William Wilberforce en de strijd voor afschaffing van de slavernij
Het Engelse parlement nam op 23 februari 1807 - nu dus ruim tweehonderd jaar geleden - een zeer belangrijke beslissing: er werd toen een wetsvoorstel aangenomen, ingediend door de geachte afgevaardigde William Wilberforce uit Kingston-upon-Hull. Dat voorstel beoogde een einde te maken aan een wijd verbreid kwaad: het verkopen van medemensen als slaaf. Aan de beslissing van het parlement ging echter een lange geschiedenis vooraf. Daarin speelde Wilberforce een hoofdrol. Wie was deze Wilberforce en waarom is in de Westminster Abbey te Londen een (tamelijk eenvoudig) grafmonument voor hem geplaatst? Wat was voor de gemeente Hull de reden om voor hem een grote herinneringszuil op te richten?
Hull, een belangrijke havenstad aan de oostkust van Engeland - met een directe veerdienst op Europoort - was de stad waar William Wilberforce op 24 augustus 1759 geboren werd, als de enige zoon van de koopman Robert Wilberforce (1728- 1768). Zijn grootvader, ook William genaamd (1690-1776), die tweemaal tot burgemeester van Kingston-upon-Hull is gekozen, had door de handel met de Baltische staten de basis gelegd van een groot familiekapitaal. William jr. bezocht in Hull de Grammar School, maar na de dood van zijn vader, in 1768, viel de beslissing om hem voor verdere opvoeding naar een oom en tante in Londen te sturen. Aan een school in Putney dankte hij zijn verdere basiskennis.
Maar tante Hannah behoorde tot de aanhangers van de calvinistische opwekkingsprediker George Whitefield en zijn moeder en grootvader - die wat meer de evangelische richting waren toegedaan - waren toch wel wat bevreesd voor tantes invloed op de jonge knaap. Daarom moest hij in 1771 terug naar Hull. Doordat de familie- die uit Yorkshire stamde - zoals gezegd niet onbemiddeld was, kon hij in 1776 naar de universiteit van Cambridge en werd ingeschreven als student van het Sint John's College. Hier sloot hij vriendschap met William Pitt junior, de latere minister-president. De beide mannen bleven hun hele leven bevriend.
In 1783 bezocht hij met zijn vrienden William Pitt junior en Edward James Eliot Frankrijk, voornamelijk om de Franse taal beter te beheersen. Zij werden zelfs voorgesteld aan het Franse koningspaar, op hun buitenverblijf Fontainebleau. Later bezocht hij met zijn moeder en zuster de Franse Rivièra, Italië, de baden van Spa en Zwitserland. Bijbelstudie vormde een belangrijk onderdeel van het dagelijkse programma.
Bekeerd
Wilberforce was in zijn jonge jaren bepaald een losbol. Maar hij was iemand op wie God het oog gevestigd had. William zag zijn zonden in en kon niet meer leven buiten de Zaligmaker, Jezus Christus. Daartoe gebruikte de Heere de boeken van de toen zeer bekende predikant Philip Doddridge (vooral diens Rise and Progress of Religion in the Soul), terwijl hij ook gesprekken voerde met de evangelische voorman in de Engelse staatskerk, ds. John Newton.
Over Newton is in ons land een eenvoudige biografie verscheen. Ook deze man had in zijn eertijds ervaringen genoeg met de slavenhandel! Verder las William graag in de boeken van puriteinse schrijvers, zoals Baxter, Owen en Flavel. Maar in 1797 schreef Wilberforce ook zélf een boek dat zeer geprezen werd: A Practical View of Christianity.
Wijk Clapham
In dat zelfde jaar 1797 trouwde William Wilberforce (37 jaar) met Barbera Spooner (20 jaar). Zij gingen wonen in het Broomwood House, in de Londense wijk Clapham. Het paar verstond elkaar ook geestelijk. Nadat hun zes kinderen ter wereld waren gekomen, verhuisden zij uit hun eerste pand, dat in 1904 is afgebroken, en vestigden zich vervolgens aan het park Clapton Common. Hier kwamen Wilberforce en een aantal vrienden (uit de "hogere kringen", zoals bankiers, juristen en overheidspersonen) bijeen voor bijbelstudie en het ontwikkelen van sociale activiteiten. Het grootste aantal van de heren behoorde tot de Anglicaanse Kerk, doch zij waren geen aanhangers van de ceremoniële "high church", maar de evangelische stroming toegedaan. Ook "dissenters", zoals ds. William Jay, hadden sympathie voor de vriendenkring waartoe Wilberforce behoorde.
De sociale nood was groot, zo constateerden zij terecht. Zij spanden zich in voor het stichten van scholen voor arme en gehandicapte kinderen, een regeling voor werktijden en niet te vergeten de druk van goedkope Bijbels (via de British and Foreign Bible Society) en evangelisatielectuur. Men noemde de vriendenkring de "Clapham Sect". Opmerkelijk dat de vrienden ook oog hadden voor culturele zaken: de bekende National Gallery in Londen (een reusachtige verzameling schilderijen) ontstond mede door hun initiatief. Ook was Wilberforce een warm voorstander van de dierenbescherming en stond aan de basis van wat later de Royal Society for the Prevence of Cruelty to Animals zou heten...
In de wijkkerk van Clapham, de Holy Trinity Church - waar een gebrandschilderd raam nog herinnert aan de afschaffing van de slavernij - beluisterde William Wilberforce met zijn gezin en zijn vriendenkring de bijbelgetrouwe prediking van ds. John Venn.
Parlementslid
In 1780 werd Wilberforce voor de eerste maal als parlementslid gekozen voor het district van zijn geboorteplaats Hull. Hij besteedde maar liefst £ 9000 aan zijn verkiezingscampagne en was op het moment van zijn verkiezing nog maar 21 jaar oud. In eerste instantie sloot hij zich aan bij de conservatieven (tories), maar later schoof hij op in de richting van de liberalen (whigs).
Het was inmiddels zijn streven om als parlementslid iets te ondernemen tegen de slavenhandel en verschillende andere grote sociale misstanden. Daartoe is hij aangespoord door Lady Middleton, de echtgenote van Sir Charles Middleton. Op 28 oktober 1787 (een zondag) schreef William in zijn dagboek: "God heeft twee grote doelen op mijn weg geplaatst: afschaffing van de slavenhandel en hervorming van de moraal". Zo kon op het gebied van de moraal de staatsloterij geen genade in zijn ogen vinden, integendeel, hij noemde die zelfs een "national sin" (zonde).
In dat jaar (1787) werd hij lid van een comité dat de slavenhandel wilde bestrijden. In 1789 hield hij zijn eerste grote rede in het parlement tegen de handel in slaven. Op 23 februari 1807 stemde het parlement voor de afschaffing van de slavenhandel. Eén van zijn vrienden, Zachary Macauly, kon op den duur zelfs bereiken dat in Siërra Leone een kolonie werd gevestigd voor vrijgelaten slaven.
In 1813 hield Wilberforce een beroemd geworden rede om de zending in de kolonie India te bevorderen. Met als doel het leven van de negers te verbeteren schreef hij in 1823 nogmaals een geschrift, waarin hij een beroep deed op menselijke gevoelens van religie, recht en medemenselijkheid: Appeal to the Religion, Justice and Humanity. Vanaf 1825 nam zijn collega in het parlement Thomas Fowell Buxton de leiding over de beweging die vrijheid voor slaven wilde, van hem over.
De laatste jaren
Na zijn terugtreden als parlementslid in 1825 gingen William en Barbera in Mill Hill wonen, toen nog een landelijk plaatsje, nu een voorstad van Londen. William was tamelijk ziekelijk. Helaas... door schulden, veroorzaakt door de misdragingen van hun zoon William hadden zij het niet al te breed. Gelukkig trokken twee andere zoons zich het lot van hun ouders aan en lieten hen beurtelings bij hen inwonen.
De inspanningen van Wilberforce en anderen in het propaganda voeren tegen de slavernij hadden uiteindelijk succes. Op 26 juli 1833 besloot het parlement in Londen - waarvan hij toen al geen lid meer was - elke vorm van slavernij in het Britse rijk metterdaad af te schaffen. De eerste stap was jaren tevoren al door Wilberforce gezet. Er werd 20 miljoen pond uitgetrokken om alle slaven vrij te laten. Dit gebeurde door middel van de Slaverny Abolition Act, die een maand later alle slaven in het Britse Rijk hun vrijheid teruggaf. Wilberforce heeft nog geweten dat dit ging gebeuren en was hierover zeer ontroerd. Enkele dagen hierna, op 29 juli 1833, is de filantroop overleden.
Museum
Het pand in Hull waarin hij geboren is - in de voortuin staat zijn standbeeld - herbergt nu een museum om de herinnering aan hem en de slavernij levendig te houden: het Wilberforce House Museum. Daar zijn tal van persoonlijke eigendommen verzameld, zoals zijn klok, een stoel, kleding en een deel van zijn boekenbezit. In vitrines zien we foto's en een wassen beeld van hem, dat ooit tot de verzameling in het museum van Madame Tussauld behoorde.
Maar het meest indrukwekkend zijn toch wel de kamers waarin men op verschillende wijzen een indruk krijgt van het grote kwaad dat slavernij heet. Wat een vreselijk verdriet heeft die teweeggebracht! Medemensen werden opgejaagd, gevangen, als vee verhandeld. Ziekte en afranselingen kwamen veelvuldig voor. Menig slaaf stierf van narigheid aan boord van een schip, in een ruim vol lotgenoten. Negergezinnen werden uiteen gereten. Soms koos iemand ervoor om maar overboord te springen. Wat een onbarmhartige rol hebben ook Nederlanders hierin gespeeld. Ons "collectief geheugen" heeft dit weliswaar zo ongeveer uitgebannen, maar toch... Indirect heeft William Wilberforce eraan meegewerkt dat Nederland de slavernij in Suriname in 1863 (toen pas!) heeft afgeschaft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2007
Protestants Nederland | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2007
Protestants Nederland | 24 Pagina's