Verzuiling is zo gek nog niet
Pleidooi voor een historisch verantwoord gebruik van het begrip verzuiling
De verzuiling is voorbij. En dat is maar goed ook vinden de meeste onderzoekers. Het lijkt er op dat niemand nog iets met de verzuiling heeft. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. In 2007 werd de definitieve canon van Nederland gepresenteerd. Deze was vooral voor het onderwijs bedoeld. Alle leerlingen van acht tot veertien jaar kunnen via de vijftig zogenoemde vensters van de canon kennismaken met de hoogtepunten uit de Nederlandse geschiedenis en cultuur.
Het principe een gemeenschappelijke basis voor nationaal historisch besef na te streven vond in reactie op globalisering veel politieke en maatschappelijke steun. Veel mensen vroegen zich door migratie af in wat voor land ze eigenlijk leefden. Was dit hun eigen Nederland nog wel? De islam en Europa deden de discussies tot kookhitte stijgen.
In dit debat leek de aandacht voor de eigen Nederlandse identiteit nieuwe kansen te krijgen. Bij de vijftig onderwerpen die de kern van het geschiedenisonderwijs dienen te vormen, staat de verzuiling echter niet. De vraag prangt waarom de verzuiling als belangrijke beeldbepaler van de Nederlandse geschiedenis niet in de selectie van de belangrijkste vijftig onderwerpen is opgenomen.
Achter het antwoord op deze vraag gaat een politiek correcte stellingname schuil. Dat blijkt uit het antwoord van de voorzitter van de commissie die de canon opgesteld heeft, de literatuurkenner en cultuurcriticus Frits van Oostrom. Hem werd gevraagd naar de reden om de verzuiling niet in de onderwerpenlijst op te nemen.
Zijn antwoord luidde als volgt: “Wij hebben gezocht naar het bindende, datgene wat de verzuiling overstijgt. Daar mag je de conclusie uit trekken dat wij het niet goed vinden als Nederland naar allerlei aspecten van verzuiling zou terugkeren”. We zijn in deze gedachtegang niet meer met geschiedenis bezig, maar met een politiek program. De vraag waarom verzuiling in een dergelijke kwalijke reuk staat vraagt om een antwoord.
Wilde voorstellen
Een poging hiertoe doet de historicus Peter van Dam in zijn vorig jaar verschenen boek Staat van verzuiling. Over een Nederlandse mythe. In zijn ijver om een in zijn ogen onjuist beeld van de geschiedenis van Nederland te corrigeren, doet hij wel erg wilde voorstellen. Zo belooft het laatste woord in de titel van zijn interessante boek niet veel goeds voor de verzuiling.
Het komt er op neer dat Van Dam vindt dat het gangbare beeld van de verzuiling niet alleen een mythe is, maar ook dat de hedendaagse opvattingen over verzuiling een juist zicht op de Nederlandse geschiedenis in de weg staan.
In dit artikel wil ik tegen de gangbare mode in duidelijk maken dat de verzuiling een prima metafoor is, om een groot deel van de Nederlandse geschiedenis en daarmee ook die van de eigen tijd, beter te kunnen begrijpen.
En dat het kwalijk is om de geschiedenis, als deze ons in de weg staat, vervolgens voor eigen doelen te gebruiken. In elk geval heeft de verzuiling ons meer verbinding gegeven dan de ontzuiling. Maar laat ik eerst iets zeggen over deze begrippen.
Peter van Dam heeft gelijk wanneer hij zegt dat verzuiling geen neutrale term meer is. Men is er voor of tegen. Het is iets waaraan men met verlangen terug denkt of iets dat men juist wil overstijgen. “De geschiedenis van verzuiling is de geschiedenis van een vechtbegrip” zo merkt Van Dam op. Zo erg is het nu ook weer niet. Er zijn inmiddels bibliotheken vol geschreven over het definitiebegrip van verzuiling.
Zuilenmetafoor
De zuilenmetafoor kwam eind jaren dertig van de twintigste eeuw op. Het woord werd aanvankelijk gebruikt in ambtelijke en politieke kringen. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw namen sociologen en politicologen als Hans Daalder en Arend Lijphart het woord over in hun onderzoek.
De verdienste van het boek van Van Dam is, dat het in historiografische zin het verzuilingsdebat schetst. De zwakte is dat de auteur een beeld van verzuiling oproept dat nooit heeft bestaan en daarom aan zijn doel voorbijschiet. Ik zou willen bepleiten historisch en zakelijk met het begrip verzuiling om te gaan.
Een zuil is historisch (en sociologisch) gezien een bevolkingsgroep waarvan de leden voor een belangrijk deel hun politieke, economische sociale en culturele activiteiten binnen hun eigen levensbeschouwelijke kring verrichten. J.C.H. Blom, de historicus bij wie ik leentje-buur heb gespeeld voor deze omschrijving, voegt hier aan toe dat hierbij organisaties horen die dit mogelijk maken.
Eerst ontstond de gereformeerde zuil van Kuyper, vervolgens een rooms-katholieke, een socialistische en een neutrale/liberale zuil. Al dient opgemerkt te worden dat de socialistische en liberale zuil nooit zo veel organisaties hebben gekend als de confessionele zuilen. In het historisch geijkte verzuilingsbegrip wordt uitgegaan van grondwettelijk gelijkberechtigde groepen. Dat beperkt het verschijnsel tot de negentiende en twintigste eeuw.
Al heeft de historicus S. Groenveld gelijk wanneer hij in Huisgenoten des geloofs de stelling verdedigt dat de samenleving in de Republiek der Verenigde Nederlanden van de 17e en 18e eeuw ook verzuild was. Hiermee wil Groenveld zeggen dat ook in deze eeuwen vormen van liefdadigheid, schoolkeus, cultuuruitingen, huwelijkskeus en vriendenkring vooral kerkelijk en dus groepsbepaald waren.
Eenwording van Nederland
De verzuiling ontstond historisch gezien ten gevolge van de modernisering en eenwording van Nederland. In het nog altijd lezenswaardige boek De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 van Hans Knippenberg en Ben de Pater uit 1988 maken de auteurs duidelijk dat er juist in de negentiende en twintigste eeuw in Nederland een politieke, economische en culturele eenwording ontstaat die daarvoor niet aanwezig was.
De eenheidsstaat in plaats van het particularisme, de aanleg van spoor- en landwegen, de opkomst van de massamedia als de dagelijkse krant, telefoon en radio, het verdwijnen van veel dialecten, klederdrachten en plaatselijke tollen, verplichte scholing en de invoering van één nationale tijd; het zijn allemaal voorbeelden van eenheid, in plaats van verdeeldheid.
In deze tijd ontstond de verzuiling. In dat kader vraag ik me af: welke verdeeldheid heeft de verzuiling opgeroepen en welke eenheid heeft de ontzuiling gebracht? In welke periode van de geschiedenis is de door de tegenstanders van de verzuiling bedoelde eenheid wel aanwezig?
Echt spannend zou het zijn als hedendaagse historici zouden aantonen dat verzuiling de verdeeldheid bevorderd zou hebben en dat de ontzuiling tot meer eenheid geleid heeft. Kortom: bindt of splijt een zuil? Dat verzuiling in de geschiedenis omschreven is als een poging de eigen levensbeschouwelijke positie veilig te stellen, dat er gestreefd werd naar emancipatie, dat gepoogd werd de eigen identiteit te beschermen: het zijn allemaal herkenbare en verantwoorde aspecten van verzuiling. Maar ik vermag niet in te zien dat hier natie- ontbindende krachten werkzaam zijn. Een zuil splijt niet.
Met welke bril kijken we?
Misschien helpt het als we ons afvragen met welke bril we de geschiedenis bekijken. De hedendaagse Nederlander heeft afgerekend met religie in het publieke domein en daarom is een christelijk verleden hem vreemd geworden. Want dat is de verzuiling ten diepste: de confessionele groepen probeerden de fundamentele waarden van de christelijke traditie te bewaren en te bevorderen. Om hierdoor juist niet alleen de belangen van de eigen groep, maar die van het Nederlandse volk te behartigen.
Het Nederlandse volk is – met de woorden van Groen van Prinsterer – met het licht van het Evangelie bestraald. Het historisch karakter van de Nederlandse natie is christelijk en niet paars. Wil de moderne mens gaan in het spoor van wat de geschiedenis heeft voorbereid of wil hij eigen gekozen wegen gaan? De hedendaagse werkelijkheid heeft het ideaal van een christelijk land ingehaald.
De verzuilde groepen hadden een idee hoe de toekomst er uit moest zien. Zijn wij dat niet kwijtgeraakt? Een levensbeschouwelijke groep is het krachtigst als ze een duidelijk beeld van de toekomst heeft.
Ontzuiling is in dit licht een ramp omdat het ontbreekt aan een ideologie met concrete punten. Wat overblijft, is een Verlichtingsmoraal met tolerantie in de gedaante van onverschilligheid.
Verzuilingscritici als Van Dam willen van een breuk met het verleden, een discontinuïteit niet weten. Juist de begrippen ontzuiling en ontideologisering maken de breuk met het verleden zichtbaar.
Een neutrale kijk op het verleden is voor een historicus niet mogelijk en wenselijk.
De historicus mag zijn eigen mening hebben, maar niet zijn eigen verleden. Het verleden is van onze medemensen uit voorbijgegane tijden. Tijden waarin religie niet van toegevoegde waarde van het leven was, maar de eigenlijke waarde hiervan zelf.
Relativeringspogingen
De zuilen hebben ondanks alle relativeringspogingen van Van Dam en anderen terdege een fors stempel op het dagelijks leven in Nederland gedrukt.
Verzuiling en ontzuiling horen bij ons nationale zelfbeeld, net als de Deltawerken, tulpen, haringen, het koningshuis en de Elfstedentocht.
Er waren ook tijdens het hoogtepunt van de verzuiling, in het Interbellum, mensen ‘die nergens aan deden’. En de scheiding tussen de levensbeschouwelijke groepen was niet altijd even rigide als het beeld dat een stoere zuil oproept. Er was geen sprake van ijzeren gordijnen. Punt is wel dat ‘de mensen die nergens aan deden’ een kleine groep vormden. Juist doordat ze niet georganiseerd waren, vielen ze niet op.
Ook in de politiek waren ze voor WO II niet vertegenwoordigd. Later kwam daarin verandering met boer Koekkoek, Fortuyn en Wilders. Maar dan is de “groep die nergens aan doet”, een meerderheid geworden.
Laten historici die kritiek op de verzuiling hebben, zich afvragen of deze kritiek mede voortkomt uit het gegeven dat er nooit zoveel mensen in Nederland naar de kerk gegaan zijn, als tijdens het hoogtepunt van de verzuiling. Gooien verzuilingscritici alles wat christenen van waarde achten niet in de uitverkoop?
De zuil heeft een eigentijds antwoord gegeven op de manier hoe mensen zich privé organiseerden en zich verhielden tot de staat, de markt en de civil society. Nu de kerk in verval is worstelt de samenleving met de vraag hóe te verbinden tussen zeventien miljoen mensen. De verzuiling was zo gek nog niet.
Mede n.a.v. Peter van Dam, Staat van verzuiling, over een Nederlandse mythe, door Peter van Dam. Uitgave van Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2011. ISBN 978 90 2842 419 7. 156 Blz.; prijs € 15,90.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2012
Protestants Nederland | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2012
Protestants Nederland | 28 Pagina's