Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De visie van Groen op God, Nederland en Oranje (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De visie van Groen op God, Nederland en Oranje (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het eerste artikel over mr. G. Groen van Prinsterer en zijn visie op God, Nederland en Oranje heb ik het één en ander geschreven over het geloofsvertrouwen van Prins Willem van Oranje. Groen betitelde het geslacht van de Oranjes als het door Gods genade aan het vaderland geschonken huis. Vervolgens heb ik kort iets aangehaald over Nederland. We gaan nu het Huis van Oranje wat onder de loep nemen. Dat huis neemt naar Groens mening in de geschiedenis van ons land een heel bijzondere plaats in.

De evangeliebelijder, zoals Groen van Prinsterer zichzelf typeerde, zegt over het Huis van Oranje het volgende: “Het huis van Oranje-Nassau is van God tot eene taak geroepen, met de roeping van geen ander stamhuis vergelijkbaar; de taak om, aan het hoofd van de (Nederlandse) Republiek, ten behoeve ook van geheel de Christenheid, te waken en te strijden voor evangelie, vrijheid en regt”. Hier kun je natuurlijk ook weer de vraag stellen: zou dat niet de roeping zijn van elk vorstenhuis? Smitskamp wijst er op, in zijn boek over Groen van Prinsterer als historicus, dat er ook in andere landen geschiedschrijvers zijn geweest, die meenden dat er een speciale betrekking bestond tussen de Almachtige en de vorsten van hun land. Volgens de Duitser Heinrich Leo bijvoorbeeld was dat heel duidelijk het geval met de koningen van Pruisen. Groen kende het werk van Leo en heeft hem ook wel bestreden, maar niet op dit punt. We zullen ons dus zelf moeten afvragen of de Nederlandse Oranjes en de Pruisische Hohenzollerns op dezelfde lijn staan. De Pruisische koningen hebben veel voorspoed gekend en ze hebben grote macht verworven. Ze hebben Pruisen groot gemaakt en het is nog veel groter geworden dan Leo aan het begin van de negentiende eeuw zelfs maar kon dromen. Toch is de Pruisische geschiedenis een ander verhaal dan de Nederlandse.

Idealistische visie
Groen wil de Oranjes zien als strijders voor evangelie, vrijheid en recht. Dat getuigt, als het gezegd wordt voor alle Oranjes, van een nogal idealistische visie. Ik weet niet hoe ik de godsdienstpolitiek van koning Willem I zou moeten beschrijven als een strijd voor evangelie, vrijheid en recht. Ik vind Groens verdediging van stadhouder Willem II nogal gewrongen. Ik zie daarnaast niet veel rijpe vruchten van de activiteiten van de stadhouders Willem IV en Willem V. Maar er zijn toch enkele Oranjes geweest, van wie men het levenswerk in dit teken kan plaatsen. Vergelijk je daarmee dan de Pruisische geschiedenis, dan lijkt het onmogelijk die te beschrijven als een strijd voor evangelie, vrijheid en recht. De Pruisische vorsten hebben veel succes gehad, maar dat is niet hetzelfde als veel zegen. De bijbel zegt ons dat de koningen van Assur en die van Babel in hun tijd door Gods beschikking grote overwinningen hebben behaald. Zij waren werktuigen in Gods hand om het oordeel aan Israël en Juda te voltrekken. Maar Salmanasser en Nebukadnezar waren ondanks al hun veroveringen geen strijders voor evangelie, vrijheid en recht. Als je het zo beschouwt, kun je inderdaad zeggen dat de Oranjes van de zestiende en de zeventiende eeuw een bijzondere taak hadden, een andere dan de vorsten van Pruisen. Je kunt ook zeggen dat de meesten van de Oranjes getracht hebben die taak op hun wijze te vervullen. Groen geeft daar de duidelijkste invulling aan bij stadhouder Willem III. Diens levensverhaal is misschien ook wel de beste toetssteen. Het is ruim zestig jaar geleden dat ik het toelatingsexamen heb afgelegd voor de middelbare school. Eén van de vragen voor het vak geschiedenis luidde toen: was het optreden van stadhouder Willem III in ons voordeel of in ons nadeel? Toen we de volgende dag die vragen lieten zien aan de onderwijzer die ons voor het examen had klaar gemaakt, zei hij tegen ons: als je hebt ingevuld: in ons nadeel, dan ben je een materialist en heb je geantwoord: in ons voordeel, dan ben je een idealist.

Gilbert Burnet
Groen van Prinsterer stond geheel aan de kant van de idealisten. Hij roept daarbij ook een buitenlandse getuige op, namelijk de Engelse geschiedschrijver Gilbert Burnet, die stadhouder Willem III van zeer nabij heeft gekend. Burnet zei van deze Willem: “Zijn leven bevat zoo vele trekken van Gods Voorzienigheid en de bijzondere gunst, dat hij wel, als David, de man die hoog is opgerigt, de gezalfde van Jacobs God, mogt worden genoemd”. Dat is een opmerkelijk oordeel, vooral omdat het afkomstig is van een buitenlander. Had een Nederlander zo geschreven, dan zouden we waarschijnlijk zo’n uitspraak plaatsen in het kader van ons thema; God, Nederland en Oranje. Maar het is Burnet niet om Nederland te doen. Hij ziet Willems betekenis veel ruimer en dat doet ook Groen. Die noemt Willem III ‘onder Gods zegen de weldoener en redder van de Republiek, van Engeland, van Europa’. De bijzondere taak van de Oranjes kan dus veel verder gaan dan alleen maar de bescherming van het Nederlandse grondgebied. We hoorden Groen immers eerder al zeggen dat zij geroepen waren tot dienst aan de gehele christenheid. Dat is een rechtstreekse roeping, een opdracht door God aan de Oranjes gegeven, ook buiten Nederland om, want om deze taak te kunnen vervullen, moest Willem ook koning van Engeland worden. Maar er is nog meer. Was Nederland hier niet nodig, datzelfde geldt uiteindelijk ook voor Willem III. Hij stierf zeer jong, 52 jaar oud, op een ogenblik waarin Europa stond voor het begin van een grote internationale oorlog. Het scheen dat Willem onmogelijk gemist kon worden. “Aldus zou het blijken”, vervolgt Groen dan, “dat Gods wijze en almagtige Voorzieningheid, wanneer zij de volken behouden wil, de meest door haar bevoorregte stervelingen niet ter verwezenlijking van haar liefderijk voornemen behoeft”.

Franse overheersing
Als God zijn plannen volvoert, kan iedereen gemist worden. Het gaat ook zonder de Oranjes en zonder de Nederlanders. Groen zegt dat nogmaals als in 1813 de bevrijding komt van de Franse overheersing. Zonder Oranje was dat naar zijn mening niet gelukt, maar ook met Oranje had het niet gekund, ‘zoo niet, boven bidden en danken, de Heer zelf, in den dag der benaauwdheid ons een toeverlaat en een uithelper was geweest’. Laten we dat in gedachten houden als we nu het boekje opslaan, dat de meest directe betekenis heeft voor ons onderwerp. Dat is het kleine geschrift, dat Groen in 1863 heeft gewijd aan de vijftigjarige herdenking van het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid. Dat geschrift heet: ‘1813 in het licht van de volkshistorie herdacht’. Groens doel is het geven van een ‘beknopte aanwijzing, met de geschiedenis in de hand, van hetgeen Oranje voor Nederland is geweest’. Hij herhaalt veel dat ook in zijn Handboek voorkomt. Maar hier zet hij de dingen die voor ons nu van belang zijn overzichtelijk bij elkaar. Het huis Oranje, schrijft Groen dan, “is een nationale dynastie. Het is met het volkswezen vereenzelvigd. Geen huis welligt is zoo uitnemend bevoorregt geworden. Geen huis hetwelk voor God een grooter verantwoordelijkheid heeft.’ ‘Het moet zich handhaven op die hoogte; om dat te kunnen doen, vergete het niet hoe het die hoogte heeft bereikt. Niet slechts door onvertsaagdheid en krijgsbeleid, door schranderheid en kunde, door heldenmoed en genie; niet hierdoor alleen, maar ook en vooral, omdat het al die gaven aan den Gever gewijd, al die kragten ter bescherming van het nationaal beginsel aangewend heeft. In Nederland is nationaal het evangelie, waardoor het in de stijd tegen Spanje en tegen Rome werd gevormd, en orde, en vrijheid, en verdraagzaamheid.’

Nationaal beginsel
Deze passage heb ik in zijn geheel geciteerd, omdat hij heel duidelijk aangeeft hoe Groen de zaken wil hebben gezien. Er is een hechte band tussen Nederland en Oranje, want dat Huis is nationaal, het is met het volkswezen vereenzelvigd. Maar het eerste kenmerk van dat nationale is de gebondenheid aan het evangelie, en dat is dan ook weer het nationale beginsel, waaraan de Oranjes hun krachten moeten geven. En beide, Oranje niet meer of minder dan de natie, zijn volkomen afhankelijk. En beide ook zijn reddeloos verloren als zij de Bondgenoot verliezen, ‘met Wien de grondlegger onzer onafhankelijkheid onvervaard bleef, ook toen hij alleen stond’. Het komt enkel aan op dat verbond met de Potentaat der potentaten. Willem van Oranje had er in 1573 het eerst van gesproken. Willem III zag een eeuw later de dingen in hetzelfde licht. Hij had uit de geschiedenis van zijn geslacht geleerd, aldus Groen, te ‘vertrouwen op de Voorzienigheid Gods, welke, door het geloof meer nog dan het zwaard zijner vaderen, de evangelische kerk op Nederlandschen bodem had geplant’. Als ik Groen recht begrijp, dan denk ik dat we op dat woordje ‘kerk’ vooral moeten letten. Laat het in Nederland gebeuren of laat het in een ander land gebeuren, het gaat er om dat die kerk wordt geplant. Laat het zwaard gebruikt zijn of laat het niet gebruikt zijn, die kerk is geplant door het geloof. Laat het Nederlandse geschiedenis zijn, of Europese: het middelpunt blijft steeds de kerk. Daar gaat in de grond van de zaak alle geschiedenis over, ook die van Nederland en ook die van Oranje. Toen in 1840 de Nederlandse Grondwet moest worden gewijzigd, wilde Groen dat er een oude bepaling in zou terugkeren. De Grondwet van 1814 had voorgeschreven dat de koning moest behoren tot de Nederlandse Hervormde Kerk. In 1815 werd Nederland verenigd met België. Toen leefden binnen de grenzen van dat verenigd koninkrijk meer rooms-katholieken dan hervormden.

Kerkelijke gezindte
Daarom werd dat voorschrift over de kerkelijke gezindte van de koning al na één jaar uit de Grondwet geschrapt. In 1839 gingen de wegen van Belgen en Nederlanders weer uiteen en daarmee was de toestand van 1814 hersteld. Daarom, zei Groen, moeten we terug naar die oude regel: ‘de christelijke hervormde godsdienst is die van den vorst’. Volgens Groen is die bepaling in 1815 ook niet werkelijk afgeschaft, maar alleen verzwegen. Voor hem bestaat er ook geen andere mogelijkheid. Gezien de bijzondere roeping van het Oranjehuis zou het zichzelf verloochenen als het de band met de kerk van de reformatie zou prijsgeven. Dat zou in Groens ogen regelrecht ingaan tegen de hele Nederlandse geschiedenis. De volkshistorie, zegt Groen in 1855, is ‘grootendeels de geschiedenis der Hervormde Kerk, in haar oorsprong, lijden, strijden, triumf en zegenrijken invloed’. Dat is in Nederland wel bij uitstek het geval. De Nederlandse Hervormde kerk is het middelpunt en de kern van het Nederlandse gemenebest. ‘Elders is de kerk opgenomen door den staat; hier is de Republiek niet slechts met de kerk vereenigd, zij is geboren uit de belijdenis der kerk. Elders is de bevolking protestantsch geworden, hier is, door het zamenvloeijen van verdrijvelingen van vele natiën, een protestantsche natie gevormd’. Om die kerk ging het dan ook in het buitenlandse beleid van de zeventiende-eeuwse Republiek. Zelfs de vraag of het oorlog moest zijn of vrede, werd ‘grootendeels beslist door de behoeften, gevaren en belangen van de kerk. Dit was het rigtsnoer der staatkunde’. Ik zou het verhaal niet helemaal op dezelfde manier vertellen, maar dat doet er nu weinig toe.

‘Vereenigden staat’
We hebben het nu over Groen, en over zijn kijk op de Nederlandse geschiedenis. Die is volgens hem, meer nog dan in enig ander land, vervlochten met de geschiedenis van de kerk. “De Heer heeft hier zijn kerk geplant, voor haar instandhouding tegen aanval van buiten en afval van binnen gezorgd; (en) de met haar vereenigden staat, om harentwil met de keur en den overvloed zijner weldaden begunstigd.” Dat is dus heel sterk uitgedrukt: de kerk en de met haar verenigde staat. En als Nederland welvarend was – ‘begunstigd met de keur en den overvloed zijner weldaden’ – dan was dat ter wille van de kerk. Om de kerk wordt het land gezegend en dat legt haar een zware verantwoordelijkheid op. Ze moet trouw zijn. Aan het slot van zijn handboek zegt Groen het zo: “Geen weifelend belijden heeft den kerk dezer landen gesticht. Geen weifelend heeft ze, met den Nederlandschen staat, onder de grootste gevaren behoed, bevestigd, en tot onberekenbaren zegen gesteld”. Zelfs als die kerk slechts klein zou zijn, kan ze dat bewerken. Zegen betekent niet dat het hele volk uit Gods kinderen bestaat. Landen en volken kunnen gezegend en gespaard worden ter wille van het geloof van weinigen, zoals Groen illustreert met een verwijzing naar Genesis 18. Sodom had behouden kunnen worden ter wille van tien rechtvaardigen. En hij verwijst ook naar Genesis 39. Daarin staat dat het huis van de heiden Potifar werd gezegend ter wille van zijn knecht Jozef.

Geen trotse leus
Maar gaat het in de geschiedenis om de kerk, gaat het om het geloof van Gods kinderen, dan verdwijnen Nederland en Oranje, beide naar het tweede plan. God, Nederland en Oranje – het is geen trotse leus, het is een getal met twee nullen. Zo is het altijd, zo was het ook met Israël en zijn gezalfde koning uit het huis van David. Die vergelijking tussen Nederland en Israël wil ook Groen wel maken, mits het bij een vergelijking blijft. De Nederlanders zijn niet een uitverkoren volk in dezelfde zin als Israël. Het is de kerk Gods die de plaats van het oude Israël heeft overgenomen, niet het een of andere Europese volk. En ik besluit met de woorden van Te Velde, omdat ik het niet beter zou kunnen zeggen: “Als hier identificatie is tussen vroeger en nu, tussen Israëlieten en Nederlanders, dan berust die op de overtuiging, dat de God van de Schriften niet een andere is dan de God van vandaag, en dat Gods volk vandaag één is met Gods volk in vroeger tijden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

Protestants Nederland | 24 Pagina's

De visie van Groen op God, Nederland en Oranje (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

Protestants Nederland | 24 Pagina's