Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg naar de brandstapel

Bekijk het origineel

De weg naar de brandstapel

Over het leven, de theologie en de weg van Hus naar de brandstapel [4]

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we kennis nemen van de daden en opvattingen van Jan Hus komt de vraag aan de orde: wat is er ketters aan zijn leer? Wanneer is iemand eigenlijk een ketter? Kan het zo zijn dat een toevallige groep tegenstanders de kerkleiding aan zijn kant krijgt waardoor hun slachtoffer gemakkelijk uit de weg kan worden geruimd? Hoe zat dat bij Jan Hus? Enkele punten zijn hier aan te dragen.

Bij de vaststelling van ketterij bij een voorganger in de kerk golden twee belangrijke criteria: a. duidelijkheid over de afwijking van de orthodoxe kerkleer; b. de niet-betoonde gehoorzaamheid aan de kerkleiding. Iemand die schuldig werd bevonden aan deze zaken – en zich niet bekeerde – was een ketter, d.w.z. iemand die ‘heresie’ veroorzaakte en zo de kerk scheurde.
De grote scholasticus van de middeleeuwse kerk, Thomas van Aquino, oordeelde dan ook dat ketters het geloof, dit is ‘het leven Door dr. H. Veldman te Zuidhorn van de ziel’, vervalsen en dat ze daarom ter dood gebracht moesten worden. Door de (toen gebruikelijke) samenwerking tussen kerk en staat werd de ketter door de kerkleiding veroordeeld en vervolgens door de staat geëxecuteerd. ‘De kerk drinkt geen bloed.’
Jan Hus stond in eigen land al ‘voorgesorteerd’ voor een strengere veroordeling: hij was al geëxcommuniceerd door de aartsbisschop en onder het interdict van Praag buitengesloten van alle diensten van de kerk. Ook hij had machtige beschermers, die echter vaak een pragmatische koers voeren en hun protegé op een cruciaal moment lieten vallen.
De kerkleiding was op het Concilie van Konstanz in hoofdzaak bezig de eenheid van de kerkelijke organisatie te herstellen; de zaak- Hus was een bijkomstig iets. Men kon met de behandeling ervan wel bereiken dat de beoogde eenheid meteen voorzien werd van een duidelijk bewijs van orthodoxie.
Een veroordeling van Hus is dan ook eenvoudig te beschouwen als de overwinning van een dominante partij die ‘toevallig’ op dat moment de kerkelijke touwtjes strak in handen heeft.

Hus naar Konstanz
Omdat koning/keizer Sigismund er bij paus Johannes XXIII op aangedrongen had een algemeen concilie samen te roepen, mede om de zaak-Hus te beslechten, was Jan Hus bereid om daaraan zijn medewerking te verlenen. Sigismund, die aan de kant van Hus en zijn Bohemers stond, verleende hem de salvus conductus, d.i. vrijgeleide voor heen en terug en ook voor de tijd van zijn verblijf in de conciliestad.
Hus vertrok op 11 oktober 1414 uit Bohemen en arriveerde op 3 november in Konstanz waar hij een paar kamers betrok in de herberg van een oude weduwe, terwijl het wachten is op de opening van het aangekondigde concilie. Hij werd al spoedig door paus Johannes XXIII ontvangen, die zelf hoopte dat het concilie hem tot enige, echte paus zou aanwijzen – ook omdat het vorige concilie, dat van Pisa, zijn twee collega’s (beter: concurrenten) al had afgezet.
Johannes XXIII deed Jan Hus de serieus klinkende toezegging dat diens ban en excommunicatie zouden worden opgeheven en dat hem geen onrecht zou overkomen. Dat klonk als een bevestiging van het vrijgeleide dat koning Sigismund plechtig aan Hus had verstrekt. Daarom ging Hus er ook toe over om in zijn herberg te preken, drie weken lang.
Maar nog diezelfde maand november veranderden de zaken grondig. In een paar weken tijd wisten Hus’ tegenstanders – onder hen ook de Bohemers (!) Stephan Paletsch en de onvermoeibare Michael de Causis - zo veel stemming tegen Hus te kweken dat nauwelijks iemand meer voor hem durfde op te komen. Hus was toch die revolutionaire rakker die de autoriteit van pausen en concilies relativeerde, zo niet ontkende? Hij was met al zijn kerktheorieën een gevaar voor de kerk.

Van cel naar cel
In de laatste maand van 1414 stroomde de stad Konstanz vol, niet alleen met theologen uit alle windstreken, ook met vorsten van allerlei rang en stand. En daarbij kwam tegelijk een grote anonieme groep ‘dames van licht allooi’ die het zedelijk peil van de stad er niet beter op maakten. Het was Hus een doorn in het oog.
Op 28 november lokten tegenstanders de Bohemer naar het verblijf van een vooraanstaand geestelijke, waar koninklijke(!) dienaren hem arresteerden en gevangen zetten in een onderaards gewelf van een Dominicanenklooster – waar de monniken hun toiletten hadden. Hus werd er ziek van (het gebouw op die locatie nu is het Inselhotel).
De aankomst van koning Sigismund op 24 december 1414 betekende geen verbetering in het lot van Hus. De koning deed wel erg boos, toen hij hoorde dat het vrijgeleide was geschonden, maar hij ondernam niets om Hus vrij te krijgen. Het tegendeel gebeurde: de toezegging voor een vrijgeleide werd ingetrokken! Reden: een hardnekkige ketter mag je geen gunsten bewijzen.
Later, toen het concilie begon, kwam Jan Hus vast te zitten in de toren van het kasteel Gottlieben aan de Zwitserse oever van de Rijn. De ironie van de geschiedenis was er ook: tegenpaus Johannes XIII werd – in maart 1415 na zijn mislukte poging te vluchten – daar ook gevangen gezet. Het concilie wilde daarmee alle ruimte creëren om zelf een paus te kiezen. Johannes heeft er vier jaar gezeten.
Het zal Hus zeker ter ore zijn gekomen dat het concilie op 4 mei 1415 de leer van Wyclif – in meer dan 300 stellingen samengevat - veroordeelde. Het was een veeg teken, maar Hus hoopte nog steeds gelegenheid te krijgen om het concilie toe te spreken. Dan zou hij de hoge heren wel weten te overtuigen…
Maar eerst volgde een verhoor van vier dagen. Daarvoor werd Hus op 5 juni overgebracht naar het Franciscanenklooster. Zijn vrienden wisten te bereiken dat Hus in alle openheid het concilie mocht toespreken. En dat hij op hoofdlijnen zijn opvattingen kon verdedigen. Maar het resultaat was nihil: het concilie eiste alleen maar publieke herroeping, de uitleg van Hus werd terzijde geschoven. Zo bleef hij de gevangene van het concilie.
Op 1 juli schreef Hus zijn slotverklaring. Een existentieel document, waarin hij zich in korte bewoordingen aan de lezers voorstelde als ‘priester van Jezus Christus’. Hij pleitte zich vrij van ketterij en onderwierp zich in alles aan het oordeel van God. Onverzettelijk schreef hij: Ik kan de goede leer van Christus, zoals ik die verkondigd heb, niet afzweren.

Toenemende onrust in Bohemen
Tijdens het proces tegen Jan Hus deed koning Sigismund enkele zwakke pogingen om iets ten gunste van Hus te bereiken, maar het resultaat was feitelijk nietszeggend. In Bohemen was een actie begonnen om Sigismund via een petitie te bewegen zijn toezegging aan Hus, de salvus conductus, nu waar te maken: 50 Boheemse edelen richtten zich in april tot de vorst. In mei werd dit gevolgd door een nieuwe petitie van250 vooraanstaande personen; ze waren afkomstig uit Bohemen, Moravië en Polen. Ze wensten van de vorst onmiddellijke vrijlating van Hus. Een uitstekend gebaar van solidariteit. Maar Sigismund legde de verzoeken naast zich neer. De hoop op lijfsbehoud van Hus was daarmee vervlogen. In Bohemen werd de afloop met grote spanning gevolgd.
In afwachting van de voltrekking van het vonnis schreef Hus veel brieven naar zijn geloofsgenoten in Bohemen. Daarin schrijft hij – zinspelend op zijn naam Hus (= gans) - over de tamme ‘gans’, die geen hoogvlieger is en er niet in geslaagd is de strikken te verbreken. “Maar andere vogels, die door Gods genade en hun bouw wel hoog kunnen vliegen, zullen hun hinderlagen vernietigen en andere vogels bemachtigen voor Christus Jezus. Hij zal hen sterken en al zijn gelovigen bekrachtigen.”
Luther schreef hierover in 1531: ‘Jan Hus heeft, toen hij uit de gevangenis naar het Boheemse land schreef, over mij voorspeld: Gij zult nu een gans braden, maar over 100 jaar zult gij een zwaan horen zingen, die gij zult moeten verdragen en daar zal het ook bij blijven zo God het wil.” Zo wordt wel verklaard dat de Lutherse kerken de zwaan als symbool kregen. Luther had al in 1519 gesteld: “Onbewust zijn wij allemaal Hussieten.”

De uitspraak in de zaak-Hus
6 juli werd de beslissende dag: zonder paus besloot het concilie van Konstanz dat de leer van Jan Hus ketters was. Het vonnis werd Hus op de morgen van de 6de juli voorgelezen tijdens een plechtige zitting in de volgepakte Dom. Meer dan eens onderbrak Hus de spreker met protesten en gebeden.
Vanwege zijn opvatting dat de kerk de onzichtbare gemeente is van de uitverkorenen werd Hus tot de vuurdood veroordeeld. “Het dode hout moet afgehakt en verbrand worden, voordat het met zijn vuiligheid de hele boomstam aansteekt.” Aldus de kerkvergadering die hem – nadat hij geweigerd had te herroepen – overleverde aan de wereldlijke macht voor de executie.
Hus werd door zeven bisschoppen gedegradeerd uit zijn kerkelijke ambt, hem werd de priesterkleding afgenomen en een ‘gewoon’ gewaad aangetrokken. Een papieren kettermuts werd hem opgezet waarop drie dansende duivels stonden getekend, met daarbij de term haeresiarcha, d.w.z. aartsketter. Zo werd de route naar de executieplaats buiten de stad werd ingezet.

De executie
Op weg naar de brandstapel kwam de stoet, met Hus in het midden, langs koning Sigismund. Daar keek Hus de vorst recht in de ogen en herinnerde hem aan zijn belofte. De koning liep vuurrood aan, iets wat veel omstanders later bevestigden. Onderweg werden de boeken van Hus op straat verbrand.
Hus zelf werd stevig op de brandstapel vastgebonden. Hem werd nog één keer gevraagd te herroepen (wat hem lijfsbehoud zou opleveren, maar wel levenslange opsluiting), maar daar ging Hus niet meer op in. Hij ging in gebed. Hij hief geestelijke liederen aan. Hij riep tot God: Heer, in Uw hand beveel ik mijn geest.
Terwijl het vuur was aangestoken en de rook omhoog kringelde, wilde Hus nog wat tot de omstanders zeggen, in het Duits. Het werd hem als ketter niet gegund. Opnieuw ging Hus zingen: “Jesu Christe fili dei vivi qui passus es pro nobis miserere mei”, dat is: “Jezus Christus, Zoon van de levende God, die voor ons geleden hebt, ontferm U over mij”.
Al zingend smoorde zijn stem door vuur en rook en zo stierf Jan Hus. Alles wat hij bij zich droeg – ook zijn kostbaarheden en zijn geld - moest verbrand worden en zelfs zijn beenderen vermorzeld: men had besloten dat alle asresten van de ketter moesten worden opgeruimd en in de Rijn worden verzonken. Niets zou er aan Jan Hus mogen herinneren.

Na 1415
Voor de nawerking van bovenstaande gebeurtenissen stip ik slechts de hoofdzaken aan.
· In 1416 werd ook Hus’ jongere vriend Hieronymus van Praag (die vrijwillig naar Konstanz was gekomen) omgebracht op de brandstapel.
· Vanaf 1419 – toen koning Wenceslaus stierf en keizer Sigismund ook Boheems koning werd – ontbrandde er in het Boheemse land een oorlog van keizer en paus die kruistochten tegen de strijdbare Hussieten organiseerden: de Hussietenoorlog.
· De Hussieten waren onderling verdeeld: een deel wilde een avondmaalsviering waarbij brood en beker aan de gelovigen werden uitgereikt; een ander deel wilde nog radicaler (dan Hus) zijn en alles verbieden wat niet in de Bijbel voorgeschreven was.
· In 1459 stichtten de gematigde Hussieten de ‘Brüderunität’, in Nederland bekend onder de naam ‘Boheemse en Moravische Broeders’. Bekende voormannen uit deze kring waren Johann Amos Comenius en Ludwig Graf von Zinzendorf.
· Toen Luther in 1521 voor keizer Karel V moest verschijnen en hij niets wilde herroepen, heeft een aantal adviseurs de keizer voorgehouden dat hij een ketter niet hoefde te beschermen (met een vrijgeleide). Toen moet Karel gezegd hebben: “Ik zal niet blozen als Sigismund.”
· Hus heeft vastgehouden aan de roomse leer van de werkgerechtigheid, oftewel de verdienstelijkheid van de goede werken, al stond bij hem de genade voorop in de leer van de verlossing.
· Na het neerhalen van het IJzeren Gordijn ontstond er in Tsjechië steeds meer interesse voor de geschiedenis van de Reformatie in hun land. Dat leidde er o.m. toe dat een instituut werd opgericht voor studie over de Reformatie; op de website van de Bohemian Reformation and Religious Practice (BRRP) – gerelateerd aan de Academie van Wetenschappen van de Tsjechische Republiek, worden wetenschappelijke studies gepubliceerd die nieuwe inzichten aanreiken over de Boheemse Reformatie die met Jan Hus was begonnen.
· Het is op dit moment de grote vraag of ‘Rome’ ooit zo ver komt dat het Jan Hus gaat rehabiliteren. Mijn inschatting is dat dit minstens één brug te ver is, maar wie weet is paus Franciscus een bruggenbouwer.

Dr. H. Veldman te Zuidhorn

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's

De weg naar de brandstapel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's