Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN PURITEINSE VISIE OP DE JODEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN PURITEINSE VISIE OP DE JODEN

Edward Elton: De Joden zijn de natuurlijke takken aan Gods olijfboom

8 minuten leestijd

Edward Elton (1569 - 1624) was een predikant die een belangrijke verdediger was van de puriteinse orthodoxie en een bestrijder van de antinomianen.1 Over zijn leven is betrekkelijk weinig bekend. Hij studeerde aan de universiteit van Cambridge en behaalde aldaar de graad van MA in 1592 en BD (Magdalene College, theologie) in 1599. In 1601 werd hij predikant in Thorpein-Glebis (Nottingham-shire) en in 1606 werd hij verbonden aan de gemeente van St. Mary Magdalene in Bermondsey (London). In 1624 overleed hij en werd in Bermondsey begraven.

Vanaf zijn jeugd tot zijn dood was hij bevriend met John Brinsley (1566 - 1624), beroemd vanwege baanbrekend werk op het gebied van taalonderwijs. Brinsley werd in 1600 benoemd tot hulppredikant en hoofd van de Latijnse school in Ashby-de-la-Zouch. Brinsley was aldaar assistent en vriend van de puritein Arthur Hildersham (1563 - 1632). Elton was ook bevriend met de bekende puriteinse theoloog Richard Sibbes (1577 - 1635). Brinsley en Sibbes werden door Elton aangesteld als uitvoerders van zijn testament.2

Elton schreef een aantal boeken, ondermeer een verklaring over Kolossenzen (1615, 2e druk 1620), Romeinen 7 (1618, 2e druk 1653), Romeinen 8 (1623, 2e druk 1653), Gebed des Heeren (1625, 2e druk 1647), Tien Geboden (1625, 2e druk 1648) en Romeinen 9 (1653). Er zijn geen Nederlandse vertalingen van deze werken bekend. De drie laatstgenoemde boeken werden pas na zijn dood uitgegeven.

In zijn verklaring van Kolossenzen en van Romeinen 9 is Elton opmerkelijk positief over de joden. Elton leefde in een tijd waarin al drie eeuwen in Engeland zeer negatief over de joden werd gedacht. Reeds in 1290 had de Engelse koning Edward I (1239 - 1307) een wet uitgevaardigd waarin alle joden werd bevolen om vóór Allerheiligen (1 november) Engeland te verlaten. De joden die bleven zouden de doodstraf krijgen. Twee eeuwen later werden de joden ook verbannen uit Spanje en Portugal (1492 respectievelijk 1497).

Portugese crypto-joden

Tijdens het bewind van de Engelse koning Hendrik VIII (1491 - 1547) vestigde zich een kleine groep van ongeveer 70 Portugese crypto-joden in Londen, alwaar zij bijeen kwamen in een geheime synagoge in het huis van Luis Lopes.3 Onder het bewind van Elizabeth I (1533 - 1603) nam de geheime gemeenschap van de joden toe tot ongeveer 100 personen. Zolang zij geen openbare schande veroorzaakten werden de joden door koningin Elizabeth I getolereerd. Haar opvolger koning Jacobus I (1566 - 1625) was minder flexibel.

Nadat Jacobus in 1604 de oorlog met Spanje had beëindigd verhuisden een aantal Portugese joden vanuit Amsterdam naar Londen. Toen bekend werd dat zij in het geheim als jood leefden moesten zij in 1609 Engeland weer verlaten.4 Sir Henry Finch, een gerespecteerd en beroemd jurist, die in 1621 een boek schreef waarin hij het voor de joden opnam, belandde prompt in de gevangenis.5

De joden werden namelijk beschouwd als vreemdelingen, zowel van de genade van God als van de Engelse overheid. Het was niet helemaal duidelijk of de joden in alle opzichten mensen waren. Evenmin of de Bijbeltekst in Johannes 8:44 ‘uw vader de duivel’ letterlijk op de joden betrekking had of dat het beeldspraak was.6 Henry Blount stelde in 1636 dat de joden een extreme corrupte liefde voor eigen belang hadden die algemeen bekend bleek uit het elkaar voortdurend onderling bedriegen en dwars zitten.7

Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk en bijzonder moedig van Elton - een predikant die in de betrekkelijke nabijheid van de Engelse koning Jacobus I vertoefde - om het openlijk op te nemen voor de joden.

Kolossenzen 4:10-11

Bij de verklaring van Kolossenzen 4:10-11 merkt Elton onder meer het volgende op. “Dat de Apostel deze drie, Aristárchus, Markus en Justus, prees, die tot het geloof bekeerd waren en nu gelovige christenen waren, dat zij waren van de afkomst en het geslacht der Joden, moeten we aldus begrijpen, dat het er ver vanaf is enige verkleining of schande te zijn voor ware gelovigen dat zij afstammen van het geslacht der Joden. Dat het werkelijk een zaak van waardigheid en eer voor hen is, dat zij afstammen van zulke voorouders. Dat zij afkomstig zijn van hen, die een volk waren met welke de Heere een speciaal verbond gemaakt had. Want hoezeer ook de meeste van dat volk gewoonlijk afviel door hun ongeloof, toch verhindert dit niet dat het overblijfsel van hen dat gelooft, enige vorm van voorrecht heeft boven andere mensen. De Apostel die vraagt in Romeinen 3:1, Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welke is de nuttigheid der besnijdenis? beantwoordt dit zelf in het 2e vers: veel in alle manier. Want dit is wel het eerste, dat hun de woorden Gods zijn toe betrouwd. Want wat is - zegt hij - al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof Gods teniet doen? Dat zij verre. De gelovige heidenen zijn kinderen Gods geworden tezamen met de gelovige Joden, maar zo dat de Joden - als het ware - zijn de eerstgeborenen en de oudste broeder van de twee. De heidenen zijn geen echte takken van Gods olijfboom, maar zijn als wilde olijftakken ingeplant. Daarentegen zijn de Joden natuurlijke takken. Aan de Joden is het evangelie eerst gepredikt door Gods gebod, Mattheüs 10:6 en van hen ging het verder naar de heidenen. De Apostel somt vele voorrechten van de Joden op”, zie Romeinen 9:4 ... “Daarom is het ongetwijfeld een zaak van eer voor de ware gelovige Joden dat zij afstamden van zulke voorvaderen. Dit moet ons leren de joden niet te haten - zoals velen doen - omdat zij joden zijn, maar hun koppigheid te haten wat betreft het verwerpen van Christus en het christelijk geloof.

Maar als zij ware gelovigen zijn dan hen nog meer lief te hebben, omdat zij joden zijn. Ziende dat de Heere zo’n speciaal verbond met dat volk maakte en hen verwaardigde zulke voortreffelijke voorrechten en dat zij afstammen van de heilige patriarchen naar het vlees. In dat opzicht moeten we hen liefhebben hoewel zij nog ongeroepen zijn en hen het goede toewensen en bidden voor hun roeping en voor hun bekering.”8

Een zeer voornaam volk

In zijn boek over Romeinen 9 - dat overigens geruime tijd na zijn dood werd gepubliceerd - herhaalde Elton in zijn verklaring van vers 5 zijn positieve visie op de joden.

“Uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat. Dit is toegevoegd als aanvullende zaak van eer en waardigheid voor de joden, dat Christus van hen afstamde zoveel het vlees aangaat, betreffende zijn menselijke natuur. Dat is, die de Zoon van God was en dat van alle eeuwigheid, dezelfde voorouders en stamvaders als hen zou hebben. Waaruit we dan zien dat de Joden een zeer voornaam volk zijn, aan wie veel buitengewone voorrechten zijn verleend, zoals de aanneming tot kinderen, de heerlijkheid en de verbonden, en de wetgeving en de dienst Gods, etc. Dat zij van het zaad der patriarchen waren en - wat nog meer is - dat Christus zelf, wat zijn menselijke natuur aangaat, van hen afstamde was ongetwijfeld een zaak van grote eer.”

“Wat ons behoort te leren de joden niet te haten - zoals vele doen - alleen omdat zij joden zijn. Louter vanwege de naam en titel van joden te zijn. Welke naam onder ons zo verfoeilijk is, dat zij denken dat zij iemand niet slechter kunnen aanduiden dan te zeggen dat hij een jood is. Maar geliefden, dit behoort niet te gebeuren. Want wij zijn geroepen om joden lief te hebben en te eren als het oude volk van God. Hen het goede toe te wensen en ernstig tot God te bidden voor hun bekering. We moeten hen wel haten om hun koppigheid in het verwerpen van Christus en het geloof in Hem, maar wij behoren hen lief te hebben ten aanzien van hun oude en aanzienlijke voorrechten. Vooral dat zij ooit Gods volk waren. Dat Christus zelf van hen afstamde.”

“En als wij van de bekering van enige van hen vernemen, behoren wij hen zoveel meer lief te hebben. Wanneer zij komen om het Evangelie van Christus aan te nemen en hartelijk te omhelzen. Want hoewel gelovige joden en heidenen één lichaam in Christus vormen, zijn de joden toch onze oudste broeder en het Evangelie werd eerst aan hen aangeboden en gepredikt.”

“Gij zult niet heengaan op de weg der heidenen en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen, zegt onze Zaligmaker in zijn eerste opdracht verleend aan Zijn discipelen, Matthéüs 10:5-6, maar gaat veelmeer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. Zodat het Evangelie eerst gepredikt werd aan de joden, zoals de apostel spreekt, Handelingen 13:46 en na hen daalde het af en ging het verder naar ons heidenen. Zodat alle gelovige joden door ons geëerd en geliefd behoren te worden, als zijnde onze oudste broeder en Gods volk. Ja we moeten hen, die nog niet geroepen en bekeerd zijn, het goede toewensen en ernstig en hartelijk te bidden voor hun bekering.9

Engelse Bijbel - King James version

Er zijn geen aanwijzingen dat Elton in contact stond met (crypto)-joden. Ook is onbekend of Elton, die in 1606 predikant werd in Bermondsey (Londen), betrokken was bij het tot stand komen van de vertaling van de Engelse Bijbel - King James version (1611). Volgens Katz was een behoorlijk aantal joodse geleerden beschikbaar voor de Bijbelvertalers.10 Niet onmogelijk is dat de positieve visie van Elton op de joden mede te danken was aan contact met (enige van) deze joodse geleerden.


En als wij van de bekering van enige van hen vernemen, behoren wij hen zoveel meer lief te hebben.


Noten

1 Ernest F. Kevan, The Grace of Law, A study in Puritan Theology (Grand Rapids 1976) 28.

2 Vivian Salmon, ‘John Brinsley and his friends: scholarship in seventeenth century Leicestershire’, Transactions Leicestershire Archeological and Historical Society, volume LI (1975-76) 10.

3 Edgar Samuel, At the end of the earth (London 2004) 130.

4 Idem, 137.

5 David S. Katz, Philo-semitism and the readmission of the Jews to England 1603-1655 (Oxford 1982) 95.

6 Idem, 162.

7 Idem, 168.

8 Edward Elton, An Exposition of the Epistle of Saint Paul to the Colossians (London 1620) 674-675.

9 Edward Elton, The Great Mystery of Godlinesse Opened (London 1653) 36.

10 Katz, Philo-semitism, 12.


C.L. Freeke te Katwijk aan de Rijn

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Protestants Nederland | 28 Pagina's

EEN PURITEINSE VISIE OP DE JODEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Protestants Nederland | 28 Pagina's