Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Menno Simonsz. 450 jaar geleden gestorven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Menno Simonsz. 450 jaar geleden gestorven

Geschriften van deze invloedrijke predikant zijn nagenoeg vergeten

11 minuten leestijd

Tot de invloedrijkste predikanten van Nederlandse afkomst kunnen wij Menno Simonsz. rekenen. Hij stierf ruim 450 jaar geleden. Dat wordt op verschillende wijzen herdacht. Hij behoorde tot een belangrijke stroming van het protestantisme, die van de doopsgezinden of baptisten. Bekende baptisten waren Bunyan, Philpot en Spurgeon, Jan Luyken, de Amerikaanse president Carter en vele anderen. Ook de dichter Vondel was van doopsgezinde afkomst.

Menno Simonsz. droeg in niet geringe mate bij aan de groei van het baptisme, en dat zelfs wereldwijd. De ‘baptistische stamboom’ kent een groot aantal vertakkingen. Ook diverse methodistenpredikanten tijdens opwekkingen in het 18de- en 19de-eeuwse Engeland propageerden de volwassendoop.

Opmerkelijk is dat in oude martelarenboeken een groot aantal doopsgezinden vermeld staan. Waarschijnlijk is de doperse beweging in de tijd van Menno uit Emden naar Noord-Nederland overgeplant.

Revolutionairen en pacifisten

In de 16de eeuw genoten niet alle doopsgezinden - “dopersen” zegt men wel - een goede faam, want sommigen waren militant. Zo riep de revolutionaire Duitse dweper Thomas Münzer in 1525 op tot gewapend verzet tegen de overheid. De sociale nood ging hem ter harte. Thomas preekte moord en brand en ontketende in Duitsland de Boerenoorlog.

Toen Luther zich op de Wartburg schuil hield, was Wittenberg onrustig door acties van de “Zwickauer profeten”. Hun leider was Nicolaas Storch, een lakenwever, die “visioenen” kreeg. Daar moest Luther niets van hebben. Landgraaf Filips van Hessen liet Storch gevangen nemen en onthoofden.

De bontwerker Melchior Hofmann te Straatsburg was aanvankelijk een volgeling van Luther. Zijn aanhangers in Emden noemden hem een tweede Elia, die de jongste dag aankondigde.

In Zwitserland ontstond burgeroorlog door revolutionaire dopers, zoals Conrad Grebel. Kerken en kloosters werden geplunderd. Jammer is dat rome die plunderingen aan alle protestanten verweet!

De glasschilder David Joris uit Delft was in dezelfde eeuw een bekend doopsgezind voorganger. Hij schreef het Wonderboeck, waarin hij zich bescheiden “de derde David noemde”. Men nam Joris gevangen en pijnigde hem. Hij week onder een valse naam uit naar Bazel en onderging na zekere tijd de doodstraf door verbranding.

Andere dopersen wilden zelf het Koninkrijk Gods op aarde vestigen. Jan Matthijsz., een bakker uit Haarlem, stichtte een nieuw Jeruzalem te Münster (1534-1535). Ieder die het niet met hem eens was, werd als ongelovige verdreven. Nadat Matthijsz. gesneuveld was, kwam Jan Beukelsz. van Leiden aan de macht.

Hij voerde als “Koning van Sion” een grote staat. Er waren excessen als naaktloperij en “veelwijverij”. In 1535 viel de stad na belegering weer in handen van de bisschop van Münster. In Amsterdam bereidden doopsgezinden eenzelfde actie voor. De roomse overheid nam daartegen zeer strenge maatregelen en verschillende aanhangers werden verbrand.

Maar er leefden ook andere doopsgezinden, die soms respect verwierven maar ook ernstig vervolgd zijn. Wij denken aan Menno Simonsz., die zich overigens pas na “Münster” bij de doopsgezinden aansloot en de gang van zaken aldaar als een afschuwelijke dwaling veroordeelde.

Hij streefde naar geweldloosheid. Een harde kern, onder leiding van Jan van Batenburg, volhardde in de poging een “christelijke revolutie” te ontketenen. Na diens terechtstelling in 1537 bleef er weinig meer dan een groep struikrovers over…

Menno’s jeugd

Over Menno is niet veel bekend. De weinige biografische aantekeningen over hem zijn van de hand van zijn dochter Geertruid. De Friese boerenzoon Menno is in 1496 geboren te Witmarsum, maar het gezin woonde later te Pingjum. Het was een onrustige periode: Friesland had te lijden van de oorlog tussen de Schieringers en de Vetkopers. Er heerste water- en hongersnood.

Mogelijk bezocht Menno de Latijnse school in het naburige Bolsward. Hij wenste priester te worden en is waarschijnlijk opgeleid in het klooster te Aduard.

Menno als priester

Zijn priesterwijding volgde op 26 maart 1524 in de Utrechtse dom. Later constateerde hij bij zichzelf een gebrek aan Bijbelkennis. Bijbelstudie stond niet op het programma, ja, het lezen werd afgekeurd. Eens las Menno toch met een zekere vrees in Gods woord.

Hij erkende later: “Ik was bang, dat ik bij het lezen ervan zou worden verleid.” Ook beleed deze student in de theologie aan zijn biechtvader: “Ik heb in de Bijbel gelezen!” Toen hij er later in studeerde, voelde hij zich bedrogen door de leer der transsubstantiatie.

Na een kapelaanschap te Pignum is hij overgeplaatst naar Witmarsum, voor 100 goudgulden per jaar. Menno predikte vaker dan andere priesters het Evangelie. In 1531 hoorde hij over de onthoofding van de kleermaker Sicke Freerks te Leeuwarden, die zijn doop had “vernieuwd”. Dit hield Menno bezig. Hij ontdekte dat de Bijbel de kinderdoop nergens voorschrijft.

Ook te Witmarsum waren dopers, die in Obbe Philips een leider vonden. Na enige tijd kwam Menno in gewetensnood. Hoewel hij daarvan een tegenstander was, moest hij als priester het doopsel bedienen aan de kinderen van zijn parochie. In 1535 overviel een aantal doopsgezinden een klooster bij Hartwerd.

De overheid nam krachtige maatregelen en liet hen ombrengen. Ook zijn broer Peter verloor het leven. De bisschop-inquisiteur Lindanus zei later - ten onrechte - dat Menno Simonsz dit oproer had verwekt. Op den duur bleef er voor de dorpspastoor van Witmarsum slechts één weg mogelijk: op 31 januari 1536 legde hij zijn ambt neer.

Menno wordt doopsgezind

Mogelijk is Menno in de eerste maanden van 1536 in Groningen (door Obbe Philips?) herdoopt, want in de herfst mocht hij zelfs reeds dit sacrament bedienen. Kort daarop vertrok hij naar Groningen en trouwde met Geertruida Hoijes, wellicht een ex-non. Zij ontvingen drie kinderen, waarvan alleen hun dochter Geertruid hem overleefde.

In de jaren 1537-’39 publiceerde hij vier geschriften, waaronder een meditatie over Psalm 25, die aan de Confessiones van Augustinus doet denken, en een geschrift over de doop. Die betekent volgens Menno een daadwerkelijk toetreden tot “het verbont Godts”.

Waarschijnlijk sloot Menno zich aan bij de kring rond de broers Obbe en Dirk Philips te Leeuwarden. Obbe bevestigde hem in 1537 tot oudste. Oudsten trokken er op uit om gemeentes te stichten en de sacramenten te bedienen. Vermaners waren voorgangers die op een bepaalde standplaats preekten. Voor Menno Simonsz. brak een reizend leven aan. In tal van Hollandse steden (zoals Amsterdam), maar ook in Vlaanderen, Utrecht, het Duitse Rijnland en Polen preekte hij. Er ontstonden nieuwe gemeenten. In 1544 discussieerde hij in Emden met de gereformeerde Johannes á Lasco.

Van 1544 tot 1546 verbleef Menno in Keulen, waar bisschop Herman von Wied, die Luther bewonderde, hem beschermde. Von Wied riep in 1545 op tot een christelijk concilie, doch rome weigerde. Sinds zijn periode in Keulen was Menno kreupel; de oorzaak is onbekend.

Hij was fysiek een mannetjesputter: geen prediktocht was te ver. In 1554 discussieerde hij te Wismar met de gereformeerde theoloog Marten Micron. Hoewel hij vaak op reis was, kon Menno toch zijn theologische gedachten aan het papier toebetrouwen, zoals in Dat Fundament des christelyken leers (1540), zijn voornaamste werk.

Zijn laatste jaren

Helaas ontstond er regelmatig tweedracht onder de dopersen, waardoor hij zijn gezag in Duitsland en onder de “waterlanders” in Nederland verloor. Een twistgesprek in 1557 te Harlingen knakte zijn sterke gestel in korte tijd. In de woning van een vriend in een dorpje bij Bad Oldeslo in Holstein werd Menno verpleegd. Nog eenmaal preekt hij, op bed liggend, voor zijn getrouwen.

Hij overleed in dat huis en werd in de groentetuin begraven. In het dorp herinnert een bronzen gedenkplaat aan Menno. Zijn geschriften werden in 1681 verzameld in de Opera omnia Theologica. Menno is verguisd en ook betreurd. Mede door zijn inzet behoorde aan het einde van de 16de eeuw in de noordelijke gewesten circa 25 procent tot een doopsgezinde gemeente.

Menno wilde de tucht streng handhaven; de gemeente moest “zonder vlek en rimpel” zijn. Dat hield hij de gemeenten bij de Noord- of de Oostzee voor. Het uitspreken van de ban bracht verdeeldheid onder de baptisten. Men censureerde elkaar wegens afwijkende gevoelens over de Godheid van de Zoon en de Heilige Geest. Veel “mennisten” hingen helaas leerstellingen aan die niet zuiver waren.

Een veelvoud van verkeerde opvattingen

Veel volgelingen van Menno noemden zich mennist. Zijn de gereformeerden in tal van denominaties verdeeld, dat geldt in nog sterkere mate voor de doopsgezinden of baptisten. Zij dachten verschillend over verscheidene leerstukken, maar verwierpen allen de kinderdoop op grond van Markus 16:16.

De gereformeerden bestrijden dit, want hier is sprake van het zendingsbevel! De roomse opvatting dat bij de doop de genade wordt ingestort (gratia infusa) verwerpen de doopsgezinden. Zij menen dat dit sacrament door onderdompeling behoort te geschieden. De gereformeerden achten de hoeveelheid water bijkomstig: het water is slechts een afbeelding van het reinigende bloed van Christus.

Ook de Engelse predikant William Huntington, die regelmatig met baptisten in aanraking kwam, achtte dit onbelangrijk. Met meer water wordt men niet beter gedoopt. Huntington zei: “Al zou u iemand van Dover naar Calais door het water slepen.”

Doopsgezinden stelden dat iemand die als kind is gedoopt dat sacrament opnieuw moet ontvangen als hij tot geloof komt en dit belijdt. Zo ontstond de (scheld) naam “wederdoper” (anabaptist).

Doopsgezinden prefereerden een onopvallend leven. In hun kerkgebouw, de “vermaning”, hoorden zij eeuwenlang de boodschap dat een christen moet streven naar waarheid, eenvoud en weerloosheid. Wereldgelijkvormigheid is zondig.

Zij minachtten roomsen, luthersen (Menno noemde hen “lompe bierdrinkers”) en gereformeerden, die zo in het aardse konden opgaan. Dat is nog zo bij doopsgezinde broeders en zusters, zoals de Amish in de Verenigde Staten en Russische mennonieten.

Eeuwenlang preekten zij de geweldloosheid: wapengebruik is verboden. Men beroept zich op het feit dat Christus Petrus bestrafte om zijn optreden tegen Malchus (Joh. 18:11).

Onder de doopsgezinden kwamen afkeurenswaardige gedachten voor. Sommigen vonden het Oude Testament onvolmaakt, anderen noemden Gods Woord “een papieren paus”! Zij ontkennen dat de Bijbel een objectieve norm voor het gehele leven is. Naar hun mening is de werking van de Geest belangrijker, want die leidt tot “inwendig licht”. Hierdoor ontstonden ernstige ontsporingen, zoals “Münster” wel leert…

Dopersen verwierpen de overheid, met als gevolg de emigratie naar Amerika. Het afleggen van de eed is beneden de waardigheid van een christen, die men moet kunnen geloven op zijn woord. Zij konden daardoor geen overheidsambt uitoefenen.

Dat is niet erg: een echte christen is volgens hen vooral kruisdrager en mag de spoedige komst van het duizendjarig rijk verwachten; het chiliasme leefde onder hen. Maar hoe dat zal komen? Ook daarover bestonden verschillende opvattingen.

Dopersen ontkennen de verdorven natuurstaat van de mens en loochenen de erfschuld. De erfzonde zou een ziekte zijn, die aanleiding vormt voor de dadelijke zonden. Eigenlijk verdiende Christus de zaligheid voor ieder, maar Hij past die niet aan elke zondaar toe. Hun visie op de Drie-eenheid en de menselijke natuur van Christus is verkeerd.

De Heiland bracht Zijn lichaam uit de hemel mee en ging door Maria “als water door een goot”. Menno preekte: “Jezus ging wel door Maria, maar was niet uit Maria”. Ook zou er een algemene verzoening komen aan het einde der tijden. Nogmaals: deze gedachten treffen we niet bij alle doopsgezinden aan. Een man als Spurgeon was veel rechtzinniger.

Twist en tweedracht

Alhoewel de doopsgezinden vreedzame mensen waren, ontstonden er in hun midden vaak twisten en scheuringen. Men bedenke dat er geen classes of synoden onder hen zijn. Vanaf circa 1530 groeiden zij in aantal, vooral in Noord-Nederland. Er waren Waterlanders, Harde en Zachte Friese broeders, Oude en Jonge Vlamingen en anderen. Verdeeldheid genoeg!

Sinds 1530 is Amsterdam een centrum van de mennonieten, die aanvankelijk huisgemeenten hadden. Op een “ledig erf” van de brouwerij “het lam” aan het Singel werd een schuur gebouwd - vanaf de straat niet zichtbaar - waar zij vergaderden. Men kwam dus samen “bij het lam”. In 1639 verrees er een stenen kerk. Ook de gemeente De zon is op het terrein van een brouwerij opgetrokken.

Wie dus denkt dat die namen iets te maken hebben met Het Lam Gods of de Zonne der gerechtigheid, vergist zich! In de 16de eeuw kregen zij een eigen vertaling, de Biestkensbijbel. Bij Het lam is de wereldberoemde bibliotheek van de Verenigde Mennonietengemeente van Amsterdam gevestigd, waarschijnlijk sinds 1680. In 1777 besloot men een orgel te kopen; voordien zong de gemeente zonder (orgel)begeleiding.

Uit recent onderzoek blijkt dat er zeker 185 doopsgezinde liedboeken in gebruik waren. Zij illustreren de verdeeldheid. Zo zongen in Amsterdam de “lamnisten” een andere bundel dan de “zonnisten”. In 1793 voerden de doopsgezinden de Christelijke gezangen in. Toch streefde men later naar een vorm van eenheid en in 1811 is de Algemene Doopsgezinde Sociëteit opgericht.

De situatie nu

Voor de doopsgezinden behoren geloof en leven bij elkaar. Het geloof behoort in praktijk gebracht te worden. Dienstbaarheid aan de dichtbije en verre naaste staan hoog in het vaandel. Zij werken aan vrede, tolerantie en naastenliefde. Het streven naar oecumene is ver gevorderd. Er zijn nu eenmaal verschillende zienswijzen over geloven, zo meent men. Gemeenteleden zullen elkaar dan ook nooit op hun manier van geloven aanspreken.

Zij menen dat de overheid zich niet behoort te mengen in geloofszaken. Na circa 1900 werden de dopersen steeds vrijzinniger. Momenteel leven er in ons land ongeveer 9000, verdeeld over 100 gemeenten.

In Amsterdam bestond vroeger het weeshuis de Oranjeappel. Nu is er een eigen verzorgingshuis, Menno Simonsz., in de wijk Buitenveldert. Bekend is ook het conferentieoord Mennorode in Elspeet.

Dat trekt zowel ouderen als jongeren aan. Wij vinden dit nu terug bij de Pinkstergemeenten en sommige Evangelische gemeenten. Het baptisme leeft nog, maar de nagelaten geschriften van Menno Simonsz. zijn nagenoeg vergeten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2011

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Menno Simonsz. 450 jaar geleden gestorven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2011

Protestants Nederland | 24 Pagina's