“Wij zijn hier om prinses Juliana te begraven”
Uit een opmerkelijke dooppreek van hofprediker dr. J.H. Gerretsen
Nog steeds wordt Koninginnedag op 30 april, de dag van de geboorte van prinses, later koningin Juliana, gehouden. Al heel wat jaren vieren we op de genoemde datum de verjaardag van onze koningin. In dit artikel vraag ik aandacht voor een gebeurtenis in het leven van onze vorige vorstin. Op 5 juni was het honderd jaar geleden, dat zij in de Willemskerk te ’s-Gravenhage werd gedoopt. In deze bijdrage wijs ik u op een belangrijke passage in de preek die hofprediker dr. J.H. Gerretsen bij die gelegenheid hield.
Dr. J.H. Gerretsen
Eerst iets over de voorganger in de doopdienst, op basis van wat C.F.J. Antonides in zijn boek ’Het geluid van een sterke stem’. Dr. Jan Hendrik Gerretsen 1867-1923 over hem vermeldt. Sedert 1898 was hij predikant in ’s-Gravenhage. Toen hij de prinses doopte, deed hij dat als plaatsvervangend hofprediker, en wel voor dr. G.J. van der Flier, wiens gezondheid hem verhinderde om de dienst te leiden; hij overleed op 25 december 1909. Gerretsens definitieve benoeming dateert van 1 februari 1910. Overigens had hij koningin Wilhelmina enige weken eerder per brief verzocht om van bals en dergelijke festiviteiten aan het hof vrijgesteld te worden. De vorstin had dat verzoek ingewilligd. Koningin Wilhelmina heeft menigmaal – soms geheel onverwacht – onder Gerretsens gehoor gezeten. Een tijdlang was ze zelfs één van zijn trouwste fans. Op zijn beurt heeft Gerretsen eens over haar opgemerkt: ‘Zij weet ongemakkelijk goed wat zij wil.’ Kort na zijn 25- jarige ambtsjubileum, in 1916, stortte Gerretsen in. Zeven jaar leefde hij in een geestelijk inferno. Hem beving wat tegenwoordig existentiële twijfel heet. Alleen heel aan het eind schijnt het nog even licht voor hem geworden te zijn. Toen was hij al geen hofprediker meer. Koningin Wilhelmina had hem op 24 september 1919 vanwege gezondheidsredenen verlof verleend.
Begrafenis
De dooppreek van Gerretsen ging over Lucas 7: 15b, over de opwekking van de jongeling te Naïn. Gerretsen: ‘Immers is de doop in den diepsten grond niets anders dan een begrafenis (…) in de oud-christelijke kerk (…) werd de dopeling ondergedompeld in het water. Deze onderdompeling was, zooals Paulus ons leert in het zesde hoofdstuk aan de Romeinen, niet anders dan een begrafenis. De dopeling werd met Christus in Zijnen dood begraven, opdat hij gelijk hij met Christus begraven was, ook wederom met Hem in nieuwigheid des levens zou worden opgewekt (…).’ ‘De doop is niet alleen besprenging, maar ook een ondergang, een begrafenis. Wij zijn hedenmiddag opgegaan naar het huis des gebeds, om Prinses Juliana te doopen, dat wil naar ons Formulier zeggen, wij zijn opgegaan, om Prinses Juliana te begraven. Maar dan begraven met Christus in Zijnen Dood, opdat zij met Hem begraven, ook met Hem moge worden opgewekt tot een nieuw leven. (…)’ ‘Nog inniger daarmee verbonden is evenwel ons tekstwoord zelf en Jezus gaf hem aan zijne moeder… zoo staat er. Ligt in deze woorden niet opgesloten, dat het kind, omdat het door Christus aan den dood is ontrukt, nu Zijn eigendom is geworden, dat Hij er over beschikken kan en dat Hij het nu aan zijne moeder terugschenkt? Inderdaad. Zoo is het. Door de opwekking uit den dood is het kind des Heeren geworden. Gelijk het leven van zijne moeder, zoo heeft het nu het leven van Christus ontvangen en is nu des Heeren eigendom geworden. En juist deze waarheid, dat de kinderen des Heeren zijn, komt ons de doop herinneren.’
Indruk
Antonides laat weten, dat de preek op de perstribune ‘een uitnemende indruk’ maakte. Eén van de verslaggevers: ‘De waarnemende hofprediker is een diep ernstig en eenvoudig man, van mooie woorden wars: hij sprak zoo sober als met de eigenaardige rhetoriek van den orthodoxen predikant als hij, nu eenmaal is overeen te brengen; er zijn ongetwijfeld grooter redenaars op onze kansels, predikanten die hun toespraken kunstiger weten te bouwen en hun gehoor meer mee kunnen slepen, maar er is in dezen predikant een eenvoud, een waarachtigheid en een ernstige geloofskracht, die weldadig aandoen. (…).’ ‘Wie fijn voelt is er dankbaar voor geweest, dat daar geen orator stond, die nooit heeft begrepen, dat de ware welsprekendheid met de welsprekendheid spot en dat schitterende phrasen en zwierige franje van woorden in die ure van heilige ernst misplaatst zouden zijn geweest.’ Overigens: aan de vooravond van de doopplechtigheid was Gerretsen tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw benoemd.
Verrassend
Antonides merkt ook op: ‘Het Koninklijk Hof overigens en de vele aanwezigen hadden de grootste moeite om de zin van Gerretsen’s preek te vatten.’ Feit is, dat het gezichtspunt van Gerretsen toentertijd tamelijk verrassend was. Wie een doopgesprek bijwoont, zal de invalshoek die ds. Gerretsen gekozen heeft, niet van de kant van de doopouders horen. De ‘theologie’ die zij aanhangen, heeft meestal betrekking op God als Schepper. Ze zijn dankbaar voor het wonder van het menselijk leven als geschenk van Godswege. Vaak noemen ze ook nog wel het voornemen tot christelijke opvoeding van het kind. Vanouds heeft de calvinistische theologie in ons land de nadruk vaak gelegd op God als Vader, die ‘een eeuwig verbond der genade’ met ons opricht. Veelal werd daar de gedachte mee verbonden, dat de doop in plaats van de besnijdenis gekomen zou zijn.
Kentering
De afgelopen tientallen jaren is sprake van een zekere kentering in de dooptheologie. Er is meer aandacht gekomen voor de gedachte van het sterven en opstaan met Jezus Christus, wat in de Heilige Doop tot uitdrukking gebracht wordt. In het doopformulier dat ik in doopdiensten waarin ik voorga, altijd lees (uit de Liturgische Handreiking, in 1987 door de Commissie Dienstboek van de Hervormde Raad voor de Eredienst aangeboden) staat deze passage: ‘Door de doop zijn wij verbonden met de gekruisigde en opgestane Christus, en in Zijn lichaam, de gemeente ingelijfd. Daarom kan er van de doop gezegd worden:”Dit geheimenis is groot.” Wij zijn verbonden met een verworpen Christus. Zijn dood is onze dood, het gericht over Hem het gericht over ons, zijn verlorenheid onze verlorenheid. Tegelijk is gedoopt zijn tot grote troost en vreugde. De gekruisigde is de Opgestane uit de doden, en zo doet Hij ons delen in zijn leven, in Zijn volbrachte verzoening, in de gemeenschap met de Vader.’ Ook in het Zondvloedgebed dat in doopdiensten vaak gebeden wordt, is sprake van een verwijzing naar het sterven en opstaan met Jezus Christus. Wanneer voor de dopelingen gebeden wordt: ‘(…) wil hen door uw Heilige Geest inlijven in het lichaam van uw Zoon, Jezus Christus onze Heer, opdat ze met Hem begraven mogen worden door de doop, in Zijn dood, en met Hem mogen opstaan tot een nieuw leven in Hem (…)’ Overigens: deze lijn is ook in de formulieren in Dienstboek – een proeve deel II (Leven – Zegen – Gemeenschap) van de Protestantse Kerk in Nederland dominant. Wat dat betreft kan gezegd worden, dat Gerretsen zijn tijd ver vooruit was!
Ondergedompeld
A.F. Troost dichtte:
Ondergedompeld in de doop
zijn wij uit duizend vrezen
herboren en herrezen,
gedragen op de heilsrivier
die stromend door de tijd
uitmondt in eeuwigheid.
Wie in dit water ondergaat
zal nimmermeer verdrinken,
hoe diep hij moge zinken.
Al is dit aardse leven kort,
al dreigt dichtbij de dood –
God draagt u in zijn schoot!
Die onze dood is doorgegaan
vraagt u om overgave:
wij zijn in Hem begraven,
maar in Hem ook weer opgestaan
om voor zijn aangezicht
te leven in het licht.
Rivier van Gods lankmoedigheid,
o bedding van genade,
wie zal uw stroom doorwaden?
Gij draagt ons op uw golven hoog,
o water – warm en wijd
van Gods barmhartigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2009
Protestants Nederland | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2009
Protestants Nederland | 48 Pagina's