Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Franciscus Ridderus (1620 – 1683)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De theologie van Franciscus Ridderus (1620 – 1683)

In geschriften is de karakteristiek van de Nadere Reformatie te vinden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot voor kort was over de Rotterdamse theoloog Franciscus Ridderus niet veel bekend. Over hem is wel een aantal deelstudies verschenen, maar echte aandacht voor zijn theologie bleef uit. Door mijn dissertatie ligt er een analyse en structurering van zijn theologie op tafel. Uit mijn onderzoek blijkt ook dat vrijwel alle items, karakteristiek voor de Nadere Reformatie, in zijn geschriften te vinden zijn.

Het is wat merkwaardig dat echte aandacht voor Ridderus en zijn theologie uitbleef tot aan mijn onderzoek, ondanks het feit dat hij in zijn tijd grote betekenis moet hebben gehad als predikant en auteur. Veel van zijn omvangrijke geschriften zijn in de vergetelheid geraakt. Daarom is het op zichzelf verblijdend dat Ridderus momenteel weer de aandacht trekt. Inmiddels is van de hand van H.J. Postema een historische biografie over hem uitgegeven, Strijder op de middenweg. Leven en werk van Franciscus Ridderus, Kampen, 2004. Mijn onderzoek betrof dus zijn theologie.

Studietijd en predikant
Franciscus Ridderus is waarschijnlijk in 1620 geboren in Leiden. Zijn vader was Jacobus Ridderus, predikant in Middelharnis en Warmenhuizen. Ten tijde van de remonstrantse woelingen werd hij verdacht van remonstrantse sympathieën. Hij werd afgezet. Dat is overigens van korte duur geweest. Want de moeilijkheden werden betrekkelijk snel uit de weg geruimd en hij kon en mocht zijn ambtelijke arbeid te Middelharnis voortzetten. Franciscus heeft gestudeerd in Leiden. Eerst filosofie, maar tijdens zijn studie moet hij zich ook hebben bekwaamd in de theologie. Hij rondde zijn studie op 22 oktober 1642 met succes af met een academische disputatie.

Aanvankelijk werd aangenomen dat hij is gepromoveerd, maar dit is onjuist. Wel werd Ridderus in 1682 door de Utrechtse universiteit een doctoraat honoris causae toegekend vanwege zijn wetenschappelijke verdiensten. Na preparatoir examen te hebben afgelegd, werd hij in 1643 beroepbaar gesteld. De eerste gemeente die hij diende was de eenmansgemeente Schermerhorn. In 1648 vertrok hij naar Brielle, waarna hij op 7 maart 1656 werd bevestigd in de havenstad Rotterdam, waar hij tot zijn dood, 11 januari 1683, heeft gestaan. In deze gemeente heeft hij kans gezien zijn boeken te schrijven. Zijn oeuvre omvat ruim 27.000 geschreven pagina´s. Dat is illustratief voor zijn enorme productiviteit. Ridderus’ huwelijk met Sara van der Mast op 3 februari 1649 in Delft werd na twee jaar door haar dood ontbonden. Hij stond toen acht maanden in Brielle. In die gemeente hertrouwde hij met Alida van Ophoven die stierf rond 1656, waarna hij in het huwelijk trad met Anna Jansdr. De Loo die hem 27 jaar overleefde. Het is bekend dat alleen uit zijn derde huwelijk drie kinderen zijn geboren die hem allen tijdens zijn leven zijn ontvallen. Dit is al een indicatie van de zeventiende-eeuwse leven: de dood was een dagelijkse metgezel. Er was een hoge kindersterfte. De levensverwachting was vrij laag. Dat is te verklaren uit slechte hygiëne, ongezonde voeding, honger, pest, oorlog en dergelijke.

Gemeenschap met Christus
Onderzoek van zijn geschriften wijst uit dat de ‘unio mystica’, de gemeenschap met Christus, de slagader is van Ridderus’ theologie. Dat is geheel in overeenstemming met de theologie van Calvijn. De gelovigen worden door het geloof met Christus organisch verbonden, terwijl de Geest de Werkmeester van dit geheim is. Het geloof is daarbij slechts receptief. Zo spreekt Ridderus van het geloof als de hand van de bedelaar en de hand van de drenkeling die een plank vastgrijpt. De gemeenschap met Christus heeft ook tot consequentie het met Hem lijden om zo met Hem steeds meer vergroeid te raken ten einde te delen in Zijn heerlijkheid. Men kan zich dit lijden niet concreet genoeg voorstellen. Te denken valt aan de dramatische gebeurtenissen in het Rampjaar, 1672. De Republiek werd toen aangevallen van vier kanten: Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen. Ridderus werkte toen onder meer aan de tweedelige Sevenderley Gesichte. Daarin houdt hij het leed dat de Republiek overspoelt tegen het licht van het lijden, dat Christus gewillig, geduldig en gehoorzaam op Zich nam. Wie Hem daarin navolgt, zal ook delen in Zijn heerlijkheid. De heerlijkheid van Christus is immers onlosmakelijk verbonden met Zijn lijden en dood. Dit is ook het geval bij de christenen. De inlijving in deze gemeenschap krijgt reeds gestalte in de Doop. Het nieuwe leven dat daarin wordt af- en uitgebeeld, wordt versterkt door het eten en drinken van Christus’ lichaam en bloed in het Avondmaal. In dit verband dient ook op de navolging van Christus te worden gewezen. Dat is een zichtbaar teken van de onzichtbare gemeenschap met Christus en vereist een levenslange oefening en scholing. Om de gelovigen daarin te stimuleren, wijst Ridderus menigmaal op de voorbeelden van de heiligen uit de Schrift en op Jezus Zelf, terwijl de martelaren als ‘naebeelden’ fungeren. Hierbij horen ook de heilige bewegingen - dat zijn heilige emoties - en de invloeiing van de Geest. De gemeenschap met Christus wordt voltooid in het welsterven van de christen. Bij de beschrijving van deze gemeenschap maakt Ridderus veelvuldig gebruik van affectieve taal, ontleend aan het Hooglied: Jezus vrijen, omhelzen, kussen, trouwen en roodkleuren van verliefdheid.

Praxis pietatis
Evenals andere gereformeerde theologen heeft Ridderus’ theologie een speerpunt naar de praxis pietatis, de praktische vroomheid. Niet alleen zijn piëtistische werken, maar ook zijn omvangrijke dogmenhistorische werken zoals zijn vierdelige Apollos en de vijfdelige Schriftuerlijck Licht en historische geschriften zoals de Historische Engelsman en Historische Fransman etc. zijn daarop toegesneden.

Deze historische werken zijn te beschouwen als een popularisering van het gedachtegoed van Ridderus, niet in het minst vanwege de door hem gehanteerde vorm. Ridderus hanteert de samenspraken als vorm, waarin de lezer de inhoud krijgt aangeboden. Zo worden zijn inzichten betreffende praktische vroomheid breed uitgedragen. De vroomheid doorgloeit het leven van elke dag en dient beoefend te worden bij rijkdom en armoede, in voor- en tegenspoed en in leven en sterven. Dit geldt ook in de eenvoud in kleding, de inrichting van woningen, de matigheid in gerechten op tafel bij bruiloften en dergelijke. In zijn standpuntbepaling wijkt Ridderus niet af van geestverwanten zoals Willem Teellinck (1579 – 1629), Petrus Wittewrongel (1609 – 1662) en Godefridus Udemans (1581 – 1649). In zijn Schriftuerlijck Licht toont Ridderus zich een nauwkeurige en voorzichtige exegeet. Uiteraard maakt hij gebruik van de scholastieke denkkaders van zijn tijd zoals de aristotelische filosofie. Daarin stond Ridderus niet alleen; hij deelde dit met veel andere voetiaanse theologen. Zijn voorzichtigheid en helderheid als exegeet blijkt in zijn polemieken met coccejaanse theologen zoals Henricus Groenewegen (1645 – 1692) te Enkhuizen, Petrus Hamer (1646 – 1716) te Numansdorp, Johannes van der Waeyen (1639 – 1701) te Middelburg / Franeker, om enkele namen te noemen.

Hooglied
Tegenover de ‘profetische’ theologie die zij in hun exegese van de Schrift toepasten en de wonderlijke vondsten die dat opleverde, stelt Ridderus zich op het standpunt dat men eerst dient te vragen naar de bedoeling van de bijbelschrijver zelf. Hoe zijn de eerste hoorders met de Schriftwoorden omgegaan? Wat hebben zij erin gehoord? Zo kiest hij wat betreft het boek Hooglied voor de uitleg dat het boek in eerste instantie gaat over huwelijksverkeer tussen een prins en zijn bruid. In tweede instantie dient het boek typologisch, namelijk als een afspiegeling van Christus en Zijn gemeente, verklaard te worden. Wie de moeite neemt het werk van Ridderus te raadplegen, komt tot de ontdekking dat hij een bekwaam exegeet en dogmenhistoricus is. Hij waagt zich niet aan een speculatieve uitleg. Deze conclusie valt te trekken uit zijn uitleg van teksten die in meer of mindere mate chiliastisch uitgelegd zouden kunnen worden. Kennisname van zijn historische geschriften toont aan dat hij zeer belezen is geweest. De veilingcatalogus die een overzicht geeft van zijn boekenbezit en die na zijn dood is bewaard gebleven, geeft een goed beeld van zijn bibliotheek. Hij is ingevoerd in de geschriften van de antieke cultuur, de kerkvaders en auteurs uit de middeleeuwen. Hij kent historici uit het verleden, uit zijn eigen tijd en citeert ze. Het onderzoek wijst uit dat geheel zijn werk gericht is op de bevordering van de praxis pietatis, de praktijk van de godzaligheid.

Vermaak, statigheid en lachen
Ridderus beschouwde komedies in de schouwburg evenals dansen als werelds vermaak. Ze zijn te beschouwen als overtredingen van de geboden van God, met name het derde gebod. Wat dat betreft verschilt hij in geen enkel opzicht van geestverwanten. Toch is het opmerkelijk dat de samenspraken tussen Maria, Martha en Lazarus in de driedelige bundel De Tafel des Heeren waarvan deel I verscheen in 1660, te duiden zijn als toneelscènes. De rol die Martha speelt, werd niet door iedereen gewaardeerd zoals blijkt uit de schimpschriften die verschenen. Ridderus heeft in deze samenspraken een sterke dramatiek gelegd. Hij beschikt over grote verbeelding en fantasie. Kennelijk had hij er plezier in om op een ludieke wijze zijn inzichten ten aanzien van de praxis pietatis te verbreiden. De gereformeerde piëtisten meenden dat christenen een zekere deftigheid moesten hebben, de ‘statigheid’. Behalve in hun kleding moesten ze dat uitstralen in hun persoon. Ook Ridderus stelt dit in zijn werk aan de orde. Hij beroept zich op teksten zoals Titus 2:7, waar Paulus schrijft dat een christen deftigheid moet tonen, maar ook op Prediker 7:3 en 1 Petrus 3:4. Natuurlijk zijn alleen maar uiterlijke ernst en eenvoud misleidend. Christenen kunnen zich ernstig voordoen, maar de echte godsvrucht missen. Daarom benadrukt hij dat de ‘statigheid’ moet opkomen uit echte godsvrucht. In dit verband legt Ridderus ook de vinger bij het lachen. De echte godsvrucht heeft immers behalve een binnen- ook een binnenkant. Wie dus wedergeboren is, heeft vreugde in God en niet in wereldse zaken van welke aard dan ook.

Gisbertus Voetius
Treffend is dat Ridderus dit motiveert uit het voorbeeld van Jezus’ leven op aarde. Een uitspraak die niet alleen bij Ridderus maar ook bij GisbertusVoetius te vinden is deze: “de Schrift zegt nergens dat Jezus gelachen heeft”. Ook in laat-middeleeuwse geschriften zijn deze woorden in diverse variaties te vinden. Er is op gewezen dat deze thematiek toen reeds een discussiepunt was en dat dit in de zeventiende eeuw niet anders geweest is.

Volgens Ridderus dienen christenen dit voorbeeld na te volgen. Naar zijn oordeel is de wereldse lach voor de christen ongepast. Ook in de kerkdienst is ‘dertelijck’ lachen ongeoorloofd. Hij ziet slechts ruimte voor de lach van het geloof en het uitbundige lachen moet men matigen. Hoe moet dit beoordeeld worden? Totaal doorgeslagen vroomheid? J. Exalto heeft aangetoond dat dit te maken heeft met het neo-stoïcisme dat grote invloed heeft gehad op de zeventiende-eeuwse gereformeerde predikanten. De waarschuwing voor uitbundig lachen hangt samen met de afwijzing van toneel, dobbelen, te overvloedige maaltijden en komische lectuur. In vrijwel alle religieuze geschriften van die tijd werd gehamerd op zelfbeheersing en matiging van emoties en verlangens. Dan was men beter bestand tegen rampen en onheil.

Gezichtsuitdrukking
In de bibliotheek van de Vrije Universiteit te Amsterdam wordt een portret van Ridderus bewaard. Dit portret is afgedrukt op de omslag van mijn proefschrift en op Ridderus’ gezicht is geen lach te zien. Dat is niet vreemd: niemand werd geportretteerd met een lach om de mond. De oogopslag en gezichtsuitdrukking tonen ernst. Toch is het opmerkelijk dat achter het portret van Ridderus een man schuil gaat die zich zeer beeldend in woord en geschrift uitdrukt. Wie de moeite neemt zijn geschriften te lezen, ontmoet een man die over een grote fantasie beschikt. Met plastische en aansprekende beelden illustreert hij zijn boodschap. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat hij een humoristische inslag heeft gehad. Dan is er nog iets wat karakteristiek is voor de persoonlijkheid van Ridderus. Hij is een geharnast polemicus en vurig bestrijder geweest van theorieën en dwalingen die het gezag van de orthodoxe schriftleer ondermijnden of zou kunnen ondermijnen. Maar in middelmatige zaken kon hij echter hen die zijn mening niet deelden, respecteren. De man die anders fel, onverzettelijk en onverbeterlijk was, toonde zich tegelijk bescheiden, flexibel en mild. Hij stond open voor argumenten van hen die het met een bepaalde exegese of opvatting niet eens waren. Hieruit valt af te leiden dat hij in de omgang een aangenaam mens moet zijn geweest.



Naar aanleiding van G. Schaap, Franciscus Ridderus (1620 – 1683). Een onderzoek naar zijn theologie, bronnen en plaats in de Nadere Reformatie. Uitgegeven door: De Vereniging van Nederlandse Kerkgeschiedenis. Dit boek heeft op 27 november 2008 gediend als proefschrift aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn. Hardback. Prijs € 25,-.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2009

Protestants Nederland | 48 Pagina's

De theologie van Franciscus Ridderus (1620 – 1683)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2009

Protestants Nederland | 48 Pagina's