Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rhijnvis Feith: dichter van het graf

Bekijk het origineel

Rhijnvis Feith: dichter van het graf

Vier christelijke Nederlandse dichters mijmeren over ‘de dood’ – 2

7 minuten leestijd

Oudejaarsavond. Avond met verschillende, tegenstrijdige belevingen. De hele dag al is er lawaai geweest van vuurwerk. Naar goed Hollands gebruik zijn de oliebollen gebakken. We zijn er klaar voor om de jaarwisseling te beleven. Enerzijds dus rumoer en gezelligheid. En anderzijds? We gaan naar de kerk. We krijgen een terugblik op het afgelopen jaar. Er is aandacht voor de vergankelijkheid van de mens en als het niet gezongen wordt, dan wordt het mogelijk gespeeld op het orgel: Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen. Melancholieke gevoelens worden versterkt.

Het lied is gemaakt door Rhijnvis Feith (1753-1824). Wie was dat? Wat schrijft hij eigenlijk precies in Uren, dagen, maanden, jaren? Tegen welke achtergrond moet het lied gelezen worden? Hoe beoordelen wij het lied en hoe is het in vroeger tijd gewaardeerd? Op deze vragen proberen we antwoord te krijgen. Eerst geven we het lied in extenso weer.

Nieuwjaars-lied

Uren, dagen, maanden, jaren,
vliegen als een schaduw heen.
Ach, wij vinden, waar wij staren
niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
staat geen voetstap,
die beklijft: al het heden wordt verleden
schoon ’t ons toegerekend blijft!

Voorgeslachten kwijnden henen,
en wij bloeien op hun graf;
ras zal ’t nakroost ons bewenen.
’t Mensdom valt als blaad’ren af.
’t Stof, door eeuwen saâmgelezen,
houdt het zelfde graf bewaard.
Buiten U, o eeuwig Wezen,
ach, wat was de mens op aard!

Maar door U aan ‘t niet onttogen,
liet Uw gunst hem niet alleen.
Godlijk licht omscheen zijn ogen,
en zijn nietigheid verdween.
Onder uw Genadeleiding
wordt hem deze levensbaan
slechts onwikkling, voorbereiding
tot een eindeloos bestaan.

Dat de tijd hier ’t al verover’
aan geen tijdperk hangt mijn lot.
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God.
Welk een ramp mij hier ook nader,
‘k vind in U mijn rustpunt weer.
Gij blijft in Uw’ Zoon mijn Vader,
wat verander’, wat verkeer’

Vader, onder al mijn noden
Vader, onder heil en straf,
Vader, ook in ’t rijk der doden,
Vader, ook in ’t zwijgend graf
Waar ik ooit verand’ring schouwe,
Gij, o God, houdt eeuwig stand.
Ook mijn stof rust op Uw trouw
sluimert in Uw vaderhand!

Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
met uw blijdschap en verdriet.
Welk een ramp ik moog bewenen,
God, mijn God, verandert niet.
Blijft mij alles hier begeven,
voortgeleid door Zijne hand,
Schouw ik uit dit nietig leven
in mijn eeuwig Vaderland.

Persoonlijk leven en dichtwerk
Voorgeslachten kwijnden henen
en wij bloeien op hun graf;
ras zal ’t nakroost ons bewenen.

Wie deze dichtregels leest en op zich laat inwerken, vraagt zich af welk mens de regels heeft opgeschreven. Welke visie had de man op het leven? Voorgeslachten kwijnen. Waren er dus geen sterke mensen? Wij bloeien op hun graf! Is dat zo? En wat moeten we verstaan onder: ras zal ‘t nakroost ons bewenen? Zegt dat iets over de leeftijdsverwachting? Als er later over rampen gesproken wordt, doemt het beeld van een ongelukkig mens op die levensmoe zijn dood verwacht. Maar dat is allerminst het geval.
Rhijnvis Feith werd op 7 februari 1753 in Zwolle geboren uit welgestelde ouders. Hij kreeg een goede opleiding: hij volgde huisonderwijs, bezocht het atheneum en promoveerde in korte tijd aan de universiteit. Maatschappelijk hoefde hij niets te doen: hij had een buiten geerfd waarvan hij goed leven kon.
Ook in de liefde was hij voorspoedig: hij trouwde op 20-jarige leeftijd en was veertig jaar gelukkig met vrouw en kinderen. Hij had volop de tijd om zich bezig te houden met cultivering en verfraaiing van zijn landgoed. Kortom: geen vuiltje aan de lucht in het persoonlijke leven.
Waar komt die gevoeligheid dan vandaan? De verklaring wordt gezocht in zijn vroege jeugd. Hij was enig kind en is met grote zorg omgeven in zijn jeugd. Een zeer beschermende opvoeding zou er ten grondslag liggen aan zijn gevoeligheid. Maar de verklaring voor de bijzondere woordkeuze moet ook gezocht worden in de literatuur zelf.
waarin een grote mate van gevoeligheid aanwezig was. Zijn belangstelling ging uit naar wat sentimentalisme is gaan heten. Daarbij koos hij voor thematiek van dood, onsterfelijkheid, nacht en eenzaamheid. Dus: met grote gevoeligheid wordt bijvoorbeeld het thema dood onder woorden gebracht. Dat levert liederen op zoals ons Uren, dagen, maanden, jaren.
Er is nog iets merkwaardigs. De titel die erboven staat, is de enig juiste. In later dagen is er een oudejaarslied van gemaakt. Kennelijk pasten de opgeroepen gevoelens uitstekend bij de memento mori-gedachte aan het eind van het jaar. Maar wie volgens Feith leest, moet dus op de nieuwjaarsdag in het nuchtere morgenlicht het lied lezen. En wat leest hij dan?


Analyse van het gedicht
De tijd vliegt. Niets is blijvend, zelfs geen voetstap. Wat nu bestaat gaat voorbij, maar voor onze daden blijven we verantwoordelijk. Eigenlijk was het altijd al zo: geslachten gaan en komen. Daarna wordt de blik omhooggericht: op God Die aan het leven zin geeft. Min of meer afstandelijk wordt de mens getoond: hij is door God geschapen, ervaart Gods gunst. Daardoor
verdwijnt zijn nietigheid. God bereidt hem voor op de eeuwigheid.
Laat de tijd bezit nemen van alles, maar de tijd bepaalt mijn lot niet. Dat doet God. Wat voor rampen er ook komen, God is rustpunt. Wat er ook mag veranderen in dit leven, God is mijn Vader om Jezus’ wil. Dat geldt in voorspoed en tegenspoed, het is ook nog waar in het graf. Hij blijft trouw, eeuwig trouw. Zelfs bewaakt hij mijn stoffelijk overschot.
Laten dan de jaren voorbijvliegen, God, mijn God, blijft Dezelfde. Hij zorgt ervoor dat ik vooruitkijken kan op eeuwig geluk!
Uit deze parafraserende samenvatting blijkt dat er ook een zwaar accent valt op iets anders. Eigenlijk: op Iemand anders. Wie alleen maar de eerste strofe zingt, verzinkt mee in de somberheid, maar wie het hele gedicht in het oog probeert te nemen, mag relativeren. God regeert als de Getrouwe. Dat klinkt inderdaad als een bemoediging bij het ingaan van een nieuw jaar!
Is daarmee alles gezegd? Nee, beslist niet. Theologisch bezien probeert Feith boven de partijen te staan. Teksten met een dogmatische inhoud heeft Feith niet geschreven. Wie streng in de leer was, had kritiek op Feiths gedicht: het was weliswaar goed geschreven, maar miste een diepe(re) inhoud.
Ook literair is niet alles gezegd. Feiths opvattingen moeten geplaatst worden in het kader van de verlichting en de komende romantiek. Kenmerkend ervan is het besef van het hiernamaals waarna de mens verlangt. Feith meent dat de mens God niet met de ratio bereiken kan; daarom streeft hij naar Hem met zijn gevoel. Een intens, smartelijk en hunkerend verlangen naar het eeuwige verwoordt hij.
Het overbekende gedicht moet dus tegen deze speciale achtergrond gelezen worden!

Beoordeling toen en nu
Met zijn schrijven werd Feith in de tweede helft van de 18e eeuw het middelpunt van discussies over de sentimentaliteit, die in deze jaren losbarstten. Men vroeg zich af of het lezen van sentimentele literatuur de lezer niet ongeschikt maakte voor het dagelijkse leven. Feith ging het beantwoorden van deze vraag uit de weg door zich op de inhoud van het woord sentiment te concentreren en daar een eigen betekenis aan te geven of hij reageerde goedmoedig en irenisch.
Toch heeft hij met zijn liederen successen geboekt. Begin 1800 wordt er een bundel gezangen voorbereid voor gebruik in de Nederlandse Hervormde Kerk. Feith had zitting in de commissie. Hij schreef 58 liederen waarvan er maar liefst 35 opgenomen werden in de nieuwe gezangenbundel. Gezien de literaire en theologische achtergrond is het begrijpelijk dat latere geslachten veel van deze liederen vervangen hebben.
Hij wordt in 1828 in het tijdschrift Apollo genoemd als een van de drie voorgangers in de Nederlandse poëzie. Er worden in het jaar van zijn dood elf delen gedichten uitgegeven waarop duizenden intekenden. Maar na 1850 neemt de waardering voor hem weer af. Het is met name Busken Huet geweest die Feith gehekeld heeft, waarna hij uit de gratie geraakt is.
Pas aan het eind van de 20e eeuw wordt er niet meer alleen goedkoop lacherig gedaan over Feith en krijgt zijn werk serieuze belangstelling van wetenschappers. Het is te vrezen dat zij het alleen zijn die hem hun aandacht waardig keuren…

Het einde van Feith
De ontgoochelingen van het leven – hij was patriot en moest stevig kritiek incasseren op het aangehangen sentimentalisme - hadden de dichter gekwetst en onzeker gemaakt en voedden zijn levensangst en het besef van vergankelijkheid. Ook een geloofscrisis speelde Feith parten en maakte hem mede tot een somber man, die op 8 februari 1824 in zijn geboorteplaats Zwolle overleed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Rhijnvis Feith: dichter van het graf

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Protestants Nederland | 32 Pagina's