Het jodendom en de (Nederlandse) Rooms-katholieken vanaf plm. 1850
Een lijvige studie van M. Poorthuis en Th. Salemink 1)
De verhouding van christelijke belijders tot het jodendom en de joodse religie heeft veel aanleiding gegeven tot vaak heftige discussies. Vooral de laatste tijd zijn de christelijke kerken ernstig beschuldigd een te lakse houding te hebben aangenomen tegenover jodenhaat en jodenvervolging.
De christenen zouden gezwegen hebben toen de moesten spreken, ja, ze hebben aan de vervolging zelf meegewerkt. De vervolging van de joden kreeg zoals bekend, een dramatisch dieptepunt sinds Hitier in 1933 in Duitsland aan de macht kwam. De 'Endlösung' was immers de deportatie en het uitmoorden van de Europese joden. Boeken als van R. Hochhuth, De Plaatsbekleder (= paus Pius XII, MJA) en van H. Jansen Christelijke theologie na Auschwitz, waren fel in hun veroordehng, al waren ze niet altijd historisch betrouwbaar. Maar deze boeken hadden grote invloed en hebben de publieke opinie sterk beïnvloed. De grote vraag is: zijn de kerken in feite antisemitisch en hebben ze bij de jodenvervolgingen het laten afweten? Nu hebben de schrijvers dr. Marcel Poorthuis en dr. Th. Salemink een omvangrijk boek geschreven van bijna 1000 pagina's alleen over de houding van de Rooms-Katholieke kerk in Nederland tegenover het jodendom. En dan alleen vanaf het midden van de 19® eeuw tot heden. Eerstgenoemde auteur is coördinator van het onderzoek Relatie Jodendom en Christendom (van de Rooms-Katholieke Theologische Faculteit te Utrecht. De tweede - Salemink - is docent aan deze Universiteit, en wel speciaal voor kerk- en maatschappijgeschiedenis in de 19® en 20® eeuw. Er wordt ontzettend veel materiaal geboden. Je zou bijna door de bomen het bos niet meer zien. Maar de schrijvers hebben de stof wel goed geordend. Intussen moeten we bij deze bespreking alleen maar een greep doen uit het vele materiaal dat geboden wordt. En daarbij willen we ons beperken tot het belangrijkste. Tenslotte willen we ook tot een zekere beoordeling komen. Het gaat dus om de houding van de Rooms-Katholieke kerk en gelovigen. Protestanten, oostersorthodoxen en anderen blijven niet helemaal buiten beeld maar fungeren alleen in de zijlijn. Uit de studie die we bespreken, blijkt wel hoeveel verscheidenheid er ook onder de Nederlandse Rooms-Katholieken was en is. Trouwens ook binnen het jodendom komen allerlei variaties voor. Er zijn orthodoxe en liberale joden. Zionisten en antizionisten. Het is boeiend na te gaan hoe de houding van de rooms-katholieke gelovigen zich ontwikkelde en veranderde, terwijl men in de hoofdzaken wel dezelfde bleef. Vanaf het midden van de 19® eeuw is het een tijd van emancipatie voor de Nederlandse rooms-katholieken. In de tijd van de Republiek van de 16® tot de 18® eeuw werden ze niet vervolgd, maar ze mochten officieel geen erediensten houden, en ze mochten geen burgerlijke ambten bekleden. Pas in 1796 veranderde dat. En in 1853 werden in Nederland weer bisschoppen en een aartsbisschop benoemd. Hoe was de houding van de rooms-katholieken in ons land tegenover de joden in die tijd? Enerzijds was er een sterk religieus antisemitisme, mede onder invloed van schrijvers als Ed Drumont en B. Rohling. Daarvan wordt melding gemaakt op pag. 55vv. Typerend was wat in het Dompertje van den ouden Valentijn te lezen was. De joden zouden de progroms zelf hebben uitgelokt, die in Oost- Europese landen, met name in Rusland, tegen hen gehouden werden. Ze zouden dat te wijten hebben aan hun buitensporige aanmatiging (pag. 69) . En de Talmud zou de joden schandelijke zaken als plicht voorschrijven enz.
Verweer tegen het antisemitisme
Daar tegenover staat dat rooms-katholieke staatslieden als H. Schaepman en P.J.M. Aalberse zich tegen deze anti-joodse uitlatingen verzetten. Schaepman wil zich houden aan de lessen van de kerk en verwerpt de jodenbestrijders van het slag van Drumont. Aalberse hield op 6 februari 1900 een opmerkelijke rede getiteld Antisemitisme. Fel haalt hij uit naar hen die bij uitstek joden bloedzuigers, sluw en gewetenloos nomen. Hij betoogt dat er zeker joden waren bij de woekeraars van het nieuwe kapitalisme. Maar, zegt hij als paus Leo XIll in 1891 in de encycliek Rerum Novarum spreekt van de alles verslindende woeker van hebzuchtige en onverzadelijke mensen, heeft hij het niet over joden, maar over christenen. Aalberse noemt het ook pure laster, dat joden politieke moorden zouden plegen. Zo zien we dat ten aanzien van de houding tegenover de joden meerdere stromingen waren bij de Nederlandse roomskatholieken. En zo ging het later ook.
Het Provinciaal Concilie 1865
Opmerkelijk zijn ook de besluiten van een Provinciaal Concilie dat in 1865 in Nederland gehouden is. Daar werd familiale omgang met de joden ten sterkste verboden, omdat deze de eer van Christus' kruis hebben afgewezen. Rooms-katholieken mogen ook niet een dienstbetrekking bij joden aangaan . Alleen werk gebaseerd op dagloon is toegestaan of ook een voorbijgaande betrekking. Opmerkelijk is dat deze bepalingen op een Provinciaal Concilie in 1924 bijna in zijn geheel zijn overgenomen, al waren de antijoodse tendensen in rooms-katholiek Nederland toen sterk verminderd. Ook op het Provinciaal Concilie van 1968-1970 kwam deze kwestie weer aan de orde. Daar komen we later op terug.
Pastoor Burgmeijer
Een kostelijk verhaal van goede omgang tussen rooms-katholieken en joden lezen we op pag. 155 vv. Jacobus Burgmeijer pastoor van de Mozes en Aaronkerk in Amsterdam, woonde midden in de Jodenbuurt. Hij was bekend om zijn steun aan de Russische joden, die gevlucht waren en hadden geleden onder de progroms. Ook zette hij zich in voor de arme joden in de diamantindustrie, die in die tijd in joodse handen was. Blijkbaar waren er naast heel rijke ook erg arme joden in die tak van industrie. Van Burgmeijer was bekend dat hij een goede klant was van de joodse winkels in de buurt waar hij woonde. Bij zijn veertigjarig priesterfeest was ook de bisschop van Haarlem tegenwoordig. Toen werd hem namens de joodse bevolking uit de buurt een leren armstoel aangeboden. En in allerlei dichtregels werd hem lof toegezwaaid bijv.:
Mensenliefde, zie daar zijn levensleus.
Broedermin was 'heel zijn leven.
Geen Protestant is bij hem een Geus
Geen jood zal hij een bijnaam geven.
Reeds vijfentwintig jaar zijt hij ons aller zegen
Blijft nog lang ons klant, gij zijt zo'n goede heer
De appelen zijn reeds rijp, reeds overal bloost een peer.
Tot plm. 1930
De schrijvers van het boek hebben ook aandacht voor de prediking. Dan blijkt dat vanaf het begin van de onderzoeksperiode men vanaf de kansel - in de prediking - weinig merkte van politiek antisemitisme. Des te meer is er een veroordeling van de joodse religie. Beeldend wordt getekend, hoe afvallig het joodse volk was in de tijd van Jezus. Toch ontbreekt ook de waarschuwing aan de christenen niet. In verband met de farizeeën wordt gezegd: ook onder ons katholieken worden zij aangetroffen. Het geldt voor de katholiek die zijn geloof verzwakt door neutrale kranten.... Voor het oog van de mensen rechtvaardig, maar niet voor God. Zo ook de huisvader die heimelijk in schandelijke zonden van overspel zijn huwelijk schendt (pag. 224).
Een tragedie van S.E. van Leer: Amici Israël
Dat in die tijd joden tot het christelijk geloof overgingen, gebeurde niet veel. Bij de protestanten niet. En ook gingen weinig en over tot de Rooms-Katholieke kerk. Wel waren er kleurrijke figuren onder de roomse bekeerlingen. Eén van hen was Sophie Franciska van Leer (1892-1953). Over haar wordt uitvoerig gesproken in dit boek. Ze was een vrouw van uitersten. Ze was eerst anarchiste, maar bekeerde zich tot het rooms-katholieke geloof. Zij reisde naar Rome, waar zij kardinaal Van Rossum ontmoette. Deze was één van de weinige hoge roomse geestelijken die het zionisme steunden, dat de joden een eigen staat hadden in Palestina. Ze ging naar het 'heilige land', met het doel de daar geëmancipeerde joden te bekeren tot het rooms-katholieke geloof. Maar ze ondervond veel tegenwerking van de hoge rooms-katholieke geestelijkheid, dezen waren als gezegd, erg tegen de joodse vestigingen. De Rooms- Katholiek kerk meende immers recht te hebben op de 'heilige plaatsen'. Van Leer zoekt daarom steun bij kardinaal Van Rossum. Deze schrijft wel vriendelijke brieven terug, maar kan in feite weinig voor haar doen. Daarbij komt dat Francisca van Leer zegt, dat ze geen bekeringspogingen aanwendt. Maar het blijkt wèl zo te zijn. Het blad De Joodsche Wachter was daar achter gekomen en hoort ook dat men in Palestina met Van Leer geen raad weet. Er verschijnt in dat tijdschrift dan ook een venijnig artikel tegen Van Leer. Waarom blijft ze niet hier? Er zijn in Holland 100.000 joden te bekeren, in Palestina nog geen 70.000 en die hebben steviger ideeën dan de Hollandse geloofsgenoten. Van Leers positie in Palestina wordt wel onmogelijk. En toch bleef Van Leer actief. Pogingen tot individuele bekering waren mislukt. Ze dacht nu meer aan een volksbekering in het heilige land. Op 24 februari 1926 richtte ze met enkele geestverwanten de vereniging Amici israël op. Anders dan de gangbare mening werd beklemtoond dat juist de houding van rooms-katholieke christenen de voornaamste reden voor de verwijdering was geweest. De vereniging Amici Israël werd echter in 1928 door paus Pius XI opgeheven o.a. omdat men eenzijdig sprak van een collectieve terugkeur van de Joden tot hun Messias en te weinig de noodzaak van individuele bekering beklemtoonde. Sophie van Leer is tenslotte geheel uit de gratie geraakt. Ze deed ook heel wonderlijke uitspraken, bijv. (pag. 261) 'Ik ben het tweelingzusje van Jezus. Dat wist ik allang eer ik gedoopt was. Sinds ik Jezus ken, is Hij mijn broer. Geen wonder dat God verliefd is op mij, omdat ik op zijn Zoon lijk' enz. Bovendien kwam zij in opspraak door samen met Anton van Asseldonk, een gewijde priester voor wie zij sterke genegenheid voelde, een reis naar Haifa te maken, maar het was voor haar - en zeker voor een priester - ongepast om zo te handelen. Van Asseldonk distantieerde zich dan ook meer en meer van haar.
Tijdens de bezetting
Een heet hangijzer blijft de beoordeling van de Rooms-Katholieke kerk in Nederland, en ook van de toenmalige paus Pius Xll tegenover de jodendeportaties en de massamoord op de joodse bevolking in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er is geen twijfel aan, dat de Rooms-Katholieke kerk zich altijd tegen de nazi's heeft verzet. Om één enkele uitspraak weer te geven: 'Al in 1923 zei kardinaal Faulhaber: we zijn niet door Duits bloed verlost, maar door het kostbaar bloed des Heeren' (zie pag. 445). In Nederland hebben de geestelijke leiders tijdens de bezetting niet gezwegen. Bekend is het moedige protest van kard. J. de Jong tegen de deportatie van j oden in Nederland. Deze was volgens dit protest in strijd met recht en gerechtigheid en druiste in tegen het zedelijk besef van het Nederlandse volk. Dit moedige stuk wordt ondanks zware druk van buitenzijde het niet te doen op 26 juli 1942 in alle rooms-katholieke kerken en kapellen voorgelezen. De gevolgen waren ernstig. Er werden nu ook rooms-katholiek geworden joden naar de vernietigingskampen gedeporteerd. In dit verband komt de houding van paus Pius XII (1939-1958) ter sprake. Er is bij hem op aangedrongen publiek te protesteren, maar dat is uitgebleven. Dat is hem door velen zeer kwalijk genomen. We denken aan de in het begin van dit artikel al genoemde Hochhut en H. Jansen. Hun kritiek had grote invloed, maar was deze billijk en correct? Dat de paus niet openlijk wilde protesteren was om erger te voorkomen. Pius XII gaf aan stille diplomatie is de voorkeur, ook al had deze weinig effect. Maar het is wel bekend dat de paus meewerkte aan het onderduiken van joden in het Vaticaan. Over de voorzichtigheid van Pius XII deden opmerkelijke verhalen de ronde. De huishoudster van de paus, zr. Paschelina-Lehnert, vertelt in haar memoires dat op een maandagmorgen (3 augustus 1942) de paus de ochtendkranten las. Wel te verstaan, alleen de koppen. Daarin stond dat Hitier als reactie op het protest van aartsbisschop J. de Jong 40.000 joden had laten arresteren en vergassen. De paus werd krijtwit aldus Paschelina, en daarop zou de kerkvorst vellen papier (waarop een protest) in het open haardvuur hebben gegooid met de woorden: 'Als een protest van de Nederlandse bisschoppen 40.000 mensenlevens kost, zou mijn protest wellicht 200.000 kosten en dan is het beter te zwijgen (zie pag. 633vv). Bij dit verhaal zijn vragen te stellen. Het aantal van 40.000 joden klopt niet, en voor een belangrijke beslissing zou een bedachtzame paus als Pius XII helemaal niet alleen op krantenkoppen afgaan. Maar het afwijzen van openlijke protesten lag wel in zijn lijn. Ondanks die pauselijke voorzichtigheid kan met zeggen, dat vanaf 1933 en in de bezetting van jaren de Rooms- Katholieke kerk fel tegen het nationaal socialisme was gekant, en ook tegen de jodenvervolging, al waren er in Nederland vooral in de rooms-katholieke arbeidersbeweging die op zijn minst begrip hadden voor Hitler-Duitsland in ons land en aanvankelijk ook voor het optreden tegen de joden.
Na 1945 het Pastoraal Concilie van 1968/1970
Na de Tweede Wereldoorlog is er in de Rooms- Katholieke kerk in Nederland veel veranderd. Nog niet vlak na 1945, maar in het verloop van de vijftiger jaren vooral van de zestiger jaren van de vorige eeuw kwam een nieuwe vrijzinnigheid op in roomskatholiek Nederland. De meeste bisschoppen bleven wel traditioneel, maar meerderen, soms spraakmakende theologen bleken verdedigers van dit nieuwe denken. Het aggiornarneno van Johannes XXIII, het aansluiten bij de huidige moderne tijd sloeg door in een mate die Johannes XXIII nooit bedoeld kan hebben. De schrijvers van het boek dat we bespreken doen zich ook kennen als sympathisanten van dit nieuwe vrijzinnig getinte denken. Het bepaalt dan ook de houding tegenover de joden. Die verandert ook bij Poorthuisen. Salemink vindt het dan niet meer zo erg als de joden Jezus als Zoon van God en als Verlosser en Messias afwijzen. Je zou zeggen, toenadering tot het jodendom, maar dan op een verkeerde manier. Intussen ontstond ook bij deze neo-vrijzinnigen vaak een nieuwe niet ongevaarlijke trek van (politiek) antisemitisme. Men keert zich duidelijk tegen de in 1948 opgerichte staat Israël en is in meer of mindere mate pro-Arabisch.
Het Pastoraal Concilie 1968-1970
Op het Tweede Vaticaans Concihe (1962-1965) is uitgebreid gediscussieerd over de verhouding van de Rooms-Katholieke kerk tot het jodendom. Een voorstel waarin de wezenlijke verbondenheid van het Godsvolk (de kerk) met het andere Godsvolk (Israël) nogal sterk benadrukt werd, kon het niet halen door het verzet van Arabische en traditionele zijde. Men nam de constitutie Nostra Aatate (in onze tijd) aan. Dit was een compromistekst. Men betreurde het antisemitisme en verwierp de eenzijdige oordelen over de Joden als verblinden en 'Godsmoordenaars' en er zou een zekere blijvende band zijn tussen kerk en actueel jodendom (zie pag. 661). Op het Pastoraal Concilie van 1968 kwam een voorstel ter sprake van Toon Ramselaar. Daarin komt niet alleen een veroordeling van het antisemitisme voor, maar wordt ook benadrukt dat er een organische band van de Kerk met het nog levende volk van God moet zijn (dus met het huidige jodendom). Dadelijk kwam op dit stuk al kritiek. Men sprak van een 'impliciete zaligverklaring van de Joden'. Bij de openbare discussies kwam de oppositie van Bas van lersel, nieuw-testamenticus en hoogleraar aan de Rooms-katholieke Universiteit te Nijmegen. Hij hoorde tot de zgn. Nijineegse groep, en zag weinig heil in een dialoog met het hedendaagse jodendom. Terwijl er met andere kerken een gemeenschappelijke basis was, ontbrak die bij het jodendom. Van lersel heeft een huiver voor het politiek geladen begrip 'het joodse volk' (pag. 668). Pas in april 1970 is er een plenaire discussie. Daar wees Bas van lersel namens de Nijmeegse Kabouters er weer op dat de woorden 'Joods volk' misverstanden en politieke complicaties oproepen. Men wil niet verder gaan dan dat de kerk geworteld is in een joods verleden en niet in een joods volk. De uiteindelijke uitspraak van het Pastoraal Concilie was weer een compromis. De definitieve aanbeveling luidt dan: 'De kerk van Christus is geënt op de stam van het joodse volk', met verwijzing naar Romeinen 11:17-24.
Tenslotte
Poorthuis en Salemink hebben veel onderzoek gedaan en geven een verrijkend boek. We konden lang niet alles bespreken. Deze recensie is toch al behoorlijk lang geworden. We probeerden enige hoofdlijnen te volgen. Nogmaals spreken we onze grote waardering uit voor zoveel speurwerk. Met het standpunt van de schrijvers kunnen we het niet eens zijn. Ze zijn o.i. modern rooms-katholiek. We verzetten ons tegen alle antisemitisme, maar het is wel heilsnoodzakelijk voor christenen (roomskatholiek of reformatorisch) èn Jood Jezus Christus als Zoon Gods en de enige Middelaar en Verlosser van onze zonden te belijden.
Naar aanleiding van Marcel Poorthuis en Theo Salemink Een donkere spiegel. Nederlandse katholieken over joden tussen antisemitisme en erkenning 1870-2005. Uitgave Valkhofpers, 2006, 1010 pag., gebonden, ISBN 905625216X, prijs € 40,-.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007
Protestants Nederland | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007
Protestants Nederland | 16 Pagina's