Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn en de doperse radicalen

Bekijk het origineel

Calvijn en de doperse radicalen

Doperdom, een derde weg tussen Rome en Reformatie (6 en slot)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Geneefse hervormer Calvijn heeft veel met de doperse radicalen te stellen gehad. De doperse zedelijke eis tot heiliging correspondeerde met Calvijns nadruk op de tucht, maar bij Calvijn bloeide de heiliging op uit de rechtvaardiging. Het sola scriptura was bij hem onlosmakelijk verbonden met het sola gratia, terwijl de dopers terugvielen op de vrije wil en daarmee in het roomse synergisme.

De meeste reformatoren (vooral Luther) hebben spiritualisten, enthousiasten en dopersen over één kam geschoren, Calvijn maakt echter onderscheid tussen de anabaptisten en de libertins spirituelles (letterlijk de vrijgeesten). De eerste groep aanvaardde het gezag van de Heilige Schrift, de libertijnse spiritualisten ontkenden dit. Onderkent Calvijn bij de eerste groep nog waarheidselementen, bij de tweede groep is Calvijn scherp in de veroordeling.
Maar ook tegen de eerste groep heeft Calvijn fundamentele bezwaren. Calvijn is beducht dat de zaak van de Reformatie in diskrediet wordt gebracht door de revolutionaire doperse beweging zoals die onder meer actief was geweest in Münster. Tegenstanders van de Reformatie wezen er graag op dat de Reformatie evenals het doperdom een politiek en staatsrechtelijk gevaar was.
Vandaar dat Calvijn in zijn brief aan Frans 1 zich tegen dit verwijt keert en uiteenzet dat de hervormingsgezinden trouwe burgers zijn en de overheid niet verwerpen. De doperse radikalen zijn daarentegen de valse apostelen die zich indringen om de kerk te verwoesten en die “van de vrijheid des Geestes vleselijke ongebondenheid maken.”

Los van het Woord
Die vrijheid van de Geest ontwikkelt zich bij de doperse radicalen los van het Woord, aldus Calvijn. Hij kritiseert de zogeheten dwepers, met name de libertijnen onder hen, die het ambt en de uiterlijke prediking verachten.
“Het zijn dweperse mensen die dromen dat het kinderen zijn die nog gebonden worden aan het lezen van de Schrift en het horen van het Woord. Alsof niemand geestelijk was dan de verachter van de leer. Zij verachten hoogmoedig de dienst van mensen, ja ook de Schrift zelf om de Geest te krijgen. Vervolgens wat de duivel hen aan waanzin ingeeft verkopen zij als verborgen openbaringen van de Geest. Hoe ongeleerder iemand is zoveel te meer is hij door hoogmoed opgeblazen en gezwollen.”
Volgens Calvijn werkt de Geest niet eerst in het buitengewone, maar vooral in de gewone geordende dienst des Woords. Calvijn heeft wel oog voor het buitengewone en charismatische, aldus Balke, mits het onderworpen is aan het gezag van Woord en Geest.
“Elke poging om het charismatische en buitengewone regulatief te maken voor het leven van de kerk, is kerkverwoestend. Want de goede orde van de kerk wordt niet geconstitueerd noch instandgehouden door het buitengewone, maar vloeit voort uit de prediking en het horen van het Woord”, aldus Balke. “Geestenthousiasme leidt tot individualisme en kweekt autoritaire persoonlijkheden.”1
Tegenover de doperse nadruk op de heiligheid van de kerk, stelt Calvijn dat de kerk niet volkomen heilig is en dat er een onzichtbare en verborgen kant van de kerk is. De kerk is een corpus mixtum, zo leerde hij van Augustinus. Het staat niet aan de mens om over anderen te oordelen of zij tot de kerk behoren of niet. Christus heeft weliswaar de sleutelmacht aan Zijn dienaren toebetrouwd, maar hen niet tot rechters aangesteld.

Geen rigorist
“Wij hebben met een zeker oordeel der liefde allen te houden voor uitverkorenen en lidmaten der kerk die door geloofsbelijdenis en hun levenswandel en gebruik der sacramenten dezelfde God en Christus met ons belijden, zelfs al blijft er iets onvolmaakts in hun zeden.”
Calvijn is geen rigorist en wil liever te weinig dan teveel vragen aan zedelijk gehalte.
Hij “wil vooral gefolterde, gekwelde en beklagenswaardige gewetens vermijden, die hij onderkent onder rooms-katholieken en onder dopers”, aldus Kilian MacDannel (zo citeert Balke). Beiden vragen teveel volmaaktheid van de mens en leren arme zondaren niet op Christus te zien.
Die eis van volmaaktheid heeft ook betrekking tot de toelating tot het Avondmaal, waar Calvijn ook de doperse ontsporing tegenkomt. “Sommigen hebben om mensen tot dit waardig eten voor te bereiden, arme gewetens gekweld en gepijnigd op verschrikkelijke manieren, terwijl ze er helemaal niets mee bereikten. Zij hebben beweerd dat zij, die in de staat der genade zijn, waardig eten.
In de staat der genade is, volgens hun interpretatie, rein en zuiver van alle zonden zijn. Door dat leerstuk werden alle mensen, die ooit op de aarde geweest zijn en nog zijn, van het gebruik der sacramenten afgehouden. Want als het er om gaat, dat we onze waardigheid bij onszelf zoeken, dan is het met ons gedaan. Dan wacht ons slechts ondergang en verwarring.”
Wat de sacramenten betreft, hebben de dopersen (vanwege hun zogenaamde ‘geestelijkheid’) geen behoefte aan de vleselijke tekenen, terwijl voor Calvijn deze juist nodig zijn om de dingen te ervaren die hierdoor geestelijk uitgedrukt zijn. Zij redeneren dat zij óf het Woord Gods weten dat aan het sacrament voorafgaat (en daarom hebben zij het sacrament niet nodig), óf zij weten het Woord niet (en dan zal ook het sacrament het hen niet leren).
Typisch dopers is dat het geestelijke en het zinnelijke scherp van elkaar worden gescheiden. Volgens Calvijn loochenen de dopersen dat de sacramenten oefeningen van en in het geloof zijn.

Pand en teken
Wat de doop betreft zien de dopersen deze niets anders dan een pand en teken waarmee zij hun religie voor de mensen belijden. Calvijn verwijt hen dat zij het hart van de zaak miskennen: het verkrijgen van de vergeving der zonden. Het beslissende in de doop is Gods belofte van de afwassing der zonden.
Hij benadrukt de troost van de doop: voor de ouders dat de Heere hun kinderen ook tot een God zal zijn, voor de kinderen het voorrecht dat ze in het lichaam van de kerk opgenomen en andere leden op het hart gebonden zijn.
De dopersen proberen doop en besnijdenis uit elkaar te halen, zoals ze dat doen met het Oude en Nieuwe Testament. De ontkenning van de analogie tussen besnijdenis en doop betekent voor Calvijn in feite dat het Oude Testament gedegradeerd wordt tot een zuiver tijdelijk en natuurlijk verbond.
Volgens de dopersen is de doop het teken van de geestelijke wedergeboorte, die een helder onderscheid van goed en kwaad veronderstelt. Kinderen zijn nog niet geschikt om de verborgenheid van de doop te begrijpen. Maar volgens Calvijn worden de kinderen gedoopt tot de toekomstige bekering en het toekomstig geloof. Het zaad van het geloof ligt reeds door de verborgen werking van de geest in de kinderen besloten. Als de kleine kinderen met de vergeving der zonden worden begiftigd, mogen ze ook niet van het teken beroofd worden.
Calvijn heeft vooral bezwaar tegen het hooggeestelijke gehalte van de dopersen. Hij kritiseert de gedachte dat zij hun bekeerlingen bepaalde dagen voorschrijven om met de bekering te beginnen voordat zij toegelaten kunnen worden tot de gemeenschap van de evangelische genade. Hij doelt hier op de wederdopers die zich erin verheugen voor geestelijke mensen gehouden te worden.
Zij sluiten de bekering “binnen de grenzen van enkele dagen”, in plaats van dat zij over het gehele leven uitgestrekt is. Ook hekelt Calvijn de gedachte van dopersen dat zij iedere moedwillige zonde beschouwen als zonde tegen de Heilige Geest en dus onvergefelijk achten. Hij beschouwt dit als een verderfelijke dromerij die de zielen tot wanhoop voert.

Herleving donatisten
Calvijn ziet bij de dopersen een herleving van de donatisten ten tijde van Augustinus die de doop verwierpen die door onwaardige dienaren bediend zou zijn. Ook verwijt hij hen scheuring en schismatiek optreden, zoals ook bij de donatisten het geval was. Dopersen zijn vervuld met een valse waan van heiligheid, alsof zij engelen in het paradijs zijn.
Hij erkent wel de legitimiteit van het doperse streven naar heiligheid, maar zij gaan de maat te buiten en miskennen het element van zachtmoedigheid. Zij beproeven anderen in plaats van zichzelf. Calvijn wantrouwt de motieven van de separatisten. “Het komt meer uit hoogmoed en een valse waan van heiligheid voort dan uit ware ijver voor de echte heiligheid.”
Tenslotte heeft Calvijn bezwaar tegen hun verwerping van de eed en de overheid. De doperse wereldmijding stelt dat de gehele politiek een zondige zaak is. Calvijn beschouwt dat als een arrogantie. Hij benadrukt de goddelijke roeping van de overheid en heeft een positieve houding ten opzichte van de politieke en burgerlijke wet. Hij vindt dat de dopersen onder het mom van de vrijheid alle regering en orde in kerk en samenleving verwerpen.
Zij maken niet het onderscheid tussen het Koninkrijk van Christus en de burgerlijke overheid. Toch is er ook weer een verschil tussen de libertijnse en de doperse perfectio. De doperse rigoristen zien de perfectio als een bereikbaar doel, de libertijnse perfectionisten gaan uit van de perfectio als van een gegeven feit voor de gelovigen. Balke: “Men zou kunnen zeggen: Calvijn acht het doperdom een dwaling binnen de kerk, maar het libertinisme een gevaar in de staat.”2
Kenmerkend voor Calvijn in zijn polemiek met de dopersen is dat hij elke vorm van een twee-rijkenleer verwerpt. Er is voor hem geen verdeling van de werkelijkheid in boven of beneden, binnen of buiten. Er is maar één werkelijkheid. De politieke ordening is een gave van God. Ook met deze vergankelijke wereld is de christen solidair, evenals met haar politieke opdracht.
Het dopers radicalisme vertoont beide uitersten van pacifisme en revolutionair fanatisme. Balke: “Calvijn heeft consequent deze beide vermeden. Hij verwijt de dopers dat zij het geestelijk koninkrijk van Christus en de burgerlijke politieke orde niet onderscheiden. Daardoor zijn zij hem enerzijds te geestelijk en anderzijds ook te vleselijk.”3

Ambtsvisie
Calvijn ontwikkelde onder andere door de invloed van Bucer een leer van het ambt in confrontatie met de roomse hiërarchie én het dopers separatisme. De waarde van het ambt is dat het de gelovige leert om Gods Woord te gehoorzamen, ook al wordt het gepredikt door zondige mensen. De waarde van het ambt staat en valt niet met de waardigheid van de dienaar. Calvijn zet zich af tegen het dopers atomistisch perfectionisme en benadrukt dat de gelovigen samen één lichaam en één geest moeten zijn.
Samen met de dopersen bestrijdt Calvijn de pauselij-ke hiërarchie en de tirannie over het volk van God, maar hij wil ook geen opheffing van elke kerkelijke orde. De dopersen kunnen zich kennelijk in hun vrij-heid niet verheugen, zolang zij een ambtelijk gezag boven zich zien.
Elk vorm van dualisme en wereldmijding is Calvijn vreemd. Volgens Calvijn mag het werk van de drieenige God niet opgesloten worden in een ekklesiola of een imperiolum. Het zijn grote kenmerken van katholiciteit, oecumeniciteit en theocratie waar Calvijn verschilt met de dopersen, aldus Balke.4
Op de achtergrond ziet Calvijn bij de dopersen een verwarring (confusio) van het geestelijke en het wereldlijke regiment. Hij verwijt hen de leer van de nieuwe schepping (nova creatio). De wereld ligt in het boze en is daarom afgeschreven. Calvijn belijdt daarentegen de trouw van God aan Zijn schepping en roept op tot heiliging van de wereld in plaats van zich terug te trekken.
Calvijn geeft de dopersen toe dat het Koninkrijk van Christus niet vleselijk is, maar geestelijk. Zij vergeten echter dat een aardse rechtsorde ook op Christus teruggaat. Recht en orde bevorderen Zijn Koninkrijk. 5

Vrije wil
Calvijn heeft de dopersen kunnen winnen in zijn gesprekken met hen in Straatsburg omdat hij hun waarheidsmomenten wist te honoreren: de doperse zedelijke eis en hun aandringen op tucht corresponderen met Calvijns nadruk op levensheiliging, de tucht en de vrijheid van de kerk ten opzichte van de overheid.
Maar bij Calvijn bloeit de heiliging op uit de rechtvaardiging. Het sola scriptura is bij hem onlosmakelijk verbonden met het sola gratia, terwijl de dopersen terugvallen op de vrije wil en daarmee op het roomse synergisme. Calvijn plaatst tegenover de doperse vrijwilligheidskerk de gemeente waarin de beloften van God voorop gaan.6
Volgens Balke zien Luther en Calvijn de kerk als volkskerk en komen (daarom) krachtig op voor de kinderdoop. Aan de andere kant is Calvijn ook niet tevreden dat alleen het Woord verkondigd en aan de gemeente overgelaten wordt wat zij met het gehoorde Woord doet.
We zagen die intentie ook bij Luther. Calvijn verbindt de leer van de (volks)kerk van Luther met die van de dopersen (een kerk van zuivere belijders). “De kerk, hoewel geen gemeenschap van uitverkorenen in doperse stijl, moet niettemin gebaseerd worden op de trouw van de leden. Ze moet een levende gemeenschap zijn, een koninkrijk van Christus op aarde.”7
Calvijn heeft zich intens met de dopersen beziggehouden. Hij onderkende waarheidselementen in hun opvattingen, maar de gevaren van deze stroming overheersten. De invloed van doperse denkbeelden door de eeuwen heen, tot en met de charismatischevangelische beweging en bepaalde bevindelijke kringen, heeft de actualiteit van Calvijn alleen maar onderstreept. Maar dat is een onderwerp dat buiten het bestek van deze serie valt.


1 W. Balke, Calvijn en de doperse radikalen, Amsterdam 1973, p. 250, 251.

2 W. Balke, Calvijn en de doperse radikalen, p. 122.

3 Herman J. Selderhuis (red.), Calvijn Handboek, p. 183.

4 Herman J. Selderhuis (red.), Calvijn Handboek, Kampen 2008, p. 177.

5 Herman J. Selderhuis (red.), Calvijn Handboek, p. 183

6 Herman J. Selderhuis (red.), Calvijn Handboek, p. 179.

7 W. Balke, Calvijn en de doperse radikalen, p. 76


Naast de artikelenserie van dr. K. van der Zwaag is er in dit jubileumjaar voor de doopsgezinden een boek uitgekomen onder de titel Kracht van een minderheid. Doopsgezinden in Nederland, onder redactie van Cisca Stark en Erik Jan Tillema. Uitgave van Boekencentrum, Zoetermeer, 2011. Paperback. ISBN 978 90 211 4293 7; 200 Blz.; prijs € 19,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Calvijn en de doperse radicalen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's