Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Artikel 36 NGB: een heet hangijzer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Artikel 36 NGB: een heet hangijzer

De omstreden 21 woorden verdienen eerherstel in de 21-ste eeuw

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) blijft een heet hangijzer. Het is de laatste jaren bon ton geworden om in eigen kring dit geloofsartikel onder kritiek te stellen. Maar doet men dan recht aan het document als geloofsartikel? Het artikel is de laatste eeuwen regelmatig voorwerp van karikaturen geweest.

Historicus drs. A. A. van der Schans stelt in het meinummer van Protestants Nederland dat het beroep op artikel 36 problematisch is geworden. Dat was al in het verleden het geval: het artikel komen we volgens hem in de 16e en 17e eeuwse politieke discussie over godsdienstvrijheid niet of nauwelijks tegen.
De machthebbers bevoordeelden de gereformeerden niet om reden van artikel 36 maar om politieke redenen. De politieke betekenis van artikel 36 speelt zich volgens Van der Schans af rond Door dr. K. van der Zwaag te Barneveld de vragen naar de legitimiteit betreffende het gebruik van fysiek geweld en andere vormen van repressie. De doorgaande lijn is dat artikel 36 nooit heeft gefunctioneerd of politieke werkelijkheid is geworden, een stelling die ook door dr. B. J. Spruyt regelmatig wordt geponeerd.
In grote lijnen kan ik mij in het betoog van Van der Schans vinden. Terecht legt hij de nadruk op het feit dat artikel 36 vaak lippendienst is bewezen, als een theoretisch beginsel los van de praktijk. Dat neemt niet weg dat al wordt artikel 36 niet met name genoemd in politieke of kerkelijke discussies, de zaak wel vaak aan de orde komt, dat wil zeggen dat de overheid gehouden wordt om het volk zo te regeren dat Gods eer daarmee gediend is.
Dat de praktijk soms een geheel ander beeld laat zien, geef ik Van der Schans volmondig toe. De weerbarstige werkelijkheid was er echter al in de zestiende eeuw en in onze tijd is de situatie alleen maar moeilijker geworden. Terecht is wel eens gezegd dat artikel 36 nog nooit zo ver van zijn praktisering is verwijderd als in onze tijd.

Korte opmerkingen
Ik wil graag puntsgewijs reageren met een aantal korte opmerkingen:
1. Het kan geen kwaad nog eens te onderstrepen dat artikel 36 een geloofsbelijdenis is, geen politiek programma. Het is een confessionele en later kerkelijk geijkte uitspraak over het ambt der overheid. De insteek is ronduit positief: het is de goede God die het kwaad en de ongebondenheid van de mens wil beteugelen en de roeping heeft het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen.
Uit dit laatste blijkt al een terughoudende taak van de overheid: de kerk en de Woordverkondiging blijven het beste medium om het Evangelie te verspreiden. De kerk gaat over het innerlijk, de overheid (slechts) over het uiterlijk.
2. De eerste calvinisten waren pleitbezorgers van de vrijheid van geweten en legden dit ook vast in de Unie van Utrecht, waar Van der Schans terecht op wijst. Is dat in tegenspraak met artikel 36? Nee, de gereformeerde vaderen hadden een hoge opvatting van de heiligheid van het geweten als de unieke en onaantastbare plek waar mens en God elkaar ontmoetten.
De Spaanse bewindhebbers werd juist verweten dat zij dit geweten hadden geknecht door de beoefening van de gereformeerde godsdienst te verhinderen en mensen te doden die deze godsdienst aanhingen. Guido de Brès was terughoudend om de doodstraf toe te passen. Groen van Prinsterer zegt dat de vaderen nooit een ‘dweepzieke’ uitleg aan artikel 36 hebben verbonden, omdat zij een ruime verdraagzaamheid in acht namen.
3. Met deze indirecte en terughoudende taak van de overheid ten opzichte van de godsdienst is echter niet alles gezegd. Artikel 36 spreekt duidelijk van een verplichting naar de kerk en de godsdienst: de roeping van de overheid om de hand te houden aan de heilige kerkedienst en afgoderij en valse godsdienst te weren (de ‘21 woorden’).

Twee tafelen van Gods Wet
De motivering is – conform die tijd – ontleend aan de twee tafelen van Gods Wet, de dienst aan God en de naaste. Zoals een vader over zijn huisgezin godvruchtig moet regeren, zo dient de overheid dat ook te doen over haar onderdanen. De cura religionis (zorg voor de religie) bij de overheid komen we niet alleen bij de reformatoren tegen, maar ook in humanistische kringen (Erasmus, Melanchthon).
4. Artikel 36 is geen losse zwerfkei in het staatkundig denken van de Reformatie, maar communis opinio in alle gereformeerde belijdenisgeschriften van de 16-de eeuw. Dezelfde uitdrukkingen over de godsdienstige taak van de overheid vinden we in de verschillende confessies Europabreed: Van Schotland naar Hongarije.
Wie kritiek uit op artikel 36, moet daarom ook andere gereformeerde belijdenisgeschriften op dit punt ter discussie stellen. Artikel 36 is de weerspiegeling van met name de visie van Calvijn op de overheid, die tot taak heeft de ware religie te bevorderen en te zorgen dat er een publieke gedaante van religie is.
5. De bijbels-gereformeerde visie op kerk en staat is dat kerk en staat een eigen oorsprong, aard en verantwoordelijkheid hebben, wat ik in mijn proefschrift heb aangeduid met: eenheid in verscheidenheid. De een mag niet over de ander heersen.
Er is sprake van een ellips: beide (kerk en staat) houden elkaar in evenwicht en kennen een hoger en gezamenlijk doel: de herkerstening van de samenleving. De Reformatie nam daarbij een positie in tussen Rome en doperdom. Bij Rome staat de kerk boven de staat, bij het doperdom –de radicale tak van de Reformatie– worden kerk en staat van elkaar gescheiden.
6. Het theocratisch denken, de inrichting van de samenleving in de geest van artikel 36, is onder druk gekomen door de opkomst van het moderne denken en de Verlichting. Overheid en staat worden losgekoppeld van een religieuze fundering: zie het magnum opus van de Brits-Amerikaanse historicus Jonathan Israel en zijn verheerlijking van de radicale Verlichting.
Sinds de negentiende eeuw krijgen de grond- en mensenrechten en de vrijheid van godsdienst steeds meer gestalte, mede in (inter) nationale verdragen. Een exclusieve waarheidsconceptie staat tegenover pluralisme, waarheidsrelativisme en (post)modernisme.
7. Kritiek op artikel 36 kwam vooral uit afgescheiden hoek, de Gereformeerde Kerken in Nederland. Abraham Kuyper nam hierbij het voortouw, door zijn beginselen van scheiding van kerk en staat (een vrije kerk in een vrije staat) en zijn visie op artikel 36 als middeleeuws relict en blijk van roomse zuurdesem.

Karikaturen
Hij was een meester in het scheppen van karikaturen zodat hij erin slaagde de geesten zo rijp te maken dat de Gereformeerde Kerken in 1905 de 21 woorden schrapten. De rode draad door Kuypers beschouwingen was dat de staat niet met dwang in geestelijke zaken mocht optreden. Het protestantisme was pas zeer laat tot de overtuiging gekomen dat “dwaling niet strafbaar is”. “De schifting tusschen burgers en burgers, naar wat ze denken en belijden, is Roomsch in merg en been.”
Kuyper heeft steeds de letterlijke betekenis van artikel 36, ook ten aanzien van weren en uitroeien, benadrukt. Het artikel legde volgens hem aan de overheid wel degelijk de plicht op om ketters desnoods te straffen met het zwaard, “en al naar de strafwet wordt ingericht, te radbraken (!), te martilizeeren (!) en te doemen ten vure (!).”
8. In de Hervormde Kerk is echter het theocratisch gedachtegoed levend gebleven (Groen van Prinsterer, Hoedemaker, Van Ruler, Haitjema, Holdijk). Gedachte daarbij was – bij de een meer ontwikkeld dan bij de ander – de (organische) eenheid van kerk en staat, het volksleven onder de koepel van Gods Woord.
9. Is artikel 36 onhaalbaar? Het is altijd onhaalbaar geweest. Het geloofsartikel is gericht aan een rooms-katholieke overheid, die de gereformeerden nota bene vervolgde! Er moet een durf geweest zijn bij de opsteller die clandestien zijn ‘pakket’ over de muur in Doornik gooide en zijn vijand aansprak om de valse religie te weren en uit te roeien. Wanneer De Brès spreekt van het Rijk van de Antichrist, kan hij niets anders dan Rome bedoeld hebben.
10. In de Republiek was er inderdaad, zo is Van der Schans toe te geven, spanning tussen een pragmatische overheid en de Gereformeerde Kerk, zeg maar de kooplui en de dominees. Er is wel eens ironisch gezegd dat het de machthebbers niet ging om de ware godsdienst maar om de warengodsdienst (religie onder dekmantel van de commercie). Van Ruler sprak van theocratie als torso.

Theocratische momenten
Toch zijn er mijns inziens altijd theocratische momenten, perioden in de Republiek, geweest waarin de gereformeerde religie herkenbaar gestalte kreeg in het publieke leven, zoals in Amsterdam en andere steden. Ik constateer momenteel een koudwatervrees voor een publieke gedaante van christelijke religie (sinds Constantijn de Grote).
Er is een herleving van neo-doperse opvattingen in de politiek, met als kenmerken: afwijzing van een christelijke overheid, een negatieve kijk op het Constantijnse tijdperk, dat de kerk opgezadeld zou hebben met macht (A. van de Beek) en een ontkenning van de christelijke politiek.
Uit de recente biografie van Henk Singor over Constantijn de Grote bleek hoezeer de wetgeving in het Romeinse Rijk is gestempeld geweest door christelijke beginselen, zoals de afwijzing van abortus, zorg voor de armen, totstandkoming van de zondag als rustdag.
Natuurlijk weet ik wel dat dergelijke zaken het hart van de mens niet raken of bekeren, maar we mogen toch blij zijn dat de openbare gedaante van de samenleving christelijke invloeden ondergaat?
11. De SGP heeft een ontwikkeling doorgemaakt waarin waarden als rechtsstaat en godsdienstvrijheid zijn omarmd, zo merkt Van der Schans terecht op. Beroep op artikel 36 om bepaalde godsdienstige uitingen te weren uit het publieke domein, is niet meer aan de orde. Dat zal waar zijn, maar daarmee is de zaak van een theocratisch geïnspireerde politiek niet verdwenen: het voorhouden van de eisen en beloften van het Woord van God voor het gehele leven.
Van Ruler heeft ooit gezegd ten aanzien van een neutrale overheid: in het neutrum sluimert het nihilum. Het zogenaamd neutrale kan ongemerkt gevuld worden door antichristelijke geesten. We hebben het in de vorige eeuw in Duitsland en Rusland gezien, en we constateren het opnieuw in een liberaal-secularistische overheid.

Klassieke betekenis
12. De klassieke betekenis van artikel 36 is dat Gods Woord het hele leven geldt, niet alleen voor de individuele persoon, maar ook voor de overheid, de politiek en de samenleving. De kunst van deze tijd is wel dat het artikel creatieve vertaling behoeft. De relevantie ervan ligt mijns inziens op hernieuwde bezinning op de betekenis van religie en moraal voor de samenleving en het belang van een voorwaarden scheppende taak van overheid ten aanzien van kerk en godsdienst.
13. “Wie niet droomt, leeft niet meer”. Deze opmerking van Van Ruler heeft niets aan actualiteit ingeboet. Ik bedoel hier geen dagdromerij of irrealistische ideeën, maar de verwachting van het komende Koninkrijk, waar artikel 36 op uitmondt: artikel 37, de wederkomst van Jezus Christus.
In de politiek is een schreeuwende behoefte aan een tegenreactie op de huidige verzakelijking en vereconomisering van de politiek, zonder inhoudelijke visie op politiek en samenleving op de lange termijn. Op prikkelende wijze gezegd: De omstreden 21 woorden verdienen eerherstel in de 21-ste eeuw.


Reactie van drs. A.A. van der Schans:
Ik dank dr. K. van der Zwaag voor zijn uitgebreide reactie op mijn bijdrage over artikel 36 NGB. Hij heeft recht van spreken als het over artikel 36 gaat. In zijn proefschrift Onverkort of gekortwiekt? geeft hij een uitvoerig systematisch-historisch overzicht van de omgang met dit artikel van 1561 tot het einde van de twintigste eeuw. Hij eindigt zijn 617 bladzijden tellende onderzoek met de aanbeveling artikel 36 opnieuw te doordenken op de drempel naar de 21e eeuw.
Inmiddels zijn we de genoemde drempel gepasseerd. In het vorige nummer van Protestants Nederland heb ik gehoor gegeven aan de oproep van Van der Zwaag artikel 36 verder te doordenken voor de eigen tijd.
Wanneer Van der Zwaag in zijn bijdrage over het artikel 36 in dit nummer stelt: “Het is de laatste jaren ‘bon ton’ geworden om in eigen kring dit geloofsartikel onder kritiek te stellen”, weet ik niet wie hij bedoelt. Even verderop stelt hij opnieuw ongeadresseerd, dat wie kritiek uit op artikel 36, ook andere gereformeerde belijdenisgeschriften op dit punt ter discussie moet stellen.
Voor zover het nog niet duidelijk was: Voor mij is het onverkorte artikel 36 in de NGB onopgeefbaar. Het is inderdaad een geloofsartikel van de gereformeerde kerk. Ik ben het met de strekking van het artikel van Van der Zwaag helemaal eens: “de zaak van een theocratisch geïnspireerde politiek is in 2015 niet verdwenen”.


Politieke werkelijkheid van vandaag
Toch vind ik de doordenking van Van der Zwaag van de politieke betekenis van artikel 36 over de drempel van de 21 eeuw, tegenvallen. Het wordt in zijn artikel niet duidelijk hoe de noties vanuit artikel 36 betekenisvol toegepast kunnen worden in de politieke werkelijkheid van vandaag.
Van der Zwaag blijft te veel steken in algemeenheden, hoe dierbaar ook. Maar hóe helpen deze mooie uitspraken de huidige SGP-Kamerleden hun standpunt te bepalen ten opzichte van de rechtsstaat en de godsdienstvrijheid?
Guido de Brès heeft zelf hierop een begin van het antwoord gegeven. Hoofdstuk 21 van zijn ‘Het wapen van het christelijk geloof’’ luidt:’ Niemand dwingen om te geloven’’. Hierin verwerpt hij geloofsdwang en geweld (uitgezonderd het straffen van overtuigde ketters). Hij verdedigt gewetensvrijheid.
Dit is het klassiek gereformeerde standpunt. Er komt wel iets bij. Zolang de overheid niet aan de kerk gehoor geeft om de christelijke godsdienst te erkennen als de passende dienst aan de Schepper, zeg ik met De Brès: ‘het geloof moet verdedigd worden door het geloof’.
Voor je het weet verwordt een standpunt, los van de geloofswortel, tot dweperij. De SGP beseft dat goed en vervult haar roeping binnen het huidige bestel. Het zou verstandig zijn dat nu ook in de beginselen van de partij beter te formuleren.

Dr. K. van der Zwaag te Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Artikel 36 NGB: een heet hangijzer

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's