Een schets van de Nadere Reformatie
De Gereformeerde Kerk moest voortdurend worden gereformeerd
De kampioen van de gereformeerde Orthodoxie in de zeventiende-eeuwse Nederlanden, de Utrechtse hoogleraar in de theologie Gisbertus Voetius (1589- 1676), waardeerde het hoofdwerk van de roomse moderne devoot Thomas à Kempis (?-1471) Over de navolging van Christus als het meest goddelijke geschrift op de Bijbel na. Zeer tegen de fatsoenscode van die tijd in hielden Nederlandse gereformeerde predikanten tijdens de Republiek religieuze gezelschappen waarin mannen en vrouwen van hart tot hart over geestelijke aangelegenheden spraken.
Nog een ander opmerkelijk feit: De Sluise gereformeerde predikant Jacobus Koelman (1631-1695) paste de kerkelijke tucht niet alleen op dienstmeisjes, maar zonder aanzien des persoons ook op burgemeesters toe, ook al kostte hem dit zijn ambt. Wat al deze personen gemeenschappelijk hadden was hun behoren tot de Nadere Reformatie. Wat was dit voor een historisch fenomeen?
De Nadere Reformatie was die beweging binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerk in de zeventiende en de achttiende eeuw die uit reactie op in haar ogen heersende wantoestanden zowel de innerlijke doorleving van de gereformeerde leer als de ethische consequenties hiervan voor het leven van alledag nastreefde.
Bezield met het theocratisch ideaal hadden de nadere reformatoren een verregaande hervorming zowel van de persoonlijke levens als van alle maatschappelijke verbanden op het oog. Zij ontwierpen voor de verwerkelijking hiervan programma’s en trachtten via kerkelijke vergaderingen en met behulp van publicaties hun doelstellingen gerealiseerd te krijgen.
Aansluiten bij de Reformatie
De uitdrukking ‘Nadere Reformatie’ suggereert een verbinding met de zestiende-eeuwse Hervorming. En inderdaad wilde de beweging van de Nadere Reformatie nauw aansluiten bij de Reformatie. Zij zag zichzelf in het verlengde van de Hervorming en beoogde een doorwerking hiervan op die gebieden en bij die personen die tot dusver ongereformeerd waren gebleven.
Tevens – en dit is wellicht het meest typerend – kende zij een zekere relativering van de Reformatie. Zonder dat hun dat kwalijk te nemen was, hadden de Hervormers volgens haar bepaalde gebieden laten liggen. Noodgedwongen door de omstandigheden hadden zij hun beste krachten gegeven aan de hervorming van de dogmatiek, de kerkregering en de liturgie en hadden zij op deze terreinen een eigen traditie opgebouwd.
De tweede generatie vroeg echter ook om een eigen vroomheid en moest constateren dat de reformatorische erfenis op dit gebied grote manco’s vertoonde. De Nadere Reformatie heeft er in ons land voor gezorgd dat er een eigen gereformeerde contemplatieve en actieve praktijk der godzaligheid geschapen werd.
Ten slotte stelde deze vroomheidsbeweging de Gereformeerde Kerk en haar leden onder kritiek. Dezen waren niet die ze moesten zijn. Deze constatering leidde tot het inzicht dat de Gereformeerde Kerk voortdurend gereformeerd moest worden.
Vroomheid
Vormen de heiliging van de persoonlijke levensuitingen, de hervorming van de Gereformeerde Kerk en de kerstening van de politiek, de maatschappij en het gezin de ene kant van de Nadere Reformatie, de keerzijde hiervan bestaat in de propaganda en de beoefening van het ingekeerde leven. De innerlijke vroomheid is de ziel van deze beweging.
Geen beweging heeft in protestants Nederland zoveel geestelijke stichting teweeggebracht als de Nadere Reformatie. Vele honderden stichtelijke geschriften met in totaal duizenden edities hebben in het kader van deze gereformeerde vroomheidsbeweging het licht gezien.
Aan de vruchten wordt de boom gekend. Deze bijbelse waarheid bracht de mannen en de vrouwen van de Nadere Reformatie ertoe om de door hen gesignaleerde en gewraakte misstanden te herleiden tot een tekort aan innerlijk geestelijk leven en zelfs wel tot onoprechtheid. Velen waren in naam gereformeerd en erkenden met hun mond het gezag van de Heilige Schrift over alle aspecten van het leven, maar betoonden metterdaad een andere werkelijkheid. Zij werden aangeduid met typeringen als naam-, praat-, mond- en schijnchristenen.
De gewenste reformatie zagen de nadere reformatoren beginnen in de bekering van de innerlijke gezindheid, van het hart. De oproep tot bekering in deze zin vormde dan ook een van de belangrijkste bestanddelen van de nadere-reformatorische praktijk. Het was geheel eigen aan de Nadere Reformatie om te accentueren dat deze bekering een constante moet zijn in het geestelijke leven.
Geordend gebruik van middelen
Aan de heersende religieuze en ethische lauwheid lagen naar de opvatting van de vertegenwoordigers van de bewuste vroomheidsbeweging een gebrek aan verborgen omgang met God ten grondslag. Zij stelden de noodzaak van een geordend gebruik van allerlei middelen om dit te verbeteren. Concreet beoogden zij een trouwe kerkgang, een veelvuldig lezen van de Bijbel en van stichtelijke lectuur, een gematigde ascese, een innig gebedsleven en een methodische meditatie. In feite zorgde de Nadere Reformatie voor een eigen gereformeerde spirituele cultuur.
Zoals reeds opgemerkt konden de nadere reformatoren hierbij niet voortbouwen op een reformatorisch traditie.
Wij zien dan ook dat zij teruggrepen naar voorreformatorisch devotioneel erfgoed. Dit werd door hen dogmatisch gezuiverd en vervolgens als een sterk wapen in de geestelijke strijd gehanteerd. Het is van hieruit begrijpelijk dat de gereformeerde vroomheidsstrevers middeleeuwse en zelfs eigentijds rooms-katholieke bronnen positiever beoordeelden dan de doorsnee-Gereformeerden deden.
Zeventiende eeuw
De eerste die een alomvattend program van nadere reformatie heeft opgesteld en in 1627 heeft laten publiceren is de Middelburgse predikant Willem Teellinck (1579-1629): Noodwendigh vertoogh, aengaende den tegenwoordigen bedroefden staet, van Gods volck. De auteur had een soort bekering meegemaakt in het piëtistisch-puriteinse klimaat in Engeland. Sindsdien gevoelde hij het als zijn roeping om die puriteinse inzichten en praktijken ook in zijn eigen land te propageren. Van meet af heeft de Nadere Reformatie een sterk puriteins stempel gedragen. Dit is in de loop der tijden niet gesleten.
In Zeeland had Teellinck vele medestanders. Vanuit deze provincie heeft de beweging snel om zich heen gegrepen. In de loop van de zeventiende eeuw heeft zij zich in ons land een aanzienlijke aanhang weten te verwerven. De eerder genoemde Voetius heeft de inzichten en de idealen van deze vroomheidsbeweging op academisch niveau gebracht en uitgedragen. Als hoogleraar te Utrecht heeft hij generaties Nederlandse en zelfs buitenlandse studenten in de theologie gewonnen voor de praktijk der godzaligheid.
In de Domstad werkte Voetius onder anderen samen met een bijzondere en belangrijke andere representant van de Nadere Reformatie: Jodocus van Lodensteyn (1620-1677). Deze staat te boek als de asceet en mysticus en tevens als de dichter van de beweging. In zijn leven is een ontmoediging te bespeuren die karakteristiek is voor het verloop van een deel van de Nadere Reformatie. In Utrecht heeft hij het namelijk meegemaakt dat het hier aanvankelijk gunstige klimaat omsloeg in felle tegenkanting. Hierdoor vervloog zijn hoop dat de Nadere Reformatie ooit werkelijkheid zou worden. Dit resulteerde bij hem in een terugtrekkende beweging richting het innerlijke leven. Hij heeft evenwel nooit de stap gezet die zijn door hem bewonderde collega Jean de Labadie (1610-1674) wel maakte, namelijk afscheiding van de Gereformeerde Kerk.
De reeds genoemde Koelman, voor wie deze stap nog veel meer voor de hand lag omdat hij wegens zijn nadere-reformatorische principes door de burgerlijke overheid (!) was afgezet, was eveneens een zeer besliste tegenstander van afscheiding. Zijn ijveren heeft tweeërlei uitwerking gehad. Enerzijds zijn door zijn toedoen in de jaren zeventig en tachtig reformatieprogramma’s voorwerp van serieuze aandacht en discussie geweest op classicale vergaderingen. Aan de andere kant heeft hij door het leiden van talloze conventikels de beweging van de Nadere Reformatie onbedoeld in onderambtelijke banen gevoerd.
Achttiende eeuw
Rond de overgang van de zeventiende naar de achttiende eeuw nam de predikant en professor Herman Witsius (1636-1708) een centrale positie in de beweging in. Als hoogleraar doceerde hij achtereenvolgens te Franeker, Utrecht en Leiden. In het vervolg van de achttiende eeuw verschoof het zwaartepunt van de Nadere Reformatie naar Groningen en Oost-Friesland.
In Groningen bezetten Antonius Driessen (1682-1748) en Cornelius van Velzen (1696-1752) hoogleraarsposten, terwijl er van de predikanten Wilhelmus Schortinghuis (1700-1750) en Johannes Verschuir (1680-1737) een geweldige spirituele impuls op het kerkvolk uitging. Gewoonlijk wordt het einde van de beweging vereenzelvigd met de Kralingse predikant Theodorus van der Groe (1705-1784): Van der Groe doet het hekje toe. Deze figuur is daarom ook zo interessant omdat hij tegenover allerlei piëtistische uitwassen de klassiek-reformatorische opvattingen over de rechtvaardiging en de zekerheid van het geloof centraal stelde.
De Nadere Reformatie stond in haar bloeitijd in de branding van het kerkelijke en culturele leven, maar heeft gaandeweg aan belang ingeboet en is van randverschijnsel uiteindelijk subcultuur geworden. Dit was de situatie aan het eind van de achttiende eeuw. Ten gevolge van het functieverlies van de Nadere Reformatie is de aandacht van haar vertegenwoordigers steeds minder op de verwezenlijking van het theocratische ideaal en steeds meer op het innerlijke zieleleven gericht geworden.
Bijzonderheden
In plaats van een opsomming van alle karakteristieken van de Nadere Reformatie te geven, volsta ik hier met het aanstippen van die bijzonderheden die haar voor moderne mensen interessant maakt. Allereerst is er haar spiritualiteit en mystiek. Zij heeft het innerlijke geestelijke leven met alle aanvechtingen en bestrijdingen, maar ook met alle hoogtepunten en verrukkingen beschreven. Hierbij paarde zij psychologisch inzicht aan een pastorale houding en bewogenheid. De geloofs- en gevoelstoestanden worden zo diepgravend nagegaan dat van religieuze psycho-analyse avant la lettre gesproken mag worden.
De roep om constante reformatie is een les die christenen van alle tijden ter harte mogen nemen. Een aangename factor hierbij is dat er over het algemeen binnen de Nadere Reformatie evenwicht bestaat tussen haar hervormingsstreven en haar spiritualiteit. Een evenwicht waar vandaag de dag een schreeuwende behoefte aan bestaat.
De bedoelde vroomheidsbeweging heeft de gereformeerde theologie doen landen op het grondvlak van de gemeenten. Haar vroomheid verbond de leer met het leven, de academie met het gemeenteleven. Dat het nadere-reformatorische proces historisch uiteindelijk verzand is in gemeentetheologie, is te wijten aan de weerbarstige werkelijkheid die zich niet open stelde voor de doelstellingen van de beweging.
De in de zeventiende eeuw opkomende zendingsgedachte treft men in het begin veelal onder nadere reformatoren of geestverwanten aan. Zij hielden de bewindhebbers van de Verenigde Oostindische Compagnie en de Westindische Compagnie voor dat deze voor de aardse schatten die zij uit de beide Indiën haalden, de allerkostelijkste schat van het Woord van God terug moesten geven.
De zendingsgedachte ontwikkelde de Nadere Reformatie in samenhang met haar belangstelling voor de eindtijd. Binnen dit kader kregen de nadere reformatoren ook oog voor de toekomstige bekering der Joden, wat resulteerde in een positievere opstelling ten opzichte van hun oudste broeders in vergelijking met andere Gereformeerden.
Diaconaal en sociaal accent
De nadere-reformatorische gedachten kennen een sterk diaconaal en sociaal accent. Mededogen en medeleven met verdrukte en arme geloofsgenoten en naasten in het algemeen zijn steeds weerkerende thema’s.
Het is opmerkelijk dat de Nadere Reformatie alle ruimte en eer geeft aan begenadigde en door de Geest bezielde vrouwen. Zij kregen in de praktijk de status van ‘moeders van Israël’. Was er voor hen principieel geen plaats in de ambten, op het niveau van de vroomheid kregen zij alle inspraak. De vrouw die hier niet onvermeld mag blijven, is de befaamde Anna Maria van Schurman (1607-1678). Zij was een geniale vrouw, wier wetenschappelijke en kunstzinnige kwaliteiten alom luide bejubeld werden.
Voordat zij overging tot het Labadisme werd zij in nadere-reformatorische kringen om haar godsvrucht zeer gewaardeerd. Overigens stonden ook geestelijk vroegrijpe kinderen in wie men Gods genade verheerlijkt zag, hoog aangeschreven.
Misschien is het meest bijzondere van de streng gereformeerde beweging der Nadere Reformatie wel dat zij als het gaat om de vroomheid een verrassende openheid naar andere confessies kent. Hier ligt een mogelijkheid tot echte oecumene, die van weerskanten maar zelden gezien en nog sporadischer uitgeprobeerd is.
Historische uitwerking
De Nadere Refomatie heeft niet slechts in eigen land invloed uitgeoefend. Zij was zo’n levenskrachtige beweging, dat ze niet nagelaten heeft ook in het buitenland sporen te trekken. Het gereformeerde en in mindere mate het lutherse Piëtisme in Duitsland en de gereformeerde vroomheid in Hongarije hebben veel aan haar te danken gehad. Nederlandse immigranten hebben de geest van de Nadere Reformatie naar Amerika en naar Zuid-Afrika geëxporteerd.
Belangrijke motieven van de Nader Refomatie hebben in de negentiende eeuw hun vervolg gevonden in de Afscheiding, in mindere mate in het Réveil en in nog mindere mate in de Doleantie. Intrigerend is het te zien dat zowel de voorman van de Afscheiding als die van de Doleantie geestelijk beïnvloed zijn door een gemeentelid dat leefde in de bevindelijke sfeer van de natijd van de Nadere Reformatie.
Hendrik de Cock had veel te danken aan een oude catechisant, Klaas Kuipinga, van wie de uitspraak bekend is: ‘índien ik ook maar één zucht tot mijn zaligheid moest toedoen, dan was het voor mij voor eeuwig verloren’. Op Abraham Kuyper heeft een oude vrouw, Pietje Baltus, veel geestelijke invloed uitgeoefend.
Heden ten dage ziet de rechterflank van de zogenaamde Gereformeerde Gezindte zich als afstammeling van de vroegere gereformeerde vroomheidsbeweging.
Prof. dr. W.J. op ’t Hof is hersteld hervormd predikant, bijzonder hoogleraar in de Geschiedenis van het gereformeerd Piëtisme aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, voorzitter van de Stichting Studie der Nadere Reformatie en heeft talloze publicaties over met name de gereformeerde vroomheid op zijn naam staan. Bovenstaand artikel is een bewerking van een artikel uit het blad Kunst en Wetenschap
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2013
Protestants Nederland | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2013
Protestants Nederland | 32 Pagina's