Orgelspel in de gereformeerde kerk
Constantijn Huygens pleit meer voor vroomheid dan voor schoonheid
We weten uit de verhalen dat het voorkwam, maar kunnen ons er niets bij voorstellen: zingen in de kerk zonder begeleiding van een orgel. De heftige discussies erover komen ons al helemaal wezensvreemd voor. In onze tijd gaat het mogelijk om iets anders: kunnen andere instrumenten dan een orgel gebruikt worden in de eredienst?
Eerst kijken we om, daarna vooruit. Omkijken met Huygens die over het onderwerp zijn Gebruyck of ongebruyck van ’t orgel in de kercken der Vereenighde Nederlanden schreef om de discussie te beïnvloeden.
Uitgangspositie Ik volg Huygens’ betoog in grote lijnen. Hij schrijft: de kerk van de reformatie heeft verschillend gereageerd op orgelspel. In Frankrijk heeft men ervoor gekozen geen orgels meer in de kerk te gebruiken en ze zelfs te verwijderen, maar de Engelsen en Duitsers hebben ervoor gekozen juist wel gebruik te maken van de orgels. Nederland neemt een tussenpositie in: orgels staan in de kerk voor ‘onkerckelick gebruyck’.
Huygens vindt dat de Nederlandse kerken niet de minst stichtelijke, maar zelfs een onstichtelijke weg hebben gekozen. Hij onderzoekt in zijn betoog of we de Franse oplossing dan wel de Engels-Duitse moeten kiezen.
kiezen. Op zondag wordt in Nederlandse kerken het orgel wel bespeeld. Het gebeurt alleen na de dienst en kan dus gezien worden als ‘mosterd na de maaltijd’. Mensen zijn verzadigd met de preek, ze zijn doorgaans blij dat ze na twee uur de kerk verlaten mogen en dan horen ze nog wat flarden van orgelspel. En wie let er nu op de orgelmuziek? Mensen gaan praten met elkaar, soms over wat ze aan troostrijks gehoord hebben, soms over gaven van de voorganger.
Ze vragen elkaar naar de gezondheid of nieuws. Ze laten hun nieuwe kleren zien, praten over andere mensen of maken afspraken voor iets leuks. Je kunt je dan voorstellen hoe weinig stichting zo’n orgel dan brengt.
De predikanten trouwens gaan vaak als eersten weg, omdat ze nog wat anders te doen hebben. Uit de kerkenraad blijft er ook niemand vanwege godsdienstige redenen luisteren. Als de organist klaar is met zijn spel, zijn alleen de koster en wat kreupelen nog aanwezig. Voor 21e-eeuwers is er wel wat herkenbaars in Huygens´ relaas.
Huygens zet nog wat scherper in: hij benoemt de handelwijze als onstichtelijk. Als het orgelspel namelijk niet gericht is op het godsdienstige, dan is het wereldlijke muziek. En voor vermaak ga je niet naar de kerk, niet om je ogen te vermaken met de stenen van het gebouw, maar ook niet om je oren vreugde te geven met de orgelklanken.
Huygens heeft zelfs liever dat men een kamerspel, een toneelstuk met Bijbelse inhoud opvoert, dan dat het orgel voor wereldlijke doeleinden gebruikt wordt. Waarom? Omdat het toneelstuk je nog iets nuttigs leert, terwijl dat met orgelmuziek niet aan de orde is. Over die uitspraak fronsen wij de wenkbrauwen, denk ik.
Gelijkheid der zintuigen
Na een uitweiding over de gelijkheid van zintuigen komt Huygens weer terug bij het orgel. De overheid roept elke avond mensen bijeen om naar het orgelspel te luisteren. Er zijn mensen die alleen komen voor de ontmoeting in een of ander hoekje van de kerk. Trouwens, het is niet te zeggen wat er allemaal gebeurt onder jongelui, die zo’n donkere hoek op prijs stellen, terwijl het bovendien niet stil is omdat het orgel speelt!
Maar pas op: ouderen kunnen er ook wat van. Ze handelen er, sluiten contracten, Alleen kramen ontbreken er… Het is goed voor te stellen dat Jezus Zijn tempel opnieuw zal moeten reinigen, aldus Huygens.
Men speelt op het orgel ‘lichte’ muziek, terwijl het instrument bedoeld is voor Gods dienst. Welnu, op zo’n orgel hoort men geen frivole muziek te laten horen, net zo min als men de preekstoel gebruikt voor een wereldlijke toespraak of de avondmaalstafel voor een uitbundige maaltijd!
Samengevat: het orgel wordt niet op het juiste moment bespeeld, de plaats waar het orgel staat, is niet de goede, en het orgel zelf is bestemd voor kerkelijke muziek en niet voor wereldlijke deuntjes.
De oplossing?
Het zou beter zijn de Fransen te volgen (en dus het orgel helemaal wegdoen) dan ergernis op te roepen door orgelspel of door toe te staan dat het orgel misbruikt wordt. In dat geval kunnen de orgels maar beter gesloopt worden. Huygens haast zich eraan toe te voegen dat hij geen vijand is van orgelspel, helemaal niet, hij benut veel momenten om buiten de kerk muziek te maken.
Tot dit standpunt komt hij alleen, omdat hij zijn broeder niet wil ergeren. En niemand moet denken dat hij niets aan orgels vindt, het tegendeel is waar: het orgel is het mooiste instrument dat er is. Maar: niet gebruiken is minder erg dan misbruiken.
Toch zal Huygens een pleidooi voeren voor een betere oplossing: laat de orgels staan en bouw een aantal nieuwe. Er zijn misschien wel mensen die me nu verwijten ongereformeerd te zijn, zegt Huygens, maar dat is de kwestie niet. Het gaat om iets middelmatigs: de zaligheid hangt er niet van af en dan kun je het goede, het stichtelijke van het pausdom navolgen.
Als roomsen zeggen dat ze het orgel tot Gods eer gebruiken, mogen we hen daarin navolgen. Leert koning David hetzelfde niet voor andere instrumenten als hij zegt: ‘Waak op, harp en luit’? De bezwaren die kerkvaders en ook Calvijn hebben ingebracht, weet Huygens te pareren en dan komt hij tot zijn voorstel.
De oplossing!
Huygens’ voorstel is nu om het dagelijkse kerkgezang te laten steunen door het orgel. Hij wil voor en na de preek een psalm laten zingen en er ook mee eindigen. Een naspel vindt hij ondienstig, maar een ‘statige inleiding’ is nuttig. Augustinus wilde zoiets ook ‘om het gemoed God-vruchtelick te roeren, ende om de geneghentheid tot het lesen van Gods Woord te onsteken’.
Het is ook Huygens’ ervaring dat muziek het gemoed raakt. Een aantal heidenen kan de schrijver aanvoeren om dit te staven: Plutarchus, Homerus, Plato, Aristoteles… Maar ook christenen hebben dit beleden. Muziek kan mensen boos maken, maar vooral brengt muziek boze mensen tot rust.
Bepaalde muziek zet mensen in beweging: ‘men siet dat veel tijds lichte ghesangen lichte hielen maken’, maar psalm 6 of 51 veroorzaken dat beslist niet. Algemeen gesteld: muziek heeft veel kracht. Wie dat ontkent, moet wel ongevoelig zijn. Maar wie wel gevoelig is, leert Huygens, zal wel geen bezwaren inbrengen, als ik voorstel de gemoederen door orgelspel voor te bereiden op de preek.
En om toch maar niet misverstaan te worden, voegt hij er opnieuw aan toe: het gaat mij om die voorbereidende muziek en om de begeleiding. Alle dartelheid op het orgel keur ik af, zegt hij. Onze ouden, onder andere de heilige Bernardus!, hebben gekozen voor stemmig gezang. Het dartele wezen ze af. Statige, eenvoudige muziek, daarom moet het gaan. Wie pronken wil met zijn orgelkunst, wijst Huygens af, maar dat geldt ook voor wie bidt of preekt
Tussen haakjes, zegt hij, er zijn mensen die in hun gebed de titels van mensen noemen. Dan ben je van de weg af, naar zijn mening. Wij zijn immers maar aardwormen die voor de niet te omvatten God liggen. Nee, in de kerk moet het niet gaan om stilistische hoogstandjes, maar om geestelijk vruchtbaar zijn.
Orgelspel is voorbereiding
Toch heeft men de kerk wel vaak ´versierd´. Neem bijvoorbeeld de wet des Heeren. Die is vaak met prachtige letters weergegeven op mooie borden. Dat streelt het oog. Met orgelspel wordt niet het oog, maar het oor gestreeld. In feite moet eenvoudig orgelspel dienen om de gelovige voor te bereiden op gebed en lofzang. Het orgel moet eigenlijk de Schriftplaatsen muzikaal zichtbaar maken.
Dat luistert wel nauw, want Augustinus heeft ergens geschreven: als de oren meer genoegen vinden in het geluid van de muziek dan in de betekenis, dan is kerkmuziek vervloekt! En toch heeft dezelfde Augustinus gezegd dat gezongen spreuken meer kracht krijgen dan uitgesproken spreuken. Weliswaar noemt hij muziekinstrumenten in dat verband niet, maar die gebruikte men toen nog niet. Ik pas het hier toe op het orgel, zegt Huygens.
In Engeland zong Huygens eenmaal een psalm zodanig dat zijn ziel hoog boven het aardse uitsteeg. Augustinus weer laat weten dat ook hij geroerd is geweest onder het zingen van lofzangen voor God. Huygens herkent dat sinds die ene keer en hij ervoer het in Londen en elders. God heeft zulke prachtige dingen gegeven. Het kan toch niet zo zijn dat dit alles alleen in dienst van de wereld gebruikt mag worden?
Het is waar: in huis en kerk moet alles ordelijk en betamelijk gebeuren. Nederlandse calvinisten werken altijd precies volgens de regels, maar vijanden kunnen terecht opmerken dat christenen hier onachtzaam bezig zijn. Soms is het gehuil en geschreeuw niet om aan te horen.
De Toonen luyden dwars onder een, als gevogelte van verscheiden becken. De maten strijden, als Putemmers, d´een dalende soo veel d´ander rijst. Daer wert om ´t seerste uytgekreten…´ In tijdelijke zaken zouden we dat beslist niet accepteren, zegt Huygens. En ook een werelds vorst zou men zo niet tegemoet treden.
Nu zijn eenvoudigen wel te verontschuldigen. Ze zingen ´hun´ melodie maar die komt niet overeen met wat er staat. Voorgangers geven hierin te weinig leiding.
Welnu, met gebruikmaking van het orgel zijn al deze bezwaren helemaal opgelost. Als de te zingen psalm genoemd wordt, kan de organist de toon aangeven. Daarna speelt het orgel mee, hard of zacht, al naar gelang de deelnemers nodig hebben.
Tussen haakjes: in Londen heeft Huygens wel gezien dat er een gordijn voor de pijpen van het orgel hing om het geluid wat te dempen. De organist neemt bij de zang nu in feite de leiding voordat onervaren zangers kunnen storen. Hij geeft de goede maat aan. Als we het zo doen, zegt Huygens, zal niemand ons meer berispen, integendeel men zal ons prijzen.
Vermaak?
Huygens wil ook nog wat kwijt over ´vermakelijkheid ´. Nu kan dat makkelijk misverstaan worden en daarom omschrijft hij nauwkeurig wat hij eronder verstaat. Vermaak heeft bij hem te maken met orde, ordelijkheid. Bij zichtbare dingen gaat het dan om de maat en de orde in bijvoorbeeld een plant of een gebouw. Dat doet erg classicistisch aan. Bij wat het oor raakt, is vermaak de ontroering, de opstijgende ziel tot God. Dat vindt nu gebrekkig plaats, maar zal straks volkomen zijn. Dan zijn we altijd bij de Heere.
Terugblik
Huygens heeft een pleidooi gevoerd voor de invoering van het orgel. Hij versiert dat pleidooi met veel citaten van de ouden, met name van Augustinus. Daarmee wil hij beslist vertrouwen wekken. Het is de vraag of hij daarin direct geslaagd is. Weliswaar zingen wij heden ten dage allemaal met een orgel, maar is dat de verdienste van Huygens geweest?
Misschien heeft hij wel de bodem gelegd, maar de doorbraak van het orgel is toch pas een eeuw later gekomen. De nieuwe Statenberijming was er en de gemeente moest tegelijk opgevoed worden in het zingen, vonden de berijmers. Daartoe was het orgel een geschikt instrument. De nieuwe zangwijze met een lange toon aan het begin en eind van de regel behoorde uniformiteit in de zang te brengen.
Een tweede terugblik geldt het verschil in muzikale waardering. Konden Huygens en zijn vrome tijdgenoten waarderen wat in protestantse kring nu gemeengoed is geworden? Het is lastig dat te beoordelen. Misschien helde Huygens juist in zijn betoog wel over naar de vroomheid ten koste van het genieten van muziek.
Muzikaal was hij, deze musicerende dichter, en dan kun je je bijna niet voorstellen dat hij zo beklemtoont dat muziek niet meer dan een dienende functie heeft. In ieder geval is het voor ons een terechte vraag of muziek niet te veel waarde in zichzelf heeft gekregen en dat wij ons te weinig laten beroeren door het geestelijke. In oude zangbundels lees je dat na het zingen van een psalm mensen mochten vertellen hoe God tijdens het zingen op hun ziel gewerkt had. Waar gebeurt dat nog?
L.F. Kosten MA te Kapelle
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2011
Protestants Nederland | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2011
Protestants Nederland | 36 Pagina's