Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zwanenzang van L.W.C. Keuchenius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zwanenzang van L.W.C. Keuchenius

Ds. Sikkel: “Hij spreekt nog door zijn geloof, nadat hij gestorven is”

10 minuten leestijd

Mr. L.W.Ch. Keuchenius (1822-1893) was één van de voormannen van de Anti-Revolutionaire Partij. Geboren in Nederlands-Indië heeft hij daar een groot deel van zijn leven doorgebracht en daar verschillende juridische functies bekleedt. In Nederland werd hij secretaris-generaal van de koloniën. Van 1866 tot 1893 was hij lid van de Tweede Kamer, met onderbreking van 1888-1890 toen hij in het kabinet-Mackay minister van koloniën was.Hij overleed na een smartelijk ziekbed op 17 december 1893.

Zijn pastor en vriend, ds. J.C. Sikkel (1855-1920), predikant van de Gereformeerde Kerk in Den Haag gaf hem daarbij pastorale begeleiding. Deze schreef het ontroerende ziek- en sterfbedverslag van deze godvrezende staatsman in de ‘Zuid-Hollandsche Kerkbode’ van de Gereformeerde Kerken. Wij laten het hier volgen:

Voor volk en Vaderland.
Ter nagedachtenis aan Mr. L.W.C. Keuchenius.
Het bericht van het overlijden en de begrafenis van staatshoofd Mr. Levinus Wilhelmus Christiaan Keuchenius heeft reeds alle gelovigen in ons vaderland bereikt.
Het is alsof het steeds meer en dieper gevoeld wordt, wat ons land en volk in deze man bezeten en verloren heeft.
We bedoelen hiermee geen mensverheerlijking. De glans, die ons van hem toescheen, de trekken van zijn beeld, die met veel waardering en liefde werden opgevangen en worden bewaard, zijn van hoger oorsprong; lijnen van een hemels beeld.
In zijn ziekte, aan zijn sterfbed en na zijn heengaan, is de betekenis van zijn schoonheid, die ons in hem boeide, duidelijker dan ooit voor ons geworden.
Wat was het?
Zijn schoonheid was de Geest van God, de Geest der genade, de Geest der heerlijkheid, Die op hem rustte; de kracht des Heeren, die zich in Hem verheerlijkte.
De trekken van zijn beeltenis, die ons zo boeiden, het waren de trekken van het beeld van Christus, waarnaar hij vernieuwd werd van dag tot dag.
Vele Christenen, die zichzelf of elkaar misschien hoog verheffen, dwingen u, om u met een gevoel van teleurstelling van hen af te wenden, zo weinig u van de gestalte van Christus in hen vindt.
Maar wij hebben in Keuchenius, de discipel des Heeren, die door genade het voorbeeld dat de Heere Jezus ons naliet, mogen zien, dat hij geoefend was in de weg van de ware discipelen van de Heere: ’Verloochen uzelve, neem uw kruis op en volg Mij.’
In het zware lijden tijdens de ziekte, die hem naar het graf bracht, bleef hij als een gespeend kind bij zijn moeder, vertrouwend, dankbaar, vol liefde, God verheerlijkend, getuigend van de liefde van Christus.
Keuchenius was een toonbeeld van de genade en trouw van de Heere, die Zich in de Zijnen verheerlijkt, niet het minst in het lijden.
Nooit werd er een klacht gehoord, hoogstens één woord, waarmee hij zijn pijn beschreef, zoals: ‘ongelofelijk, onbegrijpelijk en onbeschrijfelijk’. Hij ontving stille onderwerping en een blijmoedig geloof, wat hij uitte met de woorden: ‘Mijn ziel wacht op de Heere, meer dan de wachters op de morgen’ en ‘Wanneer dit sterfelijke onsterfelijkhheid aangedaan zal hebben, dan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning.
Dood, waar is uw prikkel! Hel, waar is uw overwinning? Ik dank God, door Jezus Christus, mijn Heere!”
Hierbij voegen we nog zijn afscheid, zijn slotwoord, zijn zwanenzang.
Zijn familieleden verzochten mij na zijn heengaan dit woord niet aan de vergetelheid prijs te geven.
Het was zaterdag 2 december.
Tot die dag toe was alle spreken hem verboden en onmogelijk geworden. Toch was het zijn stil gebed dat hem nog eenmaal de spraak vergund mocht zijn. En de Heere hoorde; in de nanacht begon hij te spreken. Toen ik die morgen bij hem kwam, was zijn stem zo krachtig, als tijdens zijn beste ogenblikken in de Tweede Kamer.
Met blijdschap stak hij mij zijn beide handen toe toen ik binnenkwam. Hij wachtte niet op mijn woord, maar gaf mij direct te kennen, dat God, Die de tong der stommem om Christus’wil los maakte, op zijn smeken ook zijn tong had los gemaakt.
Hij vervolgde: ‘Ik moet zeggen dat ik sterven ga. Ja, ik ga sterven, ik wil sterven, maar ik kan nog niet sterven. De Heere moet mij laten sterven. Hij moet komen, om mij het sterven te vergunnen. Hij zal komen, ik wacht op Hem, ik verlang naar Hem. Hij is mijn God! De God van mijn geloof. Ja, ik geloof in de God van mijn geloof. Ik geloof in mijn God, de Vader, de Almachtige, Die de hemel en de aarde uit niets heeft geschapen en ook mij geschapen heeft, mij geschapen heeft uit niet; al wat ik ben, ben ik door mijn God, Die alles bestuurt en regeert.
Hij is de enige en waarachtige God, de enige Fontein van alle goed. Hij moet verheerlijkt worden tot in der eeuwigheid. Hem komt alle liefde toe.
Ik geloof in God, de Zoon. In Jezus Christus, Die met de Vader één enig God is. De eniggeboren Zoon van de Vader, door Wien alle dingen zijn. Mijn Verlosser, mijn Zaligmaker, mijn Koning. Mijn enige Priester, Die door de Vader, de God van alle genade en barmhartigheid gegeven is tot een Zaligmaker voor arme zondaren.
Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen. Hij heeft geleden; hij heeft Zijn bloed vergoten tot vergeving der zonden.
Tot behoudenis van arme zondaren, omdat Hij hen lief had. Hij heeft ons het eeuwige leven verworven. Hij is opgestaan. Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt. Voor Hem kniel ik met Thomas neer: “Mijn Heere en mijn God”. Met Petrus moet ik het zeggen: “Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik u liefheb!”.’
De trouwe belijder des Heeren trok mij nader tot zich en drukte met zijn beide handen mijn hand tegen zijn hart en ging voort: ‘Ja, ik heb Hem lief, ik heb Hem zo lief; ik heb Hem zo lief; Hij is mijn Zaligmaker’.
Wij zwegen allen in de diepste ontroering, terwijl zijn stem fluisterend werd in de herhaling in zijn liefde tot de Verlosser.
Hij sprak verder: ‘Ik geloof in God, de Heilige Geest, die de Heere Jezus Christus voor mij verworven heeft. Hij alleen is het, Die het hart wederbaart. Hij alleen is het, Die de ogen van de zondaar opent. Hij alleen is het, Die ook mijn ogen geopend heeft. Hij is met de Vader en de Zoon de enige waarachtige God.
Hij alleen is het, Die mij uit de duisternis tot het licht heeft gebracht. Hij is het, Die het geloof in mij gewerkt heeft. Hij alleen is het, Die in alle waarheid leidt. Die mij de Heere leerde kennen en liefhebben en liefde gaf voor Zijn geboden.
Nee, ik ken geen ander geloof in de Heere Jezus Christus, dan het geloof dat de Heilige Geest werkt. Die mij mijn zonden leerde kennen en mij leerde vertrouwen op mijn God en Zaligmaker.
O, daar zijn er die ik liefheb en voor wie ik leefde en bad, die de Heere Jezus belijden als hun Zaligmaker en zeggen dat zij in vrede kunnen sterven, maar die het werk van de Heilige Geest niet kennen, die geen arme zondaren voor God geworden zijn.
Ik versta hen niet; ik ben niet gerust over hen; ik gevoel geen gemeenschap met hen; ik ben bedroefd over hen; het mag niet zo met hen blijven. Ik ben verenigd met hen die de drieënige God als hun God en Zaligmaker belijden.
Die God is mijn God. Uit Zijn hand verwacht ik de kroon der rechtvaardigheid, Welke de Heere de rechtvaardige Rechter, mij geven zal en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. Met Zijn Woord moet ik onderricht en vertroost worden zolang als ik nog leef’’.
Onze lieve broeder zweeg en veegde zijn tranen weg.
Ik troostte hem dat het een ander is die zaait en een ander is die maait, maar dat in de dag des oogstes zich verheugen zullen beide, die gezaaid en gemaaid hebben.
Dat die God, die hem uit de duisternis tot het licht bracht Dezelfde blijft en Zijn werk op aarde niet zal laten varen. Dat de Heere hen die dwalen, door onderwijzing wil leiden in het rechte spoor.
Toen mocht ik God loven en hem alleen de eer geven voor Zijn genade en trouw, die hij in onze zwakke broeder verheerlijkt had. Ook voor het werk dat Hij hem gegeven had om te doen.
Voor het getuigenis van de Naam des Heeren, dat hij met de smaadheid van Christus had mogen dragen, hier en in Indië; ook als volksvertegenwoordiger en als minister; het getuigenis ook voor de kerk des Heeren.
Daarna heb ik de lieve broeder gedankt voor zijn liefde en trouw; voor zijn arbeid en strijd en lijden voor ons volk, voor de gemeente des Heeren, voor de zaak van onze Gods. Ik mocht hem verzekeren dat zijn arbeid in de Heere niet ijdel zou zijn.
Maar ook dat wij hem de rust en de heerlijkheid zo gunden. En ik mocht spreken van de trouw van onze Gods tot in eeuwigheid.
Nu nam Keuchenius weer het woord, maar om hoorbaar tot God te spreken.
Daar wierp hij zich voor zijn God, zichzelf als de grootste zondaar bekennende met de woorden van de apostel. Hoe vernederde hij zich! Hoe beleed hij al zijn verdorvenheid en schuld! Hoe wierp hij al het zijne weg als schade en drek! Hoe aanbad hij in smekingen de God van alle genade! Hoe riep hij als de onwaardigste! Hoe omhelsde hij de genade des Heeren, Zijn genade alleen.
Niet voor zichzelf alleen bad Keuchenius.
Hij bleef zichzelf gelijk. Hij leefde in zijn sterven nog voor Zijn volk, voor de zaak des Heeren.
Zo bad hij voor mij en de gemeente. Voor alle dienstknechten des Heeren. Hij bad voor hun dienst, dat de Heere die tot verlichting zou doen strekken, door de Heilige Geest.
Hij bad om de bekering van vele zondaren, om de bekering van ons volk van de leugen tot de waarheid.
Hij smeekte voor de arbeid van het Evangelie.
Hij smeekte voor degenen die het Evangelie niet kennen. Hij smeekte om de kennis van de liefde van Christus, voor allen die het Evangelie horen. Hij smeekte om de vereniging en samenbrenging van allen, die de Heere Jezus liefhebben. Hij smeekte voor ons volk, voor zijn oprichting naar Gods Woord.
Hij smeekte voor allen die daarvoor arbeiden, lijden, strijden. In het bijzonder voor de hofstad, de koningin en de koningin-weduweregentes. Hij smeekte om de verheerlijking van God en van de Heere Jezus Christus, die enige dierbare Naam tot zaligheid gegeven.
Nu begon zijn stem te dalen.
Hij had gesproken. Hij bleef biddende en nadat ik hem nog de Heere opgedragen en een paar woorden uit de Schrift daarbij gevoegd had, moest hij wat rust nemen. Later sprak hij weer moeilijk en weinig, maar aan zijn zielenwens om nog eenmaal te getuigen, was voldaan.
Zijn geloof bleef krachtig tot het einde toe.
Ook voor zijn bitter lijden dankte hij. Voor de genade des Heeren die hem dit vergunde.
En die hem ook vergunde, tegenover de wetenschap die machteloos was te laten blijken wat de genade van God in Christus Jezus is en vermag. Daartoe achtte hij deze laatste pijnen nodig. Tot een getuigenis.
Tot een getuigenis was ons Keuchenius.
Een getuige des geloofs en der liefde van Christus; een getuige voor de ere Gods.
De hand op Gods Woord.
Zijn versleten bijbel, een bundel losse bladeren, waarvan hij nooit scheiden wou, ligt met hem in zijn kist.
Die man was door Gods genade de ontslapen Nederlandse staatsman, de oud-minster Keuchenius.
Hij spreekt nog door zijn geloof, nadat hij gestorven is.
Aanbidding en dankzegging zij Hem, Die op de troon zit en het Lam!
En God zal degenen die ontslapen zijn in Jezus wederbrengen.

December 1893.

De Zuid-Hollandsche Kerkbode, 23 december 1893, nr. 43.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2011

Protestants Nederland | 40 Pagina's

De zwanenzang van L.W.C. Keuchenius

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2011

Protestants Nederland | 40 Pagina's