Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vorm en inhoud van Calvijns preken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vorm en inhoud van Calvijns preken

Preken met toepasselijke uitleg hebben hedendaagse mens veel te zeggen

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de vorm en inhoud van de preken van Johannes Calvijn is tot nog toe weinig aandacht geweest. Het heeft na ca. 1610 lange tijd geduurd voordat er Nederlandse uitgaven van zijn preken verschenen. We kunnen hem echter juist in zijn preken goed leren kennen als mens en dienaar van het Woord.

In dit artikel wordt ingegaan op de vorm, het taalgebruik en de stijl in relatie tot de inhoud en verder wordt de relatie die Calvijn met zijn toehoorders legde nader bekeken. We zullen zien dat de preken ook voor ons nog zeer leerzaam zijn. Uitgegaan wordt van de preken zoals deze in het hedendaags Nederlands of Engels zijn vertaald. Onderzoek van het oud-Franse origineel heeft niet plaats gevonden.

Het algemene karakter van de preken
Met volharding legde Calvijn in de Bijbelse volgorde tekst voor tekst uit. Zijn preken zijn niet verdeeld in een deel tekstverklaring en een deel toepassing en worden niet in punten verdeeld. Tekstverklaring en toepassing worden voortdurend afgewisseld. Het taalgebruik is verzorgd, maar niet theatraal of geleerd. De toehoorders worden niet in categorieën ingedeeld, al wist Calvijn dat zich gelovigen en ongelovigen onder zijn gehoor bevonden. Zijn preken hebben een eenvoudig karakter met veel diepzinnigheid en bewogenheid.

Inhoud van de preken
De inhoudelijke kern die telkens terugkomt in de preken is dat God alle eer toekomt en dat de mens een zondig schepsel is zonder rechten. Het is de goedheid van God dat Hij heeft omgezien naar de mens. Wetskennis, straffen en tegenspoed zijn nodig om de mens er toe te brengen zich door God te laten trekken. Het kennen van de zonden zonder op de belofte te zien brengt ons echter niet tot het heil. Wanneer een mens zich vernedert en zijn zondige staat erkent is er hulp te verwachten dankzij het verlossingswerk van Christus. Zo’n mens moet zich richten op de belofte en op de goedheid van God. De grootste zonde van de mens is wanneer hij de oproep van het Evangelie niet met geloof beantwoordt. Het geloof wordt geschonken door de Heilige Geest en brengt zekerheid met zich mee. Bij tegenspoed of aanvechting moet een gelovige niet denken van God verlaten te zijn. Ook voor een gelovige past het om nederig te blijven en niet te willen doordringen in de onbegrijpelijke Majesteit van God. Deze leer heeft een belangrijke plaats in de preken. Calvijn kon krachtig formuleren en er zijn regelmatig definities over dogmatische begrippen te vinden. Hieronder volgen een paar voorbeelden. Als verklaring van de oorzaak van het missen van genade lezen we in één zin in een preek over Job 1: “Als Hij ons Zijn beloften doet, dan sluiten wij niettemin de deur voor Hem, hoewel Hij tot ons komt en anders niet zoekt dan Zijn kracht in ons te ontplooien om ons staande te houden”. De enige weg tot behoud is: ”door te komen als arme bedelaars om te worden gerechtvaardigd door het geloof. Niet dat het geloof een deugd is van onszelf, maar we moeten nederig komen, belijdende dat we geen zaligheid kunnen verkrijgen dan als een geschenk” (over Galaten 2). Het ware geloof wordt als volgt omschreven: “Door het geloof in Jezus Christus hebben we het vertrouwen dat we mogen naderen tot Christus; de toegang is ons gegeven. En het is niet alleen vertrouwen, we hebben ook vrijmoedigheid om tot hem te komen met opgeheven hoofd, zonder te bouwen op iets wat van onszelf is…toch telkens Hem aanbiddend met vreze” (uit een preek over Ef.3). In een preek over Galaten 5 van acht jaar later wordt het ware geloof op dezelfde manier beschreven: “Met het geloof wordt bedoeld de kennis zoals deze ons geschonken wordt door de Heilige Geest, niet een idee dat simpel rondfladdert in ons hoofd. Het wordt verzegeld in ons hart, hetgeen betekent dat een wonderlijk werk van God heeft plaats gehad”.

Vorm en stijl van de preken
Een eenvoudige stijl met soms ingewikkelde zinsconstructies
Calvijn wilde vaak alles tegelijk laten uitkomen en koos voor zorgvuldige formuleringen. Dit heeft tot gevolg dat we ingewikkelde zinsconstructies met voeg- en bijwoorden en dubbele ontkenningen kunnen tegenkomen, die van zijn toehoorders de uiterste concentratie zullen hebben gevraagd. Hieronder volgen voorbeelden. In een preek over Job 2 naar aanleiding van het gedrag van de vrienden van Job staat: ”Laten wij door zulk een voorbeeld vermaand worden, dat ook al hebben wij een goede genegenheid jegens onze naasten, en al pogen wij hen verlichting te brengen in hun rampen, het wel nodig is dat God ons daarbij leidt, of anders zal die goede bedoeling ons niets waard zijn. ….Wij moeten aan God vragen, dat Hij ons de genade schenkt dat wij medelijden met hen hebben, en hen te hulp komen. Maar dat is nog niet alles. Waarom niet? Wij hebben niet de geest der wijsheid….”. In een preek over Job 4 zegt Calvijn heel geconcentreerd:“Als een gelovig mens tot zichzelf inkeert erkent hij zijn zonden, hij ziet in dat er telkens nieuwe aanleiding is, waarom God hem met recht kan beproeven. Ook al hadden wij de beloften dat God ons in deze wereld wilde bewaren…toch is het zó, dat onze zonden er de oorzaak van zijn dat Hij ons moet kastijden”. Calvijn werkt veel met tegenstellingen, zich uitdrukkend in woorden als “ofschoon” en “toch”, “hoewel” en “dan toch”, etc. Bijvoorbeeld: “Ofschoon wij onze zonden niet genoeg kennen, zo moeten wij toch tot God komen om hem te smeken” (over Job 9). Dit zien we ook in een preek over 1 Samuel 2 waarin hij naar aanleiding van de zonden van de zonen van Eli zegt: “Want Gods wil jegens de wereld is weliswaar toegenegen, maar toch zó dat Hij van de strengheid van zijn oordelen niets afdoet, waardoor Hij de verachting van hen wreekt, die met misbruik van Zijn genade, toorn en straf over hun hoofden halen… daarentegen moeten wij ons inspannen,… dat wij tegen God niet zó weerstrevig zijn, dat wij Zijn toorn tegen ons uitdagen…”.

Analytische redeneertrant
Calvijn verloochende in zijn preken zijn wetenschappelijke achtergrond niet. Voortdurend analyseert Calvijn de bedoeling van de Bijbeltekst. Op de vraag wat het nut is van de prediking als we toch God niet kunnen volgen met onze vrije wil geeft Calvijn een analyse van het verschil tussen oorzaak en instrument. “Weet gij niet welke methode God volgt als Hij ons tot Zichzelf brengt? De ervaring leert dat de prediking van het Woord een duidelijk instrument is waardoor God in het verborgen werkt… God is niet in tegenspraak met Zichzelf wanneer Hij het evangelie gepredikt wil hebben tot ons, al zegt Hij ons tegelijkertijd dat Hij ons niet het goede geeft als het Hem niet behaagt dit te werken in onze harten door Zijn Heilige Geest. Als we zeggen dat het evangelie een instrument is, dan is dat hetzelfde als dat we zeggen dat de boer met zijn ploeg en ossen een instrument is, en toch is het niet zo dat daarom de aarde vruchten voortbrengt. En waarom? Want God heeft die eer en daarom vragen we Hem om ons dagelijks brood… Want al het werk van een man levert niets op als God het niet zegent.” (uit een preek over Ef. 3).

Emotie en lyriek
Calvijn zette zijn gevoelens niet op de voorgrond. Toch merken wij dat hij in zijn preken zijn gevoel liet spreken bij het uiten van zowel verwondering als van verontwaardiging. Wanneer Calvijn de schepping beschrijft kan hij lyrisch worden: “Er is een bewonderenswaardige kracht voor nodig geweest en een onbegrijpelijke wijsheid, om over al deze dingen beschikking te maken, in zulk een gepastheid en warmtegraad , dat er niets op te zeggen viel. Bovendien wanneer wij op zulk een lange afstand zien die er is tussen de aarde en de wolken…, moeten wij dan niet meer dan verbaasd zijn?...Niettemin is zoveel zeker, dat als wij alleen maar de bergen beschouwen…, wij dáár ook nog stof zullen vinden om ons te verwonderen en de Werker die alles heeft gemaakt te aanbidden. …. Wat blijft ons dan over, dan onze God te aanbidden, met de belijdenis dat wij geheel te kort schieten onder zulk een grootheid en onder zulk een wijsheid, en zó onbegrijpelijk” (over Job 38). In een preek over Matth. 26 zien we ook enige lyriek:”En dat wij wederzijdse eendracht hebben en gezamenlijke broederschap…Dat wij ons daarheen uitstrekken… Dat wij niet vermoeid halverwege ophouden… Dat dit heel onze vreugde, ons leven, onze roem en ons vergenoegen zij…, totdat God ons ten volle tot Zich heeft vergaderd”. Calvijn liet zijn emotie merken bij aantasting van de leer, bv. in zijn preek over 2 Tim. 2:19: “Als dit (nl. de leer van de verkiezing) wordt verborgen voor ons… heeft de duivel een beter middel om ons geloof te verwoesten?... Hoe zouden we kunnen rusten op God en ons verenigen met ons hart met Hem, niet twijfelende dat Hij voor ons wil zorgen tot het einde, als we onze toevlucht niet zouden kunnen nemen tot onze verkiezing? Als dit niet waar zou zijn, dan zou het schijnen dat God Zijn belofte had verbroken die ons gegeven was gelet op het evangelie

Gebruik van beeldspraak
Regelmatig gebruikt Calvijn beelden en zegswijzen om zijn bedoeling te verduidelijken. Een voorbeeld van beeldspraak is te vinden in een preek over Genesis 26 waarin hij constateert dat genade gepaard gaat met moeilijkheden net zoals er “nooit zuivere honing is of er is altijd azijn mee gemengd”. In diezelfde preek vinden we de uitdrukking: “Heb je land, dan heb je een vijand”, als teken dat ook rijken hun problemen hebben. Treffende beeldspraak gebruikt Calvijn in een preek over 1 Tim. 2 waar hij duidelijk maakt dat we de wil van God in relatie tot de verkiezing niet moeten wensen te doorgronden: “want als onze ogen al niet in staat zouden zijn de helderheid van het zonlicht te verdragen, hoe zou ons verstand dan in staat zijn om de oneindigheid van de Majesteit van God te begrijpen”. Ondanks alle beschaving gebruikt hij ook scheldwoorden voor de mens die wij heden niet meer zo in een predikatie vernemen. Voorbeelden: beesten, varkens, harde ezels, wilde dieren, prullen, arme aardwormen etc. Hij gebruikt deze woorden vooral wanneer de mens wil doordringen in de geheimen van God en wanneer de mens zich ondanks straffen niet wil laten leiden tot geloof. Soms gebruikt hij woorden voor de mens waarvan hij zegt dat de mens daar niet aan gelijk is. Het gaat hier bijvoorbeeld om de geringheid van de mens ten opzichte van de Almacht van God. Menigmaal stelt hij dat de mens ondanks die Almacht geen “speelbal” van de Heere God is. In een preek over Job 1 geeft Calvijn aan dat “het wel schijnt dat Hij intussen met ons speelt als met een bal”. Maar verderop komt hij er op terug: “..dat als wij niet weten waarom God ons slaat, dat wij belijden dat Hij altijd rechtvaardig is; maar intussen moeten wij ook deze leer in onze harten ingeprent hebben, dat God ons zó teder liefheeft, dat Hij niets zozeer wenst dan ons tot Zich terug te brengen.” De consistentie van Calvijn is te zien in een preek die hij vijf jaar eerder hield over Jeremia 18: “Ziedaar de macht die God over ons heeft, evenals de pottenbakker over de aarde. Maar dit wil niet zeggen dat God geen orde of reden gebruikt in de uitoefening van Zijn bestuur over de mensen, want dat zou verfoeilijke laster zijn. En zo speelt God dan niet met ons als met een bal… God speelt niet met de wereld en maakt er geen kaatsspel van…. Laten we weten dat wij altijd in Gods hand zijn…Zo hebben wij dan een grote vertroosting als wij zien dat God, wanneer Hij besloten heeft ons te straffen, toch ook weer gedrongen wordt om ons in genade aan te nemen, indien wij bukken onder Zijn wil”.

De aandacht van Calvijn voor zijn toehoorders
Uit zijn preken blijkt dat Calvijn dichtbij zijn hoorders stond. Hij voerde hen regelmatig in door middel van de dialoogvorm. Waarschuwingen paste hij ook op zichzelf toe. Telkens laste hij tussen zijn Bijbelverklaringen een toepassing in.

Vraag en antwoord
Een voorbeeld van een in de preek ingebrachte dialoog is te zien in de preek over Job 31 waarin hij de verkeerde begeerten beschrijft: “Is dat mooi? Wij worden verrukt. En hoe? Met een verkeerde begeerte. Is dat goed? Onze begeerte is ontstoken. En waartoe? Tot iets kwaads”.

Appelerende prediking
Voortdurend dringt Calvijn er bij zijn toehoorders op aan zijn toepassing te aanvaarden. Veel voorkomend is zijn uitdrukking: “Laten wij…”, zichzelf insluitend in de lering. Nadat hij naar aanleiding van Job 2 stelt dat wij Zijn grote goedheid moeten zien omdat God naar beneden afdaalt, doet hij de oproep: “Laten wij er nu mee tevreden zijn dat wij Zijn kinderen zijn, en …”. In diezelfde preek: “Laat ieder dan tot zichzelf inkeren en zichzelf uitzuiveren” en “Laten wij er dan acht op geven dat de rechtschapenheid moet samengaan met rondborstigheid..”. Deze wijze van uitdrukken komt in al zijn preken voor: “laten wij besluiten dat ons heil wel verzekerd is wanneer God er de zorg voor Zich genomen heeft” (over Job 4), “laten wij in een geest van ootmoedigheid tot Hem komen, opdat Hij medelijden met ons moge hebben” (over Job 5). Calvijn roept zijn toehoorders regelmatig op tot bekering. In een preek over Hand. 2 zegt hij dat de prediking van de bekering moet worden verbonden met aandacht voor de vergeving van zonden. Dan lezen wij hoe Calvijn dit toepast: ” Laat ons onszelf toestaan om ernstig te worden bestraft vanwege onze zonden zodat deze ondeugden weggeworpen worden. Het moge God behagen om ons te vervullen met zijn genade…Wanneer we ellendig worden met en in onszelf komen we tot de erkenning dat God onze zonden ons niet ten laste wil leggen, …want Hij is de Fontein van alle deugd. Als wij zondig zijn, Hij is rechtvaardig. Als wij bevuild zijn, Hij is de Fontein van het levende water om ons te reinigen. Als wij zwak zijn, Hij beschikt over de goedheid van God om ons krachtig te maken. Als wij arm zijn, Hij is zo onmetelijk rijk dat we niet moeten vrezen om tot Hem te komen, zodat we niets meer zullen missen. Dat is waarom bekering en vergeving van zonden niet moeten worden gescheiden”. I n een preek over Jeremia 17 doet Calvijn de oproep om tot God te gaan om genezing en roept dan zijn toehoorders toe: “Naar de Rechter, naar de Rechter!”.

Bemoediging bij twijfel of aanvechting
Calvijn realiseerde zich dat zijn gelovige toehoorder door allerlei oorzaken aangevochten kon worden. In zijn preken ging hij daarop in. In een preek over Jeremia 14 waarin Jeremia de klacht uit over de verwerping van Juda zegt hij het volgende om zijn toehoorders bij de aanvallen op de kerk een hart onder de riem te steken:”God geeft ons de macht om Hem de genade te durven aanvoeren, die Hij ons schenkt om ons te troosten…hoewel wij zien dat Zijn arme kerk van zoveel troebelen omgeven is, dat ze schijnt ten onder te moeten gaan. Wat moeten we nu doen? Wij moeten naar de belofte terugkeren. ..Laten wij dan wel toezien, dat als zulke dromerijen in ons hoofd opkomen, wij ze dan van ons werpen, en dat wij zulk een wantrouwen en verdrukkingen, die ons kwellen, werpen in Zijn schoot, opdat Hij ons geneze.” Over innerlijke twijfel zegt Calvijn in een preek over Jesaja 55 het volgende:”God wil de twijfels die we hebben telkens wanneer zijn genade ons wordt aangeboden, vóór zijn; want wij vragen ons af of wij het wel waard zijn. Zoals nu de mensen in een dergelijke strijd blijven steken, zijn zij zonder twijfel van al het goede verstoken. Opdat wij nu niet zullen denken dat het van onze waardigheid afhangt of wij door God verzadigd zullen worden, verklaar ik dat Hij Zijn woorden richt tot hen die zijn als arme bedelaars…En laten wij zo onze monden openen”.

Inlevend in de gevoelens van zijn hoorders
Het dichtbij zijn hoorders staan komt tot uiting wanneer hij ze oproept tot gebed. Zoals in een preek over Job 2: ” Laten wij bidden dat…wanneer er iemand is die in heel grote benauwdheid verkeert, dat wij hem tot troost brengen. Wij moeten God bidden dat hij ons dat geeft, want die kracht zal bij ons niet gevonden worden.” In een preek over Job 7 redeneert Calvijn vanuit zijn toehoorder als volgt:”O daar is een vertroosting die God aan Zijn kinderen geeft, maar ik ben er geheel van beroofd; …wat kan ik anders denken dan dat ik uitgesloten ben van alle hoop op genade? Kijk, zo doen wij er telkens mee, terwijl God ons zó vriendelijk nodigt als het maar kan..; wij wijzen dat alles terug..Maar hoe nu? Wij moeten het verhelpen en God bidden dat Hij ons de Geest der wijsheid geeft..”. Heel duidelijk verplaatst hij zich in zijn toehoorders als hij in zijn preek (over Job 3) een voorbeeldgebed inlast:“Heere, het is waar dat mijn leven broos is… maar ik ontlast mij er van in uw schoot; terwijl ik er zeker van ben dat ik onder uw hoede en bescherming sta”. Nog zo’n voorbeeld: “Heere God almachtig, wie verwondert er zich over dat Gij jegens mij, ellendig mensje,…, zó barmhartig, zó weldadig zijt?” (over 1 Samuel 2).

Calvijn over zichzelf
Heel zelden komt Calvijn zo dichtbij zijn toehoorder door over zichzelf te spreken. Ds. P. den Ouden heeft gewezen op een passage in een de preek over 2 Timothéüs 2 waarin Calvijn zegt: “Als ik iemand in een gruwelijke zonde zie vallen, wat kan ik van mijzelf zeggen? Ik ben hetzelfde als hij. Maar ik moet tot dit punt komen: hoewel ik zwak ben, God heeft genoeg vastheid en zekerheid in Zichzelf, daarom moet ik mij geheel in Zijn handen bevelen”.

Conclusie
In deze korte beschouwing hebben we gezien dat Calvijn ook voor de hedendaagse mens veel te zeggen heeft en dat hij de bijzondere gave had om een toepasselijke uitleg van de Heilige Schrift te geven. Uit zijn taalgebruik blijkt dat hij dicht bij zijn toehoorder stond al bezigde hij vermoedelijk een verhevener stijl dan zijn gemiddelde toehoorder. Voor ons komen deze 450 jaar oude preken verrassend eigentijds over. Hopelijk bevestigt dit artikel dat de preken van Calvijn veel schatten bevatten. Het zou daarom te wensen zijn dat bijvoorbeeld de preken over de brieven aan de Galaten, Éfeziers en Timothéüs in het Nederlands zouden worden vertaald zodat een ieder er kennis van kan nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 2010

Protestants Nederland | 44 Pagina's

Vorm en inhoud van Calvijns preken

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 2010

Protestants Nederland | 44 Pagina's