebruik bijeengeschreven teksten van oudvaders. Dat hierin de eigen voorkeur van de samensteller tot uiting kwam behoeft geen verwondering te wekken. Ook hier immers was men gericht op de betekenis van de tekst voor de eigen ziel. Brieven waren een belangrijk communicatiemiddel en we mogen ons gelukkig prijzen dat er het een en ander aan correspondentie bewaard is gebleven en we daardoor enig meerder inzicht krijgen in taalgebruik en geloofsbeleving, twee zaken die onlosmakelijk bij elkaar behoren, van bijvoorbeeld Anna de Wachter (1867-1971) die haar zielsvriendin Mientje Braai (1886-1966) op de hoogte stelde van de vreugde die zij tijdens het samenzijn met geestverwanten had mogen smaken: "Ik ben laatst nog een dagje of wat uit geweest naar Den Bommel, Oude Tonge en Middelharnis en oh lieve, de Heere is met Zijn lieve gunst meegegaan. Ach, wat hebben we toch ruim van die lieve Koning mogen smaken en van Zijn lieve Naam mogen getuigen en wat houd je dan weer veel van elkander. [...] Ik heb mijn huisje met volk gehad en de Heere wou zo in ons midden zijn met Zijn lieve eenvoudigheid, ik kan u gerust zeggen dat we Kerk hadden" (blz. 127). Uit deze brief blijkt hoeveel waarde men hechtte aan het mondelinge contact en de gezelschappen, waar men eikaars geestelijke bevindingen kon delen, hebben dan ook een grote plaats in het piëtistische geloofsleven ingenomen. In vertrouwelijke kring kon hier worden gesproken over de stadia van de afgelegde heilsweg en konden zij, die al ver gevorderd waren en door anderen als geestelijke autoriteiten waren erkend, deze bevindingen toetsen en "dat model maakte het zoekende zielen zich mogelijk te oriënteren omtrent hun positie op de weg, en stelde de gearriveerden, de ervaringsdeskundigen, in staat de verhalen van nieuw aangekomenen te toetsen: in hoeverre accordeerde het verhaal dat zij deden over hun bekeringsweg met hèt verhaal over 'Gods wonderlijke leiding met zijn volk hier op aarde'?"(blz. 132). Exalto voegt hieraan toe dat dit model overigens lang niet altijd als een strak keurslijf functioneerde en er zeker sprake was van erkenning van elks bijzondere heilsweg. Deze studie is een boeiende kennismaking met de geloofswereld van eenvoudige en gevoelige vromen die zich vreemdeling op aarde voelden en verlangden naar een beter en hemels vaderland. Voorbeeldig is de wijze waarop de auteur deze wereld heeft weergegeven. Zij is beschreven met de distantie en vakmanschap van de geleerde die de complexe werkelijkheid als het ware herschept en ordent en tegelijkertijd met het historisch invoelingsvermogen dat mensen van vroeger recht doet en hen ons naderbij brengt.

Naar aanleiding van : John Exalto, 'Wandelende bijbels. Piëtistische leescultuur in Nederland 1830-1960'. Uitgeverij Meinema Zoetermeer 2006. ISBN 90 211 4127 2 155 blz. Prijs € 12,50

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007

Protestants Nederland | 16 Pagina's

Eenvoudige en gevoelige vromen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007

Protestants Nederland | 16 Pagina's