Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ‘dwaler’ van Koningsbergen

Bekijk het origineel

De ‘dwaler’ van Koningsbergen

Andreas Osiander: ontwerper van een ‘romaniserende’ rechtvaardigingsleer (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na in het eerste artikel vooral het leven en werk van Osiander in het 16e-eeuwse Neurenberg te hebben geschetst, gaan we nu met hem naar een ver gelegen Duits gebied dat voorbij Polen aan de Oostzee ligt: Oost-Pruisen met de hoofdstad Koningsbergen (tegenwoordig: Kaliningrad). Hier komen we de reformator van Neurenberg tegen in zijn ontwerpen van een wel heel bijzondere, ja romaniserende leer omtrent de rechtvaardiging van zondaren. De reacties daarop waren scherp: Calvijn voorop, en Schilder nog in de 20e eeuw.

Naar Oost-Pruisen
Als keizer Karel V zich in het voorjaar van 1548 oppermachtig voelt – nadat hij in de Schmalkaldische Oorlog de belangrijkste protestantse machten had uitgeschakeld – legt hij zijn rijk het ‘Interim van Augsburg’ op, waarbij hij bepaalde dat de Roomskatholieke kerk in Duitsland weer de heersende zou zijn (met enkele kleine concessies aan de protestanten).
Hoewel dat ‘heersende’ in verschillende landsdelen niet het geval is, lijkt het Osiander toch maar veiliger om Neurenberg te verlaten en een nieuwe toekomst op te bouwen in Oost-Pruisen, tegen Rusland aan gelegen.
Daar wacht hertog Albrecht hem op en laat hem al spoedig weten dat hij Osiander wil benoemen als hoogleraar aan de pas gestichte universiteit van Koningsbergen.
Dat valt bij verschillende wetenschappers niet in goede aarde, want Osiander beschikt niet over de benodigde doctorstitel. Toch zet de hertog zijn plan door. Intussen worden de jaren in Oost-Pruisen niet de mooiste uit het leven van Osiander. Zijn heftige aard, zijn hoekig karakter maken dat hij een tamelijk geïsoleerde figuur wordt. Het is hier dat Osiander zijn eigen rechtvaardigingsleer ontwikkelt.
Ook die leer wordt een twistappel, waar veel protestantse theologen zich tegen keren; onder wie ook Calvijn. De controverse staat bekend als de Osiandrische strijd en heeft binnen het protestantisme tot veel verdeeldheid geleid.
Aan het begin van deze moeilijke periode sterft Osiander plotseling. Dat gebeurt in Koningsbergen op 17 oktober 1552. De strijd die hij veroorzaakte is nog tientallen jaren doorgegaan.

Mystieke rechtvaardigingsleer
Osiander houdt op 24 oktober 1550 in Koningsbergen een disputatie over de rechtvaardiging. Daarin opent hij de aanval op (met name) Melanchthons opvatting en in hem de Wittenberger school. Daarin staat centraal de toerekening (= imputatio) van Gods gerechtigheid aan de zondaar door het verzoenend offer van Christus aan het kruis; de redding komt van buiten de mens (‘extra nos’) en houdt volledige vrijspraak in (= de forensische rechtvaardigingsleer).
Osiander maakt binnen het thema van de rechtvaardigingsleer scherpe onderscheidingen. Zo ziet hij de Goddelijke vrijspraak van de zondaar als ‘slechts’ een feit van vroeger, een aankondiging, een belofte; daarmee had de mens nog niets gekregen. Het komt erop aan dat de mens tijdens zijn leven volkomen rechtvaardig wordt.
Nu had Osiander geen oog voor de paradoxale gedachte dat God de mens ziet als tegelijk zondaar en gerechtvaardigde – zoals Luther en Melanchthon dat leerden. Hij stelde zelfs dat God dan in deze zaak een onwetende en onrechtvaardige rechter zou zijn: Hij zal namelijk de zondige mens altijd als goddeloos beschouwen. Een zondaar voluit rechtvaardigen – dat was onmogelijk. Want: God neemt alleen rechtvaardigen aan. Daarom moet de mens eerst veranderen, rechtvaardig worden.
Osiander wil de rechtvaardiging uit de sfeer van de rechtspraak halen en de toekenning van de rechtvaardiging door God in de eerste plaats zien als een ethische aangelegenheid. Daarom stelt hij het zó voor dat de mens door zijn geloof van God een ‘inwonende gerechtigheid’ ontvangt, waardoor hij dus de rechtvaardiging als het ware in bezit heeft.
En die inwonende gerechtigheid is… Christus! Maar… niet de menselijke Christus, maar de goddelijke. De mens Christus was al 1500 jaar geleden aan het kruis gehangen en had uiteraard wel verlossing bewerkt, maar die Christus was toen slechts een instrument. Hij was als mens ook onderworpen aan de goddelijke regel dat geen mens iets kon bijdragen tot zijn rechtvaardiging.

Goddelijke Christus
Daarom moet het juist de goddelijke Christus zijn die aan de mens de handeling van de volkomen rechtvaardiging voltrekt. Osiander maakt hier een scherp onderscheid, ja een scherpe scheiding tussen de menselijke en goddelijke natuur van Christus. Door die goddelijke natuur worden wij gerechtvaardigd; dat kan de menselijke natuur van Christus niet bereiken.
De goddelijke Christus komt in de gelovige mens wonen. Daar houdt Osiander met kracht aan vast. Niet ‘het bloed van de menselijke Christus reinigt ons van al onze zonden’, want dat is menselijk, een vreemde, oneigenlijke gerechtigheid waar God niets mee kan, maar de mens wordt rechtvaardig door de inwonende goddelijke Christus.
Hij wordt dan ook vroom. Daarmee komt de grond voor de rechtvaardiging van de mens dus te liggen in de mens zelf: hij moet de goddelijke Christus toelaten in zijn ziel. Daarmee ondergaat de mens dus een vergoddelijking (= theosis). En daarom kan God hem niet verwerpen.
Op deze denklijn verschuift bij Osiander het aspect van het ‘door genade alleen’ naar de achtergrond ten gunste van de inwonende goddelijke status van de mens. Hier spreekt de mystiek een duchtig woord mee: de mens heeft genoeg aan zijn eigen inwonende God.
Dr. M.J. Arntzen wijst in zijn proefschrift in dit verband met name naar de middeleeuwse mystici Eckhart en Tauler. In Osianders eigen dagen waren het trouwens spiritualisten (zoals Caspar von Schwenckfeld en Sebastian Franck) die op een soortgelijke manier in een mystieke traditie stonden.
Met deze leer hangt samen Osianders visie op het Woord. Hij onderscheidt tussen een uitwendig en een inwendig Woord. Het uitwendig Woord is de Schrift, en ook de hoorbare stem van prediking. Het inwendig Woord is het voornaamste. Nu is dat inwendig Woord in het uitwendig Woord begrepen, verpakt.
En wat is dat ‘inwendig Woord’? Dat kan men met verschillende termen aanduiden; men kan het opvatten als Gods eeuwige raad, als Gods eeuwige Woord, als Gods Zoon, als Gods gerechtigheid en daarmee dus ook onze gerechtigheid. Wie dit ‘eeuwige Woord’ ontvangt, ontvangt de ware rechtvaardiging. Die wordt hem als het ware ingegoten.

Calvijn tegen Osiander
Ik memoreerde in het eerste artikel al dat Osiander en Calvijn elkaar ontmoet hebben in Worms ter gelegenheid van de daar gehouden godsdienstgesprekken. Maar toen al moet de kennismaking niet tot wederzijds genoegen zijn verlopen. In ieder geval heeft Calvijn na 1550 – toen Osiander twee geschriften uitgaf, de eerste over de betekenis van de menswording van Christus had uitgegeven (An Filius Dei fuit incarnatus,si peccatum non intervenisset in mundum?, 1550), en de tweede over de gerechtigheid van Christus (De unica mediatore Jesu Christu et iustificatione fidei Confessionem, 1551) – veel moeite genomen de merkwaardige leerstellingen van Osiander te onderzoeken.
Hij kwam tot de conclusie deze met kracht te moeten weerspreken. Daarvan vinden we een tamelijk uitvoerige weergave in de laatste editie van Calvijns Institutie (1559). Calvijns beoordeling van Osiander is niet mals: “een man die zijn heldere verstand op een verkeerde manier gebruikt heeft voor het uitdenken van allerlei onzin, zoals zijn geschriften laten zien” (Institutie, I, 15, 3 – editie dr. C.A. de Niet). En als hij een eerste onderdeel van zijn onderzoek afsluit, stelt Calvijn: “Er blijft dus niets van al die onzin over.” (Institutie, II, 12, 7). We zullen in kort bestek nagaan wat Calvijn bewogen heeft om zo’n oordeel uit te spreken. Daarvoor let ik op twee theologische thema’s bij Osiander, waartegen Calvijn zich met kracht keert: a. de mens als beeld van God; b. de ‘wezenlijke gerechtigheid’.

De mens als beeld van God
“Het uitgangspunt voor zijn theorie, waarop Osiander zo prat gaat, deugt echter in het geheel niet”, zo begint Calvijn zijn beoordeling. “Dat de mens naar Gods beeld geschapen is, wil volgens hem zeggen dat hij gevormd is naar het voorbeeld van Christus die komen zou, zodat hij gelijkenis zou vertonen met Hem die de Vader reeds besloten had met vlees te bekleden. Daaruit leidt hij af dat Christus toch mens geworden zou zijn, ook al zou Adam nooit uit zijn oorspronkelijke, ongeschonden staat gevallen zijn.”
Op dit punt richt Calvijn zijn vlammende pijlen: “Hoe onnozel en geforceerd dit denkbeeld is, begrijpt iedereen die met gezond verstand begiftigd is zelf wel.” En daarna: “Zonder blikken of blozen verklaart Osiander dat de mensen, omdat Christus reeds van te voren als mens in Gods gedachten gekend werd, naar dat voorbeeld geschapen zijn.”
“Maar als Paulus Hem de tweede Adam noemt, zet hij tussen de oorspronkelijke schepping van de mens en de herstelling die wij door toedoen van Christus verkrijgen, de val die het nodig maakte dat onze natuur in haar eerste staat teruggebracht werd. Daaruit volgt dat de reden waarom de Zoon van God geboren moest worden ook maakte dat Hij mens werd.”
“Intussen trekt Osiander hieruit de onjuiste en onzinnige conclusie dat Adam het beeld van zichzelf geweest zou zijn en niet van Christus, zolang hij in de staat der rechtheid staande gebleven zou zijn. Mijn antwoord is daarentegen: al zou de Zoon van God nooit ons vlees hebben aangenomen, dan nog schitterde naar lichaam en ziel het beeld van God in hem en in de stralen daarvan is steeds zichtbaar geweest dat Christus werkelijk het Hoofd is en in alles de eerste plaats inneemt.”
Een theologisch hiermee samenhangend thema blijkt bij Osiander de leer van de rechtvaardiging te zijn. Dr. B. Wentsel wijst daar op in zijn Dogmatiek (deel 4a, p. 412).

De ‘wezenlijke’ gerechtigheid
Osiander noemt de gangbare rechtvaardigingsleer ‘kouder dan ijs’. Hij verwerpt de gedachte van de toerekening en stelt dat de genade de mens ten deel valt door de als substantieel op te vatten inwoning van Christus in de gelovige. Wat zegt Calvijn hiervan? We slaan de Institutie op bij Boek III, 11, 5 vv. en lezen daar:
“Osiander heeft het gedrocht van een of ander soort ‘wezenlijke gerechtigheid’ ingevoerd en al wilde hij daarmee de gerechtigheid uit genade niet aan de kant schuiven, toch heeft hij die zo in het duister gehuld dat hij het vrome gemoed in die duisternis berooft van de werkelijke ervaring van Christus’ genade.” Wat is nu die ‘wezenlijke’ gerechtigheid? Calvijn: “Osiander stelt dat wij één zijn met Christus. Dat erkennen wij, maar intussen ontkennen wij toch dat het wezen van Christus met dat van ons vermengd wordt.” En: “De gedachte die deze man zich gevormd heeft, is enigszins verwant aan de leer van de manicheeërs, in die zin dat het hem erom gaat dat het wezen van God in mensen overvloeit.”
Dr. A. Baars tekent (in zijn proefschrift Over Gods verhevenheid – de Drie-eenheid bij Calvijn, Kampen 2004, p. 407) hierbij aan dat Osiander niet ziet ‘dat gemeenschap met God alleen mogelijk is door Christus als Middelaar.’ Ook vindt Calvijn het bezwaarlijk dat hier geen oog is voor de werking van de Heilige Geest.
De Zürichse reformator Heinrich Bullinger wilde evenmin iets weten van het zo speculatieve idee van de mystieke inwoning van Christus in de menselijke ziel. Ook Albert Hardenberg heeft zich gekeerd tegen de rechtvaardigingstheologie van Osiander.

Het oordeel van K. Schilder over Osiander
Schilder legt er in zijn Heidelbergsche Catechismus (deel 1, p. 43vv.) eerst de vinger bij dat Osiander, ‘hoewel staande op het erf der Reformatie, toch weer naar de grondfouten van Rome (heeft) teruggegrepen’. Want volgens Osiander was rechtvaardigmaking ‘de instorting eener bovennatuurlijke hoedanigheid of qualiteit; de onvrome werd er door vroom gemaakt; en als daarom de oordeelsspreuk van God iemand rechtvaardig-verklaarde, dan zag die oordeelvellende God aan, wat in den mensch was: de nieuwe qualiteit immers?’
Dat is het gevolg van de inwoning van Christus’ godheid; zo werkt Gods rechtvaardiging. Die moet in de mens aanwezig zijn – dan komt alles goed. Schilder behandelt dit in zijn HC omdat hij erop wijst dat ook Ursinus zich tegen de leer van Osiander keerde.
Het voert hier te ver om K. Schilder breed te citeren; duidelijk is dat hij geheel in de lijn van Calvijn en andere gereformeerde theologen zich heeft uitgesproken. Het mag ons niet ontgaan dat Osiander in zekere zin model staat voor hedendaagse ‘evangelische’ theologen die ook de neiging vertonen de gerechtigheid van Christus al in de mens te leggen, waardoor de mens een status van zondeloosheid zou kunnen bezitten.

Belijdenissen over de rechtvaardiging
De kerken van de Reformatie hebben in het thema van de rechtvaardiging – o.m. in de Lutherse Formula Concordiae (H. 3), de Heidelbergse Catechismus (Z. 23 en 24) en de Nederlandse Geloofsbelijdenis (art. 23) – meer rechte lijnen en meer helderheid gegeven dan Andreas Osiander.
Met zijn visie daarop bleef men nogal sterk in de sferen van de Rooms-Katholieke kerk. En zou men vandaag geen weerstand hebben tegen remonstrantse en modern-evangelische gemeenschappen waar men het heil van de mens afhankelijk maakt van de inwendige status en hoedanigheid van de gelovige mens, van de menselijke keuze voor God.
Dat laat onverlet dat Osiander aan de Reformatie in Neurenberg (en Beieren) een belangrijke bijdrage heeft geleverd door de stad en haar rechtsgebied in 1525 de weg van het Evangelie te laten opgaan. Het is jammer dat er zo’n diepe breuklijn in het denken van Osiander aan het licht is gekomen, met name in zijn jaren na Neurenberg. Daarin bogen bepaalde theologische lijnen zich maar al te duidelijk weer richting Rome.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2011

Protestants Nederland | 32 Pagina's

De ‘dwaler’ van Koningsbergen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2011

Protestants Nederland | 32 Pagina's